IRAN
Vlag
Drie strepen, groen, wit en rood. Versierd met de herhaalde tekst Allah Akbar (God is
groot). In het midden van de witte streep gestileerd het woord Allah in
de vorm van een tulp (het symbool van martelaarschap).
Staatshoofd
President Seyed Mohammed Khatami
Geestelijk leider
Ayatollah Ali Hoseini-Khamenei.
Staatsvorm
Islamitische republiek. Het politieke, sociale en economische bestel is
gebaseerd op de Islam. Daarmee worden leger, politie en de rechterlijke
macht ondergeschikt gemaakt aan de macht van de geestelijk leider. President
Khatami staat een meer westers model republiek voor.
Bevolkingssamenstelling
Voornamelijk perzen 51 %, Azeri 24%, Koerden 7%, Arabieren en Turken 5%
Religie:
Sji’ietische moslims: 89%
Soennitische moslims: 10%
Standpunt met betrekking tot ‘Operation Iraqi Freedom’
Iran heeft zich uitgesproken tegen een aanval op Irak zonder dat die aanval
door de Verenigde Naties wordt gesanctioneerd. Het veroordeelt de oorlog
van de VS tegen Saddam, maar benadrukt tegelijkertijd dat Iran het regiem
van Saddam Hussein niet ondersteunt. Onder leiding van President Khatami
neemt Iran afstand van het tijdperk van geestelijke leiders (ayatollahs,
zoals bijvoorbeeld Khomeini), die een isolationistische politiek voerden
en uitgesproken anti-westers (en anti-VS) waren. President Khatami is
voorstander van een staakt-het-vuren, om dan vervolgens door middel van
besprekingen een oplossing proberen te vinden.
Achtergronden
De geschiedenis van het moderne Iran begint in 1925, als Reza Pahlavi
zichzelf uitroept tot de Shah (koning) van Perzië. Onder zijn krachtige
bewind, en later dat van zijn zoon Muhammad Reza Pahlavi, wordt de modernisering
van het land voortvarend ter hand genomen. Beiden zijn trouwe bondgenoten
van het westen en de VS. Er groeit verzet, vooral uit de geestelijke hoek,
dat uitmondt in een revolutie. In 1979 roept ayatollah Khomeini de Islamitische
Republiek van Iran uit. Hij is fel gekant tegen de VS en Israël.
Saddam Hussein ziet de ontwikkelingen in het buurland met lede ogen aan.
Khomeini is een sji ‘ietische geestelijke: Saddam is bang dat de
sji’ietische onderdrukte meerderheid in zijn land nu ook in opstand
zullen komen. Dit zou grote gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van
de enige olie-exporthaven van Irak, Basra. De haven is te bereiken via
een honderd kilometerlange vaargeul landinwaarts, de Shatt-al-Arab. Niet
alleen ligt de vaargeul in het woongebied van de sji’ieten, het
wordt ook nog gedeeltelijk door Iran beheerd. Dit beheer is een gevolg
van een contract met de toenmalige Shah van Perzie. Ook liggen er in het
gebied grote olievoorraden.
Allemaal redenen voor Saddam om Iran aan te vallen, in 1980 is het zover.
Hij rekent er op dat Khomeini makkelijk kan verslaan, maar dat pakt anders
uit. Als hij de oorlog dreigt te verliezen, krijgt Saddam steun van westerse
landen die in de fundamen-talistische Khomeini een gevaar zien. Ook met
deze steun wordt de oorlog niet beslist, wel is de economie van beide
landen ernstig ontwricht en zijn er aan beide kanten tienduizenden burgerslachtoffers
gevallen. In 1988 wordt een staakt-het-vuren afgesproken. Als in 1990
de oorlog met Koeweit uitbreekt, houdt Iran zich afzijdig. Wel krijgt
het grote vluchtelingenstromen van sji’ieten te verwerken, die voor
de vervolgingen van Saddam op de vlucht zijn. Ook nu vreest het voor vluchtelingen-stromen.
Na de dood van ayatollah Khomeini in 1990, is Iran geleidelijk een minder
isolationistische koers gaan varen en zoekt het land internationale erkenning.
De huidige president Khatami, die met grote meerderheid op democratische
wijze voor een tweede termijn werd herkozen, zet zich in voor een tolerantere
samenleving, rechtszekerheid voor allen en de opbouw van een civiele maatschappij.
In het Iran van toen en nu, waren en zijn Koerden een achtergestelde
minderheid, en is zelfbestuur niet bespreekbaar.
|