Het wetje van Van Houten
Eind 19e eeuw werkten er veel kinderen in Nederland in de textielindustrie, glasblazerijen, schoenfabrieken, touwslagerijen en de tabaks- en klei-industrie. Lange werktijden, slechte werkplaatsen,
onveiligheid en lage lonen waren aan de orde van de dag. Van Houten, een liberaal kamerlid, zorgde er in
1873 voor dat er een wet kwam tegen arbeid door kinderen jonger dan 12 jaar, het beroemde Kinderwetje
van Van Houten. Sindsdien controleert de Arbeidsinspectie of er ergens kinderen werken of niet, al is
de leeftijdgrens opgeschoven tot 15 jaar (voor parttime werk naast school).
Een vicieuze cirkel
Ook in Bangladesh zijn discussies gaande over kinderarbeid. Anders dan in Nederland vroeger komt
kinderarbeid in Bangladesh nog vooral op het platteland voor. De belangrijkste reden voor kinderarbeid is de
armoede. De ouders kunnen niet genoeg verdienen om het gezin te onderhouden en kinderen worden
ingeschakeld om het gezinsinkomen te vergroten. Maar voor ieder kind dat werkt, is er een volwassene
werkloos. Fabriekseigenaren nemen maar al te graag kinderen aan. Ze werken hard, zijn handig, klagen
niet zo snel en … zijn goedkoper dan een volwassene. Er zijn wel wetten in Bangladesh die de kinderen
moeten beschermen, maar er is nog veel te weinig controle, dus voor de wet hoeven de fabriekseigenaren niet bang te zijn.
Trouwens de wetten in Bangladesh geven de kinderen weinig houvast. Kinderen moeten tot hun 10e verplicht
naar school, maar mogen als ze van school komen niet voor hun 14e gaan werken. Kennelijk verwacht de
regering van Bangladesh dat deze kinderen vier jaar lang duimen gaan zitten draaien.
Trots toont deze jongen zijn weekloon.
Hij kan er net een brood van kopen.
Kinderen van 14 jaar en ouder mogen volgens de wet tussen 7 uur s ochtends en 7 uur s avonds maximaal 5 uur per dag werken. Maar zoals gezegd zijn werkdagen van 12 tot 17 uur geen uitzondering. Volgens de Verenigde Naties werkt in Bangladesh ongeveer eenderde van de kinderen onder de 18 jaar, dat zijn er zo’n 15 miljoen.
Het lachende tapijt
Sinds kort kunnen de Nederlandse en Duitse kopers kindvriendelijke’ tapijten kopen. Ze zijn te herkennen
aan het zogenaamde Rugmark-logo: een beeldmerkje op de achterkant waarop een lachend tapijtje te zien is. Het logo
garandeert dat aan de fabricage geen kinderhanden te pas zijn gekomen en dat in de tapijtfabrieken het
wettelijk minimumloon wordt betaald. Deelnemers verplichten zich 1% van de waarde van de tapijten in
een speciaal fonds te storten. Dat fonds wordt door Unicef, het kinderfonds van de Verenigde Naties,
beheerd. Met behulp van dat geld wordt ex-slaafjes een betere toekomst geboden, bijvoorbeeld door het
volgen van onderwijs. In Nederland voeren diverse instellingen campagne tegen kinderarbeid, waaronder
Novib.
Het logo van de campagne “Stop kinderarbeid”