Bert Bomert
Een jaar geleden, aan de vooravond van de Amerikaans/Britse aanvallen op Irak in maart 2003, werd hier met stelligheid verkondigd dat de Amerikanen en Britten de oorlog tegen Irak wel zouden winnen, maar ook dat de Amerikanen en hun bondgenoten nog wel lang in Irak zouden moeten blijven om het nieuwe regime in Bagdad in het zadel te helpen en te houden en om verzetshaarden in Irak met geweld te bestrijden. Die voorspelling lijkt zeker uitgekomen. Weliswaar kon president Bush in mei 2003 verklaren dat de oorlog tegen het regime van Saddam Hoessein was gewonnen en kon aan het eind van het jaar Saddam zelf worden opgepakt, dat betekent niet dat de rust in de regio weer is teruggekeerd.
Integendeel. Het verzet tegen de Amerikaans/Britse bezettingsmacht, tegen buitenlanders in het algemeen – zowel militairen als hulpverleners – lijkt nog met de dag toe te nemen. In de periode na de officiële ‘beëindiging’ van de oorlog zijn honderden Amerikaanse militairen omgekomen, meer dan tijdens de oorlog zelf. Het aantal slachtoffers aan Irakese zijde loopt inmiddels in de duizenden. Officieel wordt de situatie geen oorlog genoemd, maar dankzij de bijna dagelijks plaatsvindende bomaanslagen en andere terroristische aanvallen en het zware militaire geweld van de kant van de bezettingsmacht (tanks, moderne helikopters, gevechtsvliegtuigen etc.) kan zeker nog niet van een vrede in Irak worden gesproken. En dat is uiteraard wel een situatie die moet worden bereikt.
De Amerikanen en Britten vielen een jaar geleden Irak binnen met het oog op de dreiging die zou uitgaan van massavernietigingswapens in de handen van Saddam. Deze massavernietigingswapens zijn nooit gevonden, simpelweg, zo kunnen we nu concluderen, omdat ze er al niet meer waren. Toen heette het opeens dat Irak steun zou verlenen aan allerlei buitenlandse terroristische groeperingen, die mede verantwoordelijk waren voor aanslagen op Amerikaanse en Westerse doelen. Achteraf bleek de bewijsvoering hiervoor ook flinterdun. Steeds vaker geven Amerikaanse en Britse politici voorzichtig toe dat achteraf gezien de Irakese bedreiging wel erg werd overschat. Maar, zo zeggen ze nu, het ging er toch om Saddam en zijn handlangers weg te krijgen en een nieuw democratisch bestuur in Irak te vestigen. In een deel van deze opzet zijn ze zeker geslaagd. Saddam zit op een onbekende plaats gevangen en zal vroeger of later voor een rechtbank moeten verschijnen, en veel van zijn beruchte medestanders zitten gevangen of hebben het leven gelaten (zoals zijn beide zoons).
Maar met de opbouw van een democratische staat wil het nog niet zo vlotten. Weliswaar wil de bezettingsmacht eind juni 2004 de macht overdragen aan een Irakese regering, maar het is maar de vraag of deze regering daadwerkelijk de touwtjes in handen zal krijgen. Het lijkt er in de verste verte nog niet op dat de nieuwe regering over een politie- en justitieel apparaat gaat beschikken dat in staat is het crimineel en politiek geweld in Irak aan te pakken. Bovendien is het de vraag of de nieuwe regering daadwerkelijk de opvattingen van een meerderheid van het Irakese volk vertegenwoordigt. Enerzijds zijn er in de nieuw te vormen regering mensen die van Irak een echte democratie willen maken, anderzijds leiders die menen dat Irak een moslimstaat, met moslimwetgeving, moet worden. En tussen beide visies bestaat een wereld van verschil. En als er in Bagdad al een eensgezinde centrale regering met een duidelijke visie op de toekomst van het land kan worden gevormd, dan blijft het probleem bestaan dat allerlei lokale leiders, al dan niet van religieuze signatuur, niet van plan lijken de macht af te staan aan die centrale regering in Bagdad.
En ondertussen loopt de noodzakelijke sociale en economische wederopbouw van een zo door dictatuur en oorlog getroffen land alleen maar vertraging op. Door voortdurend militair geweld en terroristische aanslagen neemt de menselijke en economische schade alleen maar toe. Als aanslagen op en gijzelingen van humanitaire hulpverleners en burgerpersoneel van buitenlandse bedrijven blijven doorgaan, zullen steeds meer buitenlandse hulporganisaties en bedrijven hun personeel uit Irak terugtrekken. De Verenigde Naties heeft dat al enige tijd geleden gedaan naar aanleiding van de autobommen die het VN-hoofdkwartier in Bagdad met de grond gelijk maakten. Als dat vaker gebeurt, dan wordt het ‘zwartste scenario’ voor de toekomst werkelijkheid: een Irak waarvan de politieke en religieuze leiders verdeeld zijn, de buitenlandse vijand en elkaar met geweld bestrijden, en waarvan de bevolking aan haar lot wordt overgelaten en andermaal het grootste slachtoffer zal blijken te zijn.
Dr B. Bomert staat aan het hoofd van het Centrum
voor Internationaal Conflict – Analyse en -Management (CICAM) in Nijmegen.
|