Algerije |
Oppervlakte: Bevolking: |
1 – Waar draait het om? 2 – Welke partijen? 3 – Chronologie 4 – Conflictbemiddeling 5 – Rondom conflicten 6 – Vooruitzichten 7 – Meer informatie op Internet |
![]() |
Waar draait het om?Algerije krijgt in 1991 met een duivels dilemma te maken: wat moet je doen als via democratische verkiezingen er een partij aan de macht komt, die de democratie wil afschaffen? In december 1991 zijn er voor het eerst na de onafhankelijkheid van Algerije vrije verkiezingen. In de eerste ronde haalt de islamitische, antidemocratische oppositiepartij FIS (Front Islamique du Salut) 47% van de stemmen, terwijl de regeringspartij FLN (Front de Liberation National) minder stemmen haalt. Geschokt door dit resultaat annuleren de militairen in 1992 de tweede ronde – zij zijn bevreesd voor een islamitische staat, waarin hun rol ondergeschikt is aan die van geestelijke leiders. Na de annulering ontstaat er een burgeroorlog tussen regeringstroepen en verschillende gewapende islamitische groepen. Deze oorlog heeft geleid tot meer dan 80.000 slachtoffers (naar schatting van Amnesty International) en bijna dagelijks komen daar slachtoffers bij. Beide kampen houden elkaar in een houdgreep waarbij geweld en tegengeweld aan de orde van de dag zijn.
Woede na een uitbarsting van geweld
Tegelijkertijd claimt de regering dat de veiligheidssituatie ‘onder controle’ is en dat het geweld een ‘overblijfsel’ is. In militaire kringen echter is er een strijd gaande tussen ‘uitroeiers’, de haviken die zich hard opstellen, en tussen groepen die pleiten voor onderhandelingen met de tegenstanders van het regime om het geweld te kunnen stoppen. De rol van de islam De islam speelde een belangrijke rol tijdens de strijd voor onafhankelijkheid tegen de Fransen. Na de onafhankelijkheid heeft de FLN zich echter losgemaakt van de islam en begon het een wereldse, ‘socialistische’ staatsideologie te ontwikkelen. Het FIS speelde handig op de onvrede hierover in de maatschappij in door de islam weer centraal te stellen. Bovendien wist het FIS zijn populariteit te verhogen, werkend vanuit een netwerk van moskeeën en islamitische centra, door alternatieve sociale diensten te bieden die de straatarme staatsinstellingen niet konden leveren. De gewapende milities die zich tegen de regering verzetten, beroepen zich eveneens op de islam. |
Welke partijen zijn betrokken bij het conflict?Armee Islamique du Salut (AIS)
Abdelaziz Bouteflika
Berberorganisaties Front des Forces Socialistes (FFS) FLN (Front de Liberation National) FIS (Front Islamique du Salut) Islamitische oppositiepartij die de enige vrije gemeentelijke en provinciale verkiezingen van 1990 wint en dreigt de parlementsverkiezingen van 1992 te winnen.
Groupes Islamiques Armes (GIA) Los verband van verschillende militante en gewapende groepen, bestaande uit naar schatting 2.500 tot 10.000 manschappen. De groepen die onder de paraplu van de GIA vallen staan gewoonlijk onder bevel van een ‘Emir’, een militaire bevelhebber en een ‘Caliph’, zijn politieke gids. Zij vallen staatsambtenaren, journalisten, artiesten, musici en andere burgers aan. Van de GIA wordt gezegd dat het zich bezig houdt met zwarte handel en maffiapraktijken waarmee ze hun militaire activiteiten financieren. De GIA is tegen iedere vorm van verzoening en mikt op een gewelddadige verdrijving van de regering.
Hoge Staatsraad Mohammad Lamari
Mohammad Lamari
Mohammad Mediene |
Chronologie van het conflict1962 1986 1988
1989 1990
1990 December 1991 Januari 1992 1992 1996
Juni 1997 Juli 1997 1997 Verdriet in Sidi Rais
1998 1999 29 mei 1999 30 mei 2002 |
ConflictbemiddelingBinnenlands De regering stelt in 1992 het Nationaal Observatorium voor de Mensenrechten in, dat moet rapporteren over mensenrechtenschendingen in het land. Het Observatorium lijkt zijn rol echter meer als verdediger van de overheid dan als verdediger van de mensenrechten te zien. Het Observatorium heeft regelmatig gezegd dat de mensenrechtenschendingen door regeringstroepen beperkt in aantal zijn geweest en dat deze incidenten onmiddellijk gevolgd zijn door gerechtelijke actie. De regering heeft ook centra geopend voor slachtoffers van verkrachtingen door ‘terroristen’, die gerund worden door de Nationale Commissie voor behoud en promotie van Vrouwenzaken. Verder kunnen burgers sinds 1998 over de ‘verdwijning’ van hun vrienden en familieleden rapporteren bij centra in het hele land. Algerijnse NGO’s die opkomen voor de mensenrechten en een dialoog tussen regering en oppositie tot stand willen brengen, worden door de regering ernstig in hun werk belemmerd. Ze worden niet erkend of simpelweg genegeerd. Alleen het Comité van Familieleden van Verdwenen Personen van Algerije slaagt erin om aandacht te vragen voor het probleem van ‘verdwijningen’. De organisatie organiseert wekelijks demonstraties in Algerije die worden bijgewoond door honderden moeders. Een tweede organisatie met enige invloed is de Rassemblement d’Action Jeunesse (RAJ) die zich richt op mensenrechteneducatie voor jongeren. RAJ lobbiet voor een dialoog tussen alle partijen en organiseert regelmatig vredesactiviteiten, waaronder ‘nachtelijke concerten voor de vrede’, waar duizenden jongeren op af komen. Internationaal De Verenigde Naties spreken in 1997 het verlangen uit betrokken te worden bij de pogingen om het conflict te beheersen. Kofi Annan, Secretaris-Generaal van de VN, zegt dat ‘woorden niet langer genoeg’ zijn om een vreedzame oplossing in Algerije tot stand te brengen. In 1998 staat de regering van Algerije een VN-team toe om het land te bezoeken. Het team verblijft twee weken in het land en praat met vakbondsleiders, oppositiepartijen, vrouwengroepen, advocaten en een aantal slachtoffers van het conflict. De Organisatie van Afrikaanse Eenheid en de Arabische Bond krijgen bij de regering van Algerije evenmin een poot aan de grond. Een zeer kritisch rapport van de OAE wordt na druk van de Algerijnse regering weer ingetrokken. Ook de Europese Unie voert geen daadkrachtig beleid. De EU bevriest tijdelijk de economische en humanitaire hulp aan Algerije, maar deze bevriezing wordt maar korte tijd nageleefd. Sinds 1995 zijn er onderhandelingen in het kader van de Euro-Mediterraans Partnerschapovereenkomst (EUROMED), dat een clausule over mensenrechten bevat, maar tijdens de onderhandelingen worden er geen issues besproken die gerelateerd zijn aan mensenrechten en conflictmanagement. |
Rondom conflictenIn november 1994 nodigt de gemeenschap van Sint Egidio, die eerder al betrokken is bij het vredesproces in Mozambique, alle partijen in het conflict, waaronder de regering en de FIS, uit voor vredesgesprekken in Rome. Van alle betrokken partijen wijst alleen de regering de uitnodiging af. In januari 1995 komen de betrokken partijen een ‘Nationaal Contract’ overeen, waarin alle vormen van geweld worden afgewezen, waarin werd opgeroepen tot een staakt-het-vuren, waarin de FIS erkend wortd, waarin de Berbertaal Tamazight als officiële taal erkend wordt, waarin wordt opgeroepen alle politieke gevangenen vrij te laten, en waarin wordt voorgesteld een nationale conferentie in het leven te roepen om een overgangsregering te vormen die vrije en democratische verkiezingen zou moeten organiseren. Het initiatief wordt botweg door de regering verworpen. Amnesty International heeft met nadruk de mensenrechtenschendingen door regerings- en gewapende groepen in Algerije over het voetlicht gebracht. Tot 1997, toen de organisatie geen toestemming meer kreeg om het land te bezoeken, heeft Amnesty International onderzoeksmissies georganiseerd, waarvan de resultaten zijn vastgelegd in verschillende rapporten. Onderzoek naar slachtoffers van mensenrechtenschendingen in Algerije door Amnesty Het gebrek aan toegang tot Algerije en de onmogelijkheid om de mensenrechtenschendingen vrijelijk te onderzoeken vormen de belangrijkste obstakels voor een succesvolle interventie door internationale NGO’s. De vredesgesprekken in Rome en de weigering door de regering om enige bemiddeling van buitenaf te accepteren laten duidelijk zien dat de nationale trots van Algerije een serieus te nemen obstakel is voor buitenlandse interventies. De gesprekken in Rome hebben echter wel het positieve effect gehad dat het regime gedwongen werd om met een eigen ‘nationaal verzoeningspact’ te komen, zelfs los van het feit dat dit initiatief niet serieus genomen kan worden. Verder is het mensenrechtenorganisaties gelukt, ondanks de obstakels op hun pad, om de aandacht te krijgen voor de humanitaire crisis in Algerije. In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat de vijandige houding van het regime in Algerije jegens het aanbod voor bemiddeling van buitenaf de internationale gemeenschap ervan bewust heeft gemaakt dat het conflict niet simpelweg gezien kan worden als het inruilen van democratie voor islamitisch fundamentalisme. De ongekende mate van geweld heeft ertoe bijgedragen dat de VN situatie in Algerije niet langer konden negeren. Echter, sinds de VN akkoord zijn gegaan met het sturen van een missie op voorwaarden die door de Algerijnse overheid zijn gedicteerd, heeft de oproep voor een internationaal onderzoek zijn momentum verloren. Door het ontbreken van burgerrechten zijn de Algerijnse NGO’s weinig succesvol geweest in hun pogingen om het conflict te beheersen. Een belangrijke uitzondering is het Comité van Familieleden van Verdwenen Personen in Algerije. Sinds dit comité met zijn campagnes in de zomer van 1998 begon wordt er in Algerije veel gesproken over de kwestie van de ‘verdwijningen’, waarbij zelfs in de pers en in het Parlement vragen zijn gesteld over het lot van ‘verdwenen’ personen. |
VooruitzichtenDeels door het verborgen karakter van het conflict en de onduidelijkheid over de krachten die achter de schermen met elkaar strijden, komen de analisten met elkaar tegensprekende scenario’s voor de toekomstige ontwikkelingen in Algerije. Een echte vredesregeling wordt binnen deze context zelden als realistisch gezien. Sommigen geloven dat het conflict in een patstelling terecht is gekomen. De meeste waarnemers voorspellen daarom een langdurig aanhoudend gewapend conflict, waarbij delen van het land onder controle staan van gewapende groepen en andere delen van regeringstroepen. Er doen drie scenario’s de ronde:
De vierde en meest wenselijke oplossing, een parlementaire democratie waarbij de militairen terugtreden en de gewapende islamitische groepen voortaan via de politieke weg hun doel proberen te bereiken, wordt door alle deskundigen voorlopig als onhaalbaar gezien. |
Meer informatie op Internet:http://nl.wikipedia.org/wiki/Algerije – Algerije in de Internet-encyclopedie Wikipedia |