Ingrijpen of niet?


B. Bomert

Bert Bomert is hoofd van het Centrum voor Internationaal Conflict – Analyse & Management (CICAM) en houdt zich onder andere bezig met het Nederlandse en Amerikaanse veiligheidsbeleid en de rol van internationale organisaties als de NAVO en Europese Unie.


Ingrijpen of niet? – Humanitaire interventie.

Hoewel het begrip ‘humanitaire interventie’ in de politieke praktijk van alledag vaak wordt gebruikt (of misbruikt), is er geen duidelijke definitie van het begrip. Geen definitie die door iedereen wordt onderschreven. Toch is het mogelijk een omschrijving van het begrip te geven. Wanneer wij spreken over humanitaire interventie, dan doelen wij op ingrijpen door een of meerdere landen in een ander land. En wel met alle middelen, ook met gewapend militair geweld. Het doel van dat ingrijpen, is een einde te maken aan de daar plaatsvindende schending van mensenrechten, dan wel dergelijke schendingen te voorkomen.

Aan deze definitie zitten nogal wat haken en ogen. Wie bepaalt uiteindelijk of mag of moet worden ingegrepen? Hoe ernstig zijn de mensenrechtenschendingen waaraan een einde gemaakt zou moeten worden? En geldt ook hier de regel ‘het doel heiligt de middelen’? Om maar met de laatste vraag te beginnen: is het middel (bijvoorbeeld het massaal bombarderen van militaire doelen met als mogelijk risico onschuldige burgerslachtoffers) niet erger dan de kwaal? Is het gebruik van militair geweld niet een schending van het meest fundamentele en basale mensenrecht, namelijk het recht op leven? Wie bepaalt of de mensenrechtenschendingen zo ernstig zijn dat wel moet worden ingegrepen? Dat zijn uiteraard de landen die tot interventie besluiten.
Maar gaat het dan werkelijk alleen om het nobele doel een einde te maken aan de schending van individuele mensenrechten, of spelen ook andere en vaak minder nobele motieven een rol? Gaat het niet vaak ook om bijvoorbeeld het veiligstellen van eigen economische belangen, of het verjagen van een bepaalde leider of regering (tegenwoordig regime change geheten)? En hoe verhoudt het inzetten van militair geweld zich tot de in het Handvest van de Verenigde Naties omschreven geweldsverbod. In dit Handvest staat immers dat staten geen geweld mogen gebruiken, tenzij uit zelfverdediging of op uitdrukkelijk verzoek van de Veiligheidsraad. Bij grootschalige mensenrechtenschendingen in andere landen valt het recht op zelfverdediging al snel af, dus zou alleen nog van een militaire interventie sprake kunnen zijn als de Veiligheidsraad daartoe vooraf het groene licht geeft.

De verschillende voorbeelden van wat de afgelopen jaren humanitaire interventies werden genoemd, laten zien dat de Veiligheidsraad soms pas achteraf goedkeuring verleende, maar soms ook instemming voor- en achteraf geheel ontbrak. Juist omdat een duidelijke (politieke en juridische) definitie van het begrip humanitaire interventie ontbreekt, is niet gemakkelijk aan te geven welke militaire interventie (of oorlog) het etiket ‘humanitair’ opgeplakt moet krijgen. Aan de ene kant klinkt het natuurlijk mooi dat een land of groep van landen wil ingrijpen voor zoiets waardevols als de rechten van de mens in een ander land. Aan de andere kant mag nooit worden vergeten dat militair ingrijpen buiten de Veiligheidsraad om altijd een vorm van eigenmachtig optreden van de grote militair sterke landen is, die ook andere belangen hebben.

Voorbeelden van militaire interventies en oorlogen in het verleden die het etiket ‘humanitair’ kregen opgeplakt zijn: de Vietnamese inval in buurland Cambodja, waar de Killing Fields enkele miljoenen Cambodjaanse burgers het leven had gekost (1978), en de militaire interventie van Tanzania in Oeganda om een einde te maken aan het schrikbewind van Idi Amin (1979). Van recenter datum zijn bijvoorbeeld de tijdelijke geallieerde bezetting van Noord-Irak tijdens de Eerste Golfoorlog (beginjaren negentig) om een einde te maken aan Saddam Hoessein’s terreurbewind tegen de Koerden en de NAVO-aanval op het regime van Milosevic in Joegoslavië, bedoeld om een einde te maken aan de schendingen van de mensenrechten in het voornamelijk door Albanezen bewoonde Kosovo. Deze voorbeelden laten zien dat het bij humanitaire interventie soms gaat om het ingrijpen van één land in een buurstaat, dan weer om het ingrijpen van een organisatie in een verderaf gelegen land. In het ene geval gaat het om het verdrijven van een verwerpelijk regime waardoor een andere situatie ontstaat, ook op langere termijn; in het andere geval om een tijdelijke interventie, ter leniging van de ergste humanitaire nood. Kortom: er bestaat geen duidelijke definitie van wat ‘humanitaire interventie’ nu precies is, anders dan de constatering dat het gaat om het militair ingrijpen, tegen de zin en zonder toestemming van de zittende regering in, met als doel grootschalige mensenrechtenschendingen tegen te gaan (en uiteraard de hoop dat na afloop van de interventie het op mensenrechtengebied beter is gesteld, de interventie niet tot een langdurige feitelijke bezetting leidt of nieuw en zelfs meer geweld oproept – met andere woorden: de oplossing moet beter zijn dan de kwaal).