In 1951 richtten België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland de EGKS op. Daarna werkten deze landen steeds meer met elkaar samen op economisch gebied. Met name maakten ze het makkelijker om handel met elkaar te drijven. In die tijd moest je aan de grens heffingen betalen als je goederen naar een ander land wilde brengen. Ook mocht je niet altijd zoveel naar een ander land brengen als je wilde.
Om handelsbelemmeringen weg te halen, richtten de landen van de EGKS in 1958 de Europese Economische Gemeenschap of EEG op.
Het werkterrein van de EEG breidt zich uit en in 1967 wordt de EEG omgezet in de Europese Gemeenschap (EG). Andere landen sloten zich bij de EG aan. Zo werden in 1973 Denemarken, Groot-Brittannië en Ierland lid van de EG.
In 1992 wordt de EG omgedoopt in Europese Unie (EU). Het laat goed zien dat de samenwerking tussen de landen steeds hechter wordt en dat meer en meer zaken niet meer per land worden geregeld, maar binnen de samenwerking. Denk aan milieu of aan veiligheid. Ook kwamen er steeds meer landen bij de EU, in 2004 zelfs tien tegelijk. En daarna nog eens twee. Nu zijn 27 landen lid van de EU.