In een oorlog die door geen van de partijen gewonnen kan worden, komen de strijdende partijen in december 2002 overeen de macht te delen. Er zal een overgangsregering worden gevormd, bestaande uit President Kabila en vier vice-presidenten. Deze vice-presidenten vertegenwoordigen de twee grootste rebellengroeperingen, politieke medestanders en de (zogenaamde) ongewapende politieke oppositie.
In juli 2003 is het zover en zweren de vier nieuwe vice-presidenten trouw aan ‘de eenheid en ondeelbaarheid van de natie’. Een van de taken van de nieuwe regering is het organiseren van verkiezingen, die uiterlijk in 2005 moeten plaatsvinden.
De leden van de overgangsregering

Joseph Kabila, president van Kongo
Na de moord op zijn vader Laurent-Désiré in 2001, wordt Joseph Kabila president. Hij belooft democratisering en zet de Inter-Kongolese Dialoog in werking. Deze dialoog bestaat uit onderhandelingen tussen de Kongolese regering, rebellenleiders en de regeringen van de buurlanden. Kabila’s belangrijkste eis is dat de buurlanden de souvereiniteit van Kongo zullen respecteren en hun troepen uit het land terugtrekken. Ook wil hij dat de landen ophouden met de grondstoffenroof.
Azarias Ruberwa, vice-president
Azarias Ruberwa vertegenwoordigt de rebellengroepering Rassemblement Congolais pour la Democratie (RCD-Goma), een van de twee grootste rebellengroeperingen. RCD-Goma is vanaf z’n ontstaan in 1998 door Rwanda gesteund. De beweging controleert een groot deel van het oosten van Kongo.
Bij zijn inauguratie als vice-president verklaart Azarias de oorlog aan corruptie en zegt hij mensenrechten te eerbiedigen. Hij wil van de rebellengroepering een serieuze politieke beweging maken die door verkiezingen de stem van het volk zal krijgen.
Jean-Pierre Bemba, vice-president
Jean-Pierre Bemba is leider van de rebellengroepering Mouvement de Liberation du Congo (MLC). Deze beweging werd in 1998 opgericht met steun van Oeganda. Het is een van de grootste rebellengroepen en beheerst ongeveer een derde van het land. Het hoofdkwartier van de beweging bevindt zich in het noordoosten van Kongo.
Bemba wordt ervan beschuldigd dat de MLC zich onder zijn leiderschap schuldig heeft gemaakt aan schendingen van mensenrechten, waaronder kannibalisme. Bemba ontkent dat hij persoonlijk schuldig is en beloofde tijdens zijn inauguratie-rede de schuldigen binnen zijn beweging te zullen straffen. Ook zegt hij zich in te willen zetten voor de fundamentele rechten van de democratie. Ondanks deze beloftes waren leden van de MLC nog onlangs betrokken bij slachtingen onder milities van de May May, een kleinere rebellenbeweging.
Abdoulaye Yerodia Ndombasi, vice-president
Abdoulaye Yerodia Ndombasi, voormalig minister van Buitenlandse Zaken is een getrouwe van Kabila. Hij kiest ten tijde van het conflict tussen de voormalige president Mobuto en Laurent Kabila in 1997 de kant van de rebellenleider. Vervolgens heeft hij als Minister van Buitenlandse zaken zitting in de regering van zowel Laurent als Joseph Kabila. In 2002 wordt hij door de Belgische regering aangeklaagd wegens het plegen van oorlogsmisdaden en genocide. Hij zou de mensen hebben opgeroepen om het Tutsi gespuis uit te roeien (‘exterminer la vermine Tutsi’). Het Internationaal Gerechtshof maakt de aanklacht tegen hem in 2003 ongedaan.
Arthur Z’ahidi Ngoma, vice-president
Hij vertegenwoordigt de ongewapende politieke oppositie. Ngoma was ooit vice-voorzitter van de rebellenbeweging RCD-Goma. Tegenstanders van zijn benoeming wijzen er dan ook op dat Ngoma niet in de positie is de ongewapende politieke oppositie te vertegenwoordigen. Als mede-leider van de zwaargewapende rebellenbeweging is hij immers medeverantwoordelijk voor de vele oorlogsmisdaden die de rebellen op hun geweten hebben. Zijn benoeming wordt met name betwist door de leider van de Union for Democracy en Social Progress (UDSP), Ettienne Shisekedi. De UDPS is een van de weinige partijen die vanaf het begin gepleit heeft voor vrede en democratisering door middel van een dialoog.
Andere partijen die niet aan de regering deelnemen
Alhoewel de grootste rebellenbewegingen in de regering vertegenwoordigd zijn, betekent dat geen garantie voor vrede. Er zijn nog tal van kleinere rebellenbewegingen en aftakkingen van rebellenbewegingen die om diverse redenen voor onrust blijven zorgen. Een kort overzicht:
RCD-National: Congolese Rally for Democracy
Deze beweging staat onder leiding van Roger Lumbala en heeft haar thuisbasis in in noordelijk Ituri. De RCD-N opereerde eerst als een mantelorganisatie voor de winning van diamanten voor de Ugandezen in het diamantrijke gebied rond de stad Bafwasende. De RCD-N heeft maar weinig soldaten en steunt op het leger van de MLC.
UPC – Union des patriotes congolais
Een merendeels uit Hema’s bestaande beweging onder leiding van Thomas Lubanga. Kwam prominent in beeld in augustus 2002 toen het Bunia in handen kreeg. Soms wordt deze partij ook aangeduid als de UPC-FRP (Front for Reconciliation and Peace). Aanvankelijk gesteund door Oeganda zoekt de beweging nu steun bij Rwanda. Momenteel is er een interne machtsstrijd bezig tussen Thomas Lubanga en Chief Kahwa Mandro.
RCD-ML: Congolese Rally for Democracy-Liberation Movement
Deze beweging staat onder leiderschap van Mbusa Nyamwisi. Hij volgde na een interne machtsstrijd de oprichter Wamba di Wamba op. De RCD-ML werd met steun van Oeganda in 1999 in Kampala opgericht en staat ook wel bekend onder de naam RCD-Kisangani. De gewapende vleugel van de partij is Congolese Popular Army (APC).
Vredesmacht
MONUC
In 1999 stuurt de Veiligheidsraad 90 VN-waarnemers naar Kongo om toe te zien op de uitvoering van het Akkoord van Lusaka. Vervolgens wordt besloten tot de oprichting van MONUC (United Nations Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo). Een gewapende vredesmacht, die in eerste instantie moet toezien op de veiligheid van de VN-waarnemenrs. Ze hebben een beperkt mandaat en beperkte militaire middelen. Het eerste contingent van zo’n 500 medewerkers blijkt dan ook niet in staat het de naleving van het Akkoord af te dwingen. Geleidelijk aan wordt de troepenmacht vergroot van zo’n 5500 man (in 2000) tot 8.700 (rond 2002) en 10.800 (in juli 2003). Ook krijgt de MONUC meer bevoegdheden en krijgen de manschappen zwaardere wapens. Het hoofdkwartier van de MONUC is in Kinshasa. Het mandaat loopt tot 30 juli 2004.
William Lacy Swing
William Lacy Swing begon zijn politiek carrière in 1963 en diende als Ambassadeur van de Verenigde Staten in diverse Afrikaanse landen. In juli 2003 wordt hij door Kofi Annan, Secretaris Generaal van de VN, benoemd als Speciale Gezand voor Kongo. Hij volgt Amos Namanga Ngongi op.
|