Vooruitzichten terug


Niets is zo moeilijk te voorspellen als de toekomst …
Wie kan met zekerheid zeggen hoe de wereld er over tien of vijftien jaar uitziet of hoe Afghanistan er in 2020 voorstaat?

Wie tien tot vijftien jaar geleden zou hebben voorspeld dat er eind 2006 bijna tweeduizend Nederlandse militairen in Afghanistan zouden zijn, zou toen waarschijnlijk niet serieus zijn genomen. Het was toch immers ondenkbaar dat Nederlandse militairen zouden vechten in een ver buiten Europa gelegen islamitisch land? En toch vechten Nederlandse militairen in Afghanistan. Ook proberen ze bij te dragen aan de wederopbouw van dit door geweld verscheurde land. Die situatie leek ondenkbaar, maar is vandaag de dag toch heel gewoon en normaal. En wat vandaag de dag ondenkbaar lijkt, kan over tien of vijftien jaar toch heel gewoon en normaal zijn.

Dus misschien is Afghanistan over niet al te lange tijd inderdaad een land waar het terrorisme is uitgeroeid, een land dat voor zijn eigen veiligheid kan zorgen en geen buitenlandse militairen meer nodig heeft. En misschien is het dan een voorbeeldige democratie, waar de mensenrechten worden gerespecteerd, waar vrouwen dezelfde rechten hebben als mannen, waar het onderwijs met sprongen vooruit is gegaan en alle kinderen naar school kunnen. En misschien is dankzij de internationale bemoeienis met de wederopbouw een bloeiende economische ontwikkeling in gang gezet.

Het is allemaal denkbaar … maar niet erg waarschijnlijk.
Gezien de geschiedenis van de regio en de historische tradities ligt het veel meer voor de hand om te veronderstellen dat Afghanistan er tien of vijftien jaar vanaf nu veel minder rooskleurig voorstaat. Over tien of vijftien jaar zal de internationale troepenmacht het land weer hebben verlaten en zal het land aan zijn eigen lot zijn overgelaten. Misschien dat de Verenigde Naties nog ter plekke zijn, maar Nederlandse en Amerikaanse militairen zullen er niet meer vechten. Het centrale gezag in de hoofdstad Kabul, dat nu nog grotendeels steunt op de buitenlandse militairen, zal de greep op de uithoeken van het grote land niet hebben verkregen.

De politieke en militaire macht in de provincies is bij de lokale ‘krijgsheren’ en ‘clanleiders’ gebleven, die door de jaren heen altijd in feite de macht in handen hadden. Het land zal geen democratie zijn en als er al verkiezingen worden georganiseerd, dan zijn deze meer voor de show dan als deel van een democratisch proces.

In de traditionele Afghaanse maatschappij zal ook in de toekomst een belangrijke rol zijn weggelegd voor het islamitisch geloof. En de internationale gemeenschap mag dan tot op heden en in de toekomst mondjesmaat economische hulp hebben gegeven bij de wederopbouw, het is verre van voldoende geweest om een gezonde economie op te bouwen. Voor de arme boeren in Afghanistan blijft ook in de toekomst de papaverteelt een belangrijke bron van inkomsten. En ook de lokale machthebbers en krijgsheren zullen waarschijnlijk weinig behoefte hebben om de papaverteelt tegen te gaan. Er kan flink aan worden verdiend. De winsten zijn hoog en dat trekt dan weer halve en hele criminelen aan die mee willen profiteren.

Het lijkt een somber toekomstbeeld. Misschien ontwikkelt het zich wel allemaal anders. En misschien is het over tien of vijftien jaar allemaal wel wat minder rooskleurig dan nu wordt gehoopt. Maar dan gaat het toch nog altijd beter dan het Afghanistan van tien of vijftien jaar geleden.

Bert Bomert, hoofd van het Centrum voor Internationaal Conflict-Analyse en -Management (CICAM) van de Radboud Universiteit te Nijmegen en Jaïr van der Lijn, stafmedewerker

naar boven