De volgende ochtend stroomde het huis leeg. Allemaal richting het oosten, naar Zwolle en omgeving, maar dat was niet in één dag te halen.
Tot Nunspeet ging gelukkig alles goed. Er was natuurlijk veel oponthoud door de stromen mensen met hun karretjes en kinderwagens. We sliepen die nacht goed want we waren erg moe. De volgende dag gingen we naar het bijgebouwtje en daar kregen we brood met kaas. We verbaasden ons dat die mensen gewoon te eten hadden. In de steden was eigenlijk de honger het ergst. Op het platteland scheen nog wel iets met moeite te koop te zijn.
We fietsten richting Zwolle, de IJssel over. Dat was ons doel. We reden ongeveer bij het dorp Wezep. We passeerden de mensen die lopend waren met hun karretjes en kinderwagens.
We reden onder een viaduct door waarover net een trein passeerde. Honderd meter verder aan de rechterkant zagen we een boerderij. Plotseling was er een hels kabaal. Een ratelend boordkanon van een vliegtuig dat op de trein schoot. Ik ben nog nooit zo vlug rijdend van mijn fiets afgestapt als toen. We lieten alles los en renden naar de boerderij en met ons wel zo’n honderd mensen. We zochten dekking in de grote schuur. Na een kwartier was het karwei voor het vliegtuig geklaard en konden wij onze weg weer vervolgen. De trein hing rokend, puffend en op sommige plaatsen brandend over de spoorbaan. We liepen naar de weg waar we onze fietsen hadden laten vallen. Tussen de karretjes, kinderwagens en fietsen vond ik mijn fiets. Mijn moeders fiets was verdwenen. Het was meer geluk dan wijsheid dat ik het diefje, een jongen van een jaar of tien, in zijn kraag kon pakken. Hij wist niet hoe snel hij de benen moest nemen. Stel je eens voor dat we die fiets kwijt waren geweest. Dat zou een ramp hebben betekend. Maar je ziet, in de donkerste tijden kan je geluk hebben.
Eindelijk kregen we de brug over de IJssel in zicht. We liepen de brug over, want je kon daar niet fietsen omdat het zo druk was. Mensen met handkarren namen veel plaats in.
Na de oorlog is er in 2005 (60 jaar na de hongertocht van moeder en dochter den Uijl en vele anderen) een plaquette op een van de pijlers van de Oude IJsselbrug tussen Hattem en Zwolle geplaatst. Jacoba en haar moeder hebben in januari 1945 over deze brug gelopen.
Zo snel mogelijk reden we door Zwolle. Eenmaal buiten de stad zagen we alle mensen die vóór ons gingen, een zijweg inslaan. Daar kwam ook een enorm lawaai vandaan. Toen we voorbij een bosschage waren, zagen we een boerderij. Het lawaai werd veroorzaakt door een dorsmachine. Mijn moeder en ik liepen de mensen achterna en daar aangekomen zag ik een triest tafereel. Een grote dorsmachine met een paar boeren die de machine bedienden. Duidelijk was herkenbaar met jas, hoed en opschrijfboek een ambtenaar van de Crisis Controle Dienst (CCD). Zij controleerden de crisis wel, maar ze losten hem voor ons niet op. Waarschijnlijk alleen voor zichzelf dan. Wie het dichtst bij het vuur zit warmt zich het best.
Alles wat geoogst werd moest naar de Duitse bezetter die het weer naar de Heimat vervoerde. Rondom dit spektakel in een grote kring stonden al die hongerende mensen zich te vergapen aan dat prachtige graan dat uit de machine in zakken werd gespoten. Iedereen stond daar stil te kijken, maar wat was de bedoeling van die belangstelling? Hadden ze dat al eerder gedaan en zou er uiteindelijk een verdeling van een deel van dat graan gaan plaatsvinden? Ik wist het niet en wij besloten te blijven wachten. De mensen van de boerderij waren het zeker wel gewend. Die zagen ons gewoon niet. Ze gingen rustig door met hun werk. Er stonden zeker een paar honderd mensen rondom. De man van de CCD had duidelijk de leiding en deelde de bevelen uit.
Na een paar uur dit alles te hebben gade geslagen was het koffietijd voor de CCD-er. Hij ging de boerenhofstede in met de boer en zijn knechten. De zoon van de boer, een jongen van mijn leeftijd, bleef bij de machine. Hij keek de kring rond en ontdekte mij. Hij riep me en vroeg of ik iets bij me had om graan in te doen. Ik haalde snel de kussensloop die we hadden meegenomen. Hij deed in elke zak ongeveer een kilogram tarwe en een kilogram rogge. Ik wilde betalen, maar dat hoefde niet. “Ga maar gauw weg, want als die CCD-er het merkt zijn we nog niet jarig” zei hij. Dat was dus een buitenkansje! We stopten de beiden kussenslopen met het graan vlug in een fietstas en bewaakten het als een kostbare schat.