Paul Hoebink is tegen 4 miljard bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking
Wilders wil vier miljard bezuinigen op ontwikkelingshulp. En dat is goed nieuws voor veel mensen, want waarom geld geven aan het buitenland als wij in Nederland ook steeds armer worden? Als het geld niet verdwijnt in de zakken van corrupte regeringleiders, verdwijnt het wel in de bodemloze putten van de derdewereldlanden. Een goede keuze dus van Wilders, vinden veel Nederlanders.
Paul Hoebink, bijzonder hoogleraar ontwikkelingssamenwerking bij de Radboud Universiteit in Nijmegen, moet deze mensen teleurstellen. Vier miljard bezuinigen op ontwikkelingshulp is volgens hem onmogelijk.
“Wilders kan wel schreeuwen dat er vier miljard bezuinigt moet worden, maar Nederland heeft zich te houden aan de afspraken en verdragen die zij in het verleden hebben afgesloten. Nederland kan alleen vier miljard bezuinigen als het besluit om uit de Europese Unie te stappen, de Wereldbank te verlaten en uit alle belangrijke organisaties van de Verenigde Naties te gaan. Pas in 2015 en 2016 lopen een aantal subsidie-regelingen af en kan Nederland ervoor kiezen om deze niet te verlengen.”
Kortom, volgens Paul Hoebink kan er contractueel gezien niet bezuinigt worden op ontwikkelingshulp. Bovendien is het vreemd dat er wordt gezegd dat in tijden van economische crisis er geen geld is voor ontwikkelingshulp. De hoogte van het bedrag dat wordt uitgetrokken voor ontwikkelingshulp is namelijk voor een deel afhankelijk van het bruto nationaal product (bnp). Dit betekent dat wanneer het in Nederland economisch slechter gaat en het bnp daalt, ook het relatieve bedrag dat ons land zou besteden aan ontwikkelingshulp vanzelf lager uitvalt.
Als Nederland toch besluit om, tegen de afspraken in, minder dan 0,7% van het bnp aan ontwikkelingshulp te besteden, dan kan niemand dat tegenhouden. Wel zou Nederland publiekelijk op de vingers getikt kunnen worden omdat de internationale pers daarover massaal gaat schrijven. Hierdoor zal het imago van Nederland schade oplopen.
Nederland kan ook proberen om andere landen in de Europese Unie te overtuigen dat ontwikkelingshulp moet worden afgeschaft maar dit zal een moeilijke opgave worden. In andere Europese landen is er namelijk veel minder kritiek op ontwikkelingshulp vergeleken met Nederland.
Maar ook als Nederland zich houdt aan de afspraken en verdragen zal de kritiek die velen hebben op ontwikkelingshulp toenemen. Hoebink noemt een aantal argumenten die vaak worden aangedragen als voornaamste reden ontwikkelingshulp zou moeten stoppen:
- “Het is niet effectief”.
- “Het geld komt terecht bij corrupte leiders”.
- “Ontwikkelingslanden worden afhankelijk van ontwikkelingsgeld” en
- “Aziaten hebben het ook gered zonder hulp”.
Hoe bot sommige argumenten ook mogen klinken, er zit wel een kern van waarheid in. Maar ondanks alle tekortkomingen van ontwikkelingshulp heeft het wel degelijk iets opgeleverd.
Een aantal ziektes zoals polio zijn teruggedrongen door vaccinatiecampagnes en er is een verhoogde voedselproductie door de Groene Revolutie. Azië is juist een goed voorbeeld van een continent dat mede dankzij buitenlandse hulp economische groei heeft doorgemaakt. Denk aan Thailand en Indonesië. Zelfs China heeft het niet alleen hoeven doen. Deze economische grootmacht heeft in het verleden hulp gekregen van Japan en later ook van andere landen.
Ondanks de goede bedoelingen van ontwikkelingshulp, is het vaak voorgekomen dat het geld in de zakken van corrupte leiders terecht is gekomen. Denk aan de Congolese leider Mobutu Sese Seko. Doordat het Westen toegang wilde tot grondstoffen uit Congo en hiervoor ook flink voor betaalde, kwamen de opbrengsten van de export in de zakken van de dictator.
Ook in Indonesië is geld dat was bedoeld voor ontwikkelingshulp terecht gekomen bij een ‘foute regering’ . Dit zijn ernstige incidenten, maar het is niet eerlijk om alleen op basis van deze incidenten een conclusie te trekken over ontwikkelingshulp. Door het geven van ontwikkelingshulp hopen Westerse regeringen de leiders aan te spreken op corruptie.
Tot slot, het is zeker goed dat er kritisch gekeken wordt naar ontwikkelingshulp om te kijken hoe het efficiënter kan en hoe het beter kan aansluiten op de behoeftes van de plaatselijke bevolking. Bovendien is het vooral bij noodsituaties van belang om hulp te geven; ontwikkelingshulp moet zeker geen infuus zijn waarvan het land afhankelijk wordt. Neo-kolonisatie is hopelijk echt voorbij. Maar in noodsituaties moet hulp geven geen ‘luxe’ zijn, die wij ons in Nederland nu even niet kunnen permitteren; want voor mensen in noodsituaties is deze ‘luxe’ het verschil tussen leven en dood.
Dit artikel is gebaseerd op uitspraken en artikelen van Paul Hoebink, bijzonder hoogleraar ontwikkelingssamenwerking aan de Radboud Universiteit van Nijmegen.