Humanitaire aspecten van het veiligheidshek terug



Op 11 november 2003 brengt de OCHA, het VN-bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken in Palestijnse gebieden, een rapport uit over de gevolgen van de bouw van de afscheiding. De Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever raken volgens een plan dat de Israëlische regering in oktober 2003 bekendmaakt 14,5% van hun grondgebied kwijt. Ook loopt van de afscheiding maar 7,7 kilometer of 11% langs de Groene Lijn; de rest loopt door Palestijns grondgebied. Daardoor zou het dagelijks en sociale leven van één op de drie Palestijnen, bij elkaar ongeveer 680.000 mensen, door de afscheiding min of meer worden verstoord. Van die 680.000 wonen er 274.000 in 122 dorpen op stukken land die bij die 14,5% wonen. Nog eens ruim 400.000 Palestijnen die oostelijk van de afscheiding komen te wonen, kunnen na voltooiing ervan hun land, school of werk niet meer bereiken of alleen via een grenspost of poort voor boeren in de afscheiding.
Wie de geplande route en de reeds gebouwde delen van de afscheiding op kaarten ziet, kan zich al een voorstelling maken van wat het hulpbureau daarmee bedoelt. Mensen die een gebied bezoeken waar de afscheiding doorheen loopt, zien dat nog duidelijker. Soms moeten ze kilometers ver het gebied oostelijk van de Groene Lijn ingaan voordat ze de afscheiding tegenkomen. Dan zien ze hoe een strook van 40 tot 100 meter breed door het land is getrokken. Er zijn drie soorten gebieden te onderscheiden die met de afscheiding te maken hebben:

  • Gebieden tussen de Groene Lijn en de afscheiding met beperkingen voor in- en uitgaand personenverkeer;
  • Enclaves westelijk van de afscheiding waar Palestijnen wonen. Deze gebieden zijn helemaal omcirkeld door de afscheiding. Je kunt daar alleen in of uit via een of een paar grensposten die bovendien lang niet altijd open zijn.
  • Enclaves oostelijk van de afscheiding die eveneens afgesloten zijn door de afscheiding en door secundaire afscheidingen. Ook die zijn alleen toegankelijk via een of een paar grensposten die lang niet altijd open zijn.
In deze gebieden wonen niet alleen Palestijnen wier voorouders daar van generatie op generatie daar al hebben geleefd. Er zijn ook Palestijnen die officieel als vluchteling zijn geregistreerd, mensen die in 1948 hun land en woning hadden moeten verlaten.


Beperking van bewegingsvrijheid
Sommige Palestijnse dorpen en steden op de Westelijke Jordaanoever raken afgesneden van ander Palestijns grondgebied. Mensen die daar wonen, kunnen niet meer overal gaan waar ze willen en wanneer ze willen. Ze raken nagenoeg of helemaal afgesneden van werk, school, ziekenhuizen en gezondheidscentra, eigen stukken land, winkelcentra en markten en familie en kennissen. Dat is bijvoorbeeld te zien in en rond Jeruzalem. Palestijnen die op grondgebied van de Westelijke Jordaanoever wonen vlakbij Jeruzalem moeten een identiteitsbewijs hebben dat aangeeft dat ze daar thuishoren. Sommigen reizen iedere dag naar Jeruzalem om daar te werken. Palestijnen die in Jeruzalem wonen, moeten een identiteitsbewijs hebben dat aangeeft dat ze in de stad horen.

Nadat de afscheiding door en rond Jeruzalem is gelegd, is woon-werkverkeer tussen de stad en het aangrenzende deel van de Westelijke Jordaanoever niet meer mogelijk. Bovendien komen er mensen aan de Jeruzalemse kant van de afscheiding te wonen die volgens hun identiteitsbewijs op Palestijns gebied thuishoren en omgekeerd.

Een ander voorbeeld is de beperkte bewegingsvrijheid voor de 247.000 Palestijnen die in het gebied tussen de Groene Lijn en de afscheiding wonen en voor mensen die de zone willen bezoeken. Als Palestijnen dat gebied uit willen, moeten ze daar speciale papieren voor hebben en gebruikmaken van grensposten waar ze langdurig en grondig worden gecontroleerd. Ook mensen die het gebied binnen willen komen, moeten dat. Vaak zijn het boeren die buiten de zone wonen en land binnen de zone bezitten.

Ook dokters, ziekenverzorgers, zakenmensen en medewerkers van hulpbureaus mogen de zone niet in tenzij met speciale papieren. Veel Palestijnen in de zone die vlakbij Jenin, Tulkaram of Qalqiliya wonen, moeten sinds 2 oktober 2003 een vergunning aanvragen om daar te mogen blijven. De vergunning is hooguit zes maanden geldig. Voor de 142.000 joodse kolonisten die in het gebied wonen geldt deze bepaling niet. Dat geldt ook voor Israëli’s en mensen van joodse afkomst die niet in het gebied wonen maar daar wel in willen.
Met Palestijnen die in enclaves wonen is het niet beter gesteld. Ook die kunnen niet zonder speciale papieren naar hun werk, hun land, naar school, naar familieleden en kennissen die buiten de enclave wonen of naar een ziekenhuis of kliniek buiten de enclave.


Medische zorg
Sommige gemeenschappen in enclaves hebben een gezondheidscentrum waar huisartsen en andere medewerkers eenvoudige behandelingen uitvoeren, maar voor een specialist moeten mensen de enclave uit. Voordat de enclaves ontstonden, gingen de meeste vrouwen naar een ziekenhuis om te bevallen, daarna maar de helft. Er zijn gevallen bekend van vrouwen die op het punt staan te bevallen, naar een ziekenhuis willen en bij een grenspost hun baby ter wereld brengen terwijl ze daar wachten tot ze erdoor mogen. Een groot probleem is er bijvoorbeeld ook voor mensen die regelmatig aan een kunstnier moeten en daarvoor naar een ziekenhuis buiten hun enclave moeten reizen.
Ambulancepersoneel en andere mensen die een enclave binnen willen om daar spoedhulp te geven, kunnen daar niet zondermeer in. Dat geldt ook voor medewerkers van organisaties die zich met gezondheidszorg bezighouden. Daardoor kunnen kinderen niet altijd meer worden ingeënt tegen bepaalde ziektes en krijgen vrouwen na de geboorte van hun kind niet de zorg en voorlichting die ze willen hebben.


Onderwijs
Veel Palestijnse studenten en scholieren volgen onderwijs buiten hun dorp of stad. Maar als de school of universiteit waar ze dagelijks naartoe gaan, achter de afscheiding komt te liggen, wordt het in het gunstigste geval een langdurige reis. Een rit van enkele minuten wordt een reis van uren als scholieren eerst een flink stuk moeten reizen naar een grenspost, daar lang worden opgehouden en vandaar uit naar hun school gaan. Hun ouders moeten speciale papieren voor hen aanvragen om de grenspost te kunnen passeren. Veel kinderen kunnen niet meer naar school. Studenten die naar een universiteit willen die aan de andere kant van de afscheiding ligt (in Jeruzalem bijvoorbeeld) moeten daar soms van afzien.

Woon-werkverkeer
Hetzelfde probleem krijgen mensen die werk hebben buiten het dorp of de stad waar ze wonen. Als ze geluk hebben, moeten ze voor hun reis naar hun werk en terug meerdere uren uittrekken. Anderen raken hun werk kwijt om moeten binnen hun dorp of stad of er ergens anders aan de Palestijnse kant van de afscheiding de kost zien te verdienen.





Mensen raken land, akkers en boomgaarden kwijt
Ingrijpender is de komst van de afscheiding voor Palestijnse boeren die vlakbij de route van de afscheiding wonen of wier land aan de andere kant van de afscheiding komt te liggen. Wat hen al is overkomen of nog boven het hoofd hangt, maakt Tariq al Sjeikh, een boer in Beit Surik duidelijk in een BBC-nieuwsbericht van 30 juni 2004.
‘Ik wijs jullie erop dat om olijfbomen te planten zoals die hier en om olijfbomen te krijgen zoals die hier, je misschien wel 50 jaar nodig hebt om een boomgaard te krijgen zoals die hier en daarom is het voor ons pijnlijk om aan te zien hoe ons land overhoop wordt gehaald of niet meer te bereiken zal zijn.’

Mensen die op de route van de afscheiding wonen, moeten land afstaan aan de overheid. Ze mogen daartegen bezwaar aantekenen en als dat bezwaar wordt afgewezen, in beroep gaan, maar vaak haalt dat niets uit. Dan worden hun akkers of boomgaarden met olijf- en fruitbomen vernield om plaats te maken voor de afscheiding. Ook waterleidingen en irrigatiewerken worden vernield.

Volgens de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East of UNWRA zijn er door de bouw van de afscheiding door gebieden rond Jenin, Tulkaram en Qalqiliya 80.000 bomen, 35 kilometer waterleiding en dozijnen broeikassen vernield of weggehaald. Schade ondervindt de landbouw ook omdat boeren na de bouw van de afscheiding hun akkers, weidegebieden of boomgaarden niet of nauwelijks meer kunnen bereiken. Enkele boeren bewerken hun land alleen op zaterdagen, want dan zijn de bouwvakkers van de afscheiding niet aan het werk omdat zaterdag voor hen een rustdag (sabbath) is. Andere boeren bewerken hun land al helemaal niet meer of breken hun broeikassen af. Wel is de Israëlische regering bereid om poortjes in de afscheiding te maken voor boeren die door de afscheiding van hun land gescheiden zijn.

Op de Westelijke Jordaanoever werken veel mensen in de landbouw. De meeste landbouwbedrijven zijn kleine familiebedrijven. Daar wordt het werk met de hand en met eenvoudige gereedschappen gedaan. Daardoor is de productie niet hoog en vaak nét genoeg om van rond te komen. In sommige tijden van het jaar, oktober bijvoorbeeld als de olijvenoogst wordt binnengehaald, is er veel werk te doen. Dit maakt de landbouw en daarmee de hele economie kwetsbaar voor de reisbeperkingen die boeren opgelegd krijgen. Akkers worden niet of niet voldoende onderhouden, oogsten niet helemaal binnengehaald enzovoort. Daardoor daalt de productie en ontstaan er zelfs voedseltekorten.


Grondgebied Palestijnen wordt geannexeerd(?)
Na de Zesdaagse Oorlog in 1967 hebben joodse kolonisten in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever in totaal meer dan 40.000 hectare grondgebied in bezit genomen. De regeringsplannen rond de afscheiding laten zien dat het daar niet bij blijft. Bovendien behoren de stukken die tussen de afscheiding en de Groene Lijn komen te liggen, tot de vruchtbaarste van de Westelijke Jordaanoever. Palestijnen die aan de Israëlische kant van de afscheiding wonen, vrezen dat ze hun land kwijt raken en dan aan de Palestijnse kant van de afscheiding moeten gaan wonen.
Ook zijn Palestijnen bang dat de Israëlische regering teruggrijpt op een landwet die stamt uit de tijd waarin Palestina deel uitmaakte van het Osmaanse rijk (tot 1917). Een artikel uit die wet zegt dat als de eigenaar van een stuk land vlakbij een gemeenschap ligt, dat drie jaar achtereen niet gebruikt voor landbouw terwijl het er wel geschikt voor is, hij het moet afstaan aan de staat. Als boeren hun land minstens drie jaar lang niet bewerken omdat ze het niet kunnen bereiken, zo luidt de redenering, zou de staat Israël dat krijgen.
Palestijnen verwijten Israël met de bouw van de afscheiding nog méér Palestijns gebied te willen annexeren. Ze geloven dat de afscheiding een grens vormt waar niet meer aan getornd kan worden en niet een tijdelijke barrière voor Palestijnen die aanslagen willen plgen op Israëli’s. Vredesgroepen, mensenrechtenorganisaties en ook de Verenigde Naties sluiten zich daarbij aan.


Watervoorziening
De afscheiding heeft ook gevolgen voor de watervoorziening op de Westelijke Jordaanoever. De afscheiding loopt door gebieden waar grote hoeveelheden water in de grond zitten. Dat water komt via bronnen aan de oppervlakte en is van groot belang voor de bewoners van de Westelijke Jordaanoever, want alleen tijdens de wintermaanden valt af en toe regen. De landbouw kan niet buiten water uit de bronnen omdat de oogst juist in het droge van het jaar tot wasdom moet komen. Door kanalen en waterleidingen wordt water aangevoerd voor bevloeiing en het besproeien van gewassen. In dorpen en steden kan water, en vooral veilig drinkwater, evenmin worden gemist. Sommige bronnen komen aan de Israëlische kant van de afscheiding te liggen. In het gebied rond Tulkaram en Qalqiliya bijvoorbeeld worden 30 waterbronnen op die manier onbereikbaar. Qalqiliya zelf moet op die manier 19 bronnen missen die samen 30% van de watertoevoer naar de stad voor hun rekening nemen. Ook worden bij de bouw van de afscheiding waterwegen en -leidingen vernield waardoor de watervoorziening in gebieden achter de afscheiding nog verder vermindert. Daar krijgen bewoners soms te maken met rantsoenering; er komt dan alleen op bepaalde tijden water uit de kraan en verder niet.


Economie en samenleving in een wurggreep
De bouw van de afscheiding is een zware klap voor de economie van de Westelijke Jordaanoever. De werkloosheid neemt toe omdat veel mensen die in Israël werken, hun baan kwijtraken. De landbouw brengt minder op omdat boeren hun land niet of niet voldoende kunnen onderhouden of omdat ze land kwijtraken. Steeds meer mensen die niet meer buiten hun gemeenschap (in Israël bijvoorbeeld) kunnen werken, gaan in de landbouw werken om de kost te verdienen. Geen werk of geen of weinig opbrengst van het land betekent armoede.
Op de Westelijke Jordaanoever neemt de armoede sterk toe. Zelfs al wordt de bouw van de afscheiding gestaakt en worden de gedeeltes die al klaar zijn, weer afgebroken, dan zal de schade die al is aangericht moeilijk te herstellen zijn. Zoals de boer in Beit Surik al zei, zal het lang duren voordat de landbouw weer op poten staat.


De UNWRA is de grootste organisatie die zich bezighoudt met hulp aan Palestijnse vluchtelingen in het Midden-Oosten. Hij heeft enkele rapporten uitgebracht over de gevolgen van de bouw van de afscheiding voor Palestijnse bewoners van de Westelijke Jordaanoever. Drie rapporten gaan over de eerste fase van het project, de bouw van de afscheiding in de omgeving van Jenin, Tulkaram en Qalqiliya. De webadressen hiervan zijn:

http://www.un.org/unrwa/emergency/barrier/part01.html
http://www.un.org/unwra/emergency/barrier/part02.html
http://www.un.org/unrwa/emergency/barrier/f-phase.html.

Het eerste rapport is een algemeen rapport. Het tweede belicht de situatie in dorpen en steden in deze gebieden. Het derde bevat statistische gegevens over welke Palestijnse gemeenschappen in die gebieden in enclaves komen te liggen, het aantal inwoners in die gemeenschappen, het aantal vluchtelingen onder die bewoners en het aantal scholen en gezondheidscentra in die gemeenschappen.


naar boven