Porgel en Porulan - voor de docent: info

 
Tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Nederland door de Duitsers bezet was, werden ruim 100.000 van de ongeveer 140.000 joden die in 1940 in Nederland woonden, weggevoerd naar concentratiekampen in Oost-Europa en omgebracht. Dat gebeurde nadat de Duitse bestuurders van Nederland de ene na de andere discriminerende en stigmatiserende maatregel tegen joden hadden genomen.

Dat alles lieten niet alle joden zomaar gebeurden. Ongeveer duizend van hen pleegden er verzet tegen, onder wie de leden van de PP-groep, vernoemd naar Purgel en Porulan. Die namen verwijzen naar het  gedicht van Cees Buddingh uit 1943 getiteld ‘Gedicht van de Blauwbilgorgel’.

Plan van aanpak
Voor deze les trekt u 2 uur uit. De opdracht in de les laat u door leerlingen in tweetallen maken. 

Alle leerlingen lezen Bron: pp-groep. Daarna kiest ieder tweetal een van de vijf interviewbronnen in de les. Zorg ervoor dat alle interviews aan bod komen.
Aan de hand van de gekozen interviewbron maakt ieder tweetal een of twee delen van een publiciteitsplan om meer bekendheid te geven aan deze joodse verzetsgroep.

Dat kan in de vorm van een:

  • persbericht voor de lokale krant;
  • affiche voor de avond over de PP-Groep;
  • ontwerp van een hoesje voor een dvd over de PP-Groep die die avond voor het eerst wordt vertoond;
  • bijdrage over de PP-Groep op een Facebookpagina voor jongeren;
  • door een interview na te spelen met iemand van de PP-groep en van dat interview een film te maken voor Youtube of een lokale televisiezender.

Als iedereen klaar is, neemt u de eindproducten in en kijkt ze na.

Kies hieruit het beste persbericht, de beste affiche, enzovoort en beloon de makers ervan met een leuke prijs.

Antwoorden op de hulpvragen

Bron: PP-Groep
Vraag: Waarom is het volgens mevrouw Broers-Hemelrijk gevaarlijk om de verzetsgroep een naam te geven?
-Antwoord: Als je mensen in het verzet met elkaar kunt verbinden ('Die en die is lid van de PP-Groep') is het makkelijker om die mensen te identificeren en op te pakken.

Bron: Interview met Robert (Bob) van Amerongen
Vraag: Waar vond de heer van Amerongen de eerste onderduikadressen?
-Antwoord: Bij zijn moeder, een docente: ze ging in haar lijstje met leerlingen na van wie de ouders geschikte adressen zouden hebben om te benaderen.

Vraag: Was het makkelijk onderduikadressen te vinden?
-Antwoord: Nee, absoluut niet. Mensen durfden of wilden onderduikers niet te helpen. Hij moest veel mensen benaderen voordat het iemand lukte ergens te plaatsen. Hij vond dat een rotklus.

Vraag: De heer van Amerongen heeft het op gegeven moment over 'De afdeling documentatie' van de PP-Groep. Wat bedoelt hij daarmee?
-Antwoord: 'De afdeling documentatie' bestond uit een aantal mensen die voor nieuwe (valse) persoonsbewijzen voor ondergedoken joden.

Vraag: De heer van Amerongen had naast onderduikadressen zoeken nog een tweede taak. Welke was dat?
-Antwoord: De voedselvoorziening: ervoor zorgen dat onderduikers en de familie bij wie ze te gast waren voldoende te eten hadden.

Vraag: De PP-Groep werd groter en groter. Hoe gingen de onderlinge afspraken (of in de woorden van de interviewer: 'Hoe zag de communicatie er uit')?
-Antwoord: Heel krakkemikkig. Soms via de telefoon, vaak door op een bepaalde tijd iedere dag op een drukke plek (op de hoek van de Ferdinand Bolstraat en de Ceintuurbaan in Amsterdam) heen en weer te lopen.

Vraag: Wat bedoelt de heer van Amerongen met 'veiligheidscodes'en waar bestonden die uit?
-Antwoord: Die 'veiligheidscodes' waren tekens dat het veilig was om een huis met onderduikers binnen te lopen. Zo'n teken was een gordijn dat te zien was of een plantje dat wel of juist niet op de vensterbank te zien was. Als het veiligheidsteken ontbrak, liep je gewoon door en ging je niet naar binnen.

Vraag: Het is een keer misgegaan met die veiligheidscodes. Hoe kwam dat?
-Antwoord: Femke, lid van de PP-Groep, was een keer onvoorzichtig en niet gelet op het veiligheidsteken. Ze is toen opgepakt en in concentratiekamo Ravenbrück terecht gekomen.

Vraag: Vind je de heer van Amerongen een verzetsheld?
-Antwoord: Zelf vindt hij van niet: je doet wat je moet doen. Het was gewoon je werk, daar is niets heldhaftig bij. En wat vinden de leerlingen?

Bron: Interview met Dineke Broers-Hemelrijk
Vraag: Wat deed de PP-Groep in het verzet?
-Antwoord: Joden laten onderduiken en hen voorzien van een onderduikadres en eten voor de onderduikers. Daarvoor verzorgden ze valse of gestolen bonkaarten en distributiekaarten (die je nodig hebt om eten te kunnen kopen) en stamkaarten en persoonsbewijzen.

Vraag: Hoe kwamen Bob van Amerongen en Jan Hemelrijk beiden bij de verzetsgroep terecht?
-Antwoord: Beiden deden hetzelfde werk in hun eentje: joden onderbrengen; ze hadden een bond omdat ze bieden een joodse vader hadden. Omdat het goed klikte zijn ze gaan samenwerken en dat werd de PP-Groep.

Vraag: Wat is Jans motivatie geweest om in het verzet te gaan?
-Antwoord: Meteen bij het aanbreken van de oorlog dacht hij bij zichzelf: 'We moeten onmiddelijk wat gaan doen en we moeten voorbereid zijn op de vervolgingen die zeker gaan komen.'

Vraag: Hoe succesvol was de PP-Groep en waardoor kwam dat?
-Antwoord: Op één persoon na (Femke Last) is niemand (noch van de verzetsleden noch van de onderduikers) ooit opgepakt. De leden van de PP-Groep konden goed organiseren en waren zeer zorgvuldig; ze konden goed hun mond houden.

Vraag: Hoe belangrijk was de rol van Jan in de PP-Groep.
-Antwoord: Zeer belangrijk! Hij was de enige die alle personen en adressen kende. Iedereen was gewaarschuwd dat als hij zou worden opgepakt, iedereen meteen alle bewijzen moest opruimen en alle onderduikers wegbrengen naar andere onderduikadressen. dat is echter nooit nodig geweest.

Bron: Interview met Mark van Rossum de Chattel
Vraag: Hoe is de heer van Rossum du Chattel voorkomen dat hij -als jongeman- naar Duitsland werd gestuurd om daar te werken?
-Antwoord: Wie in de landbouw werkte, hoefde niet in Duitsland te gaan werken.

Vraag: Wat was de eerste verzetsactiviteit van de heer van Rossum du Chattel?
-Antwoord: Hij stal een persoonsbewijs van iemand om door te geven aan anderen.

Vraag: Hoe kwam hij bij het verzet?
-Antwoord: Hij is er toevallig in gerold, hij kende Bob (van Amerongen) en die vroeg hem wat voor hem te doen: bonkaarten ophalen bij een gemeenteambtenaar in Heiloo.

Vraag: De heer van Rossum du Chattel legt uit hoe je 'Joden kon legaliseren'. Wat bedoelt hij met 'legaliseren' en hoe ging dat in zijn werk?
-Antwoord: Legaliseren is een persoonsbewijs invullen (zonder de J voor joden erop) en in de bevolkingsregister invoeren. Die persoon werd dan niet als jood gezien. Er was wel een schaduwbestand van alle gemeentes in Den Haag, maar bij controles keken mensen in eerste instantie naar het bevolkingsregister. Bij een razzia waren die mensen redelijk veilig en mochten ze gaan.

Vraag: Hoe waarschuwden de verzetsmensen elkaar?
-Antwoord: Als er gevaar was, floot je. Maar de heer van Rossum du Chattel kon niet fluiten en joog iedereen de stuipen op het lijf door niet te fluiten.

Bron: Interview met Jaap Lobatto
Vraag: Waarom was het tijdens de Tweede Wereldoorlog met name in Amsterdam zo gevaarlijk voor joden?
-Antwoord: De Duitsers konden de binnenstad van Amsterdam makkelijk afsluiten door de bruggen op te halen. Je kon dan iedereen binnen het afgezette gebied oppakken.

Vraag: Wat gebeurde er met de joden die werden opgepakt?
-Antwoord: Die werden gestuurd naar concentratiekampen. De heer Lobatto vertelt over de eerste razzia toen er zeshonderd mensen werden opgepakt en naar Mauthausen gestuurd. Die zijn allemaal omgekomen.

Vraag: De heer Lobatto heeft het over kinderen met de duim naar beneden en over kinderen met de duim omhoog. Wat bedoelt hij daarmee?
-Antwoord: Hij heeft het over steeds meer joodse kinderen die uit de klas verdwijnen. Kinderen met de duim naar beneden zijn kinderen die opgepakt zijn door de Duitsers; kinderen met de duim onhoog zijn kinderen die ondergedoken zijn.

Vraag: De heer Lobatto is op 1 oktober 1943 ondergedoken met de hulp van Bob van Amerongen van de PP-groep. Welke twee dingen heeft de PP-groep geregeld voor onderduikers?
-Antwoord: 1) Ervoor zorgen dat een onderduiker een vals persoonsbewijs krijgt. 2) Zorgen voor extra levensmiddelen voor de onderduikers.

Vraag: Hoe ervoer de heer Lobatto zijn onderduikperiode?
-Antwoord: Als een sleur en als een gevangenis. Je zat de hele dag binnen, alleen 's winters kon je in het donker af en toe een blokje om gaan lopen. Hij heeft wel angstige momenten meegemaakt toen de Duiterse zijn onderduikadres tijdens een razzia inspecteerden. Het groepje mensen (er waren er 10 onderduikers verstopt) werd bijna gepakt toen een van hen een paniekreactie kreeg en hen bijna verraadde.

Vraag: Hoe gingen onderduikers als de heer Lobatto om met spanningen en conflicten?
-Antwoord: Je moest ervoor zorgen dat iedereen goed met elkaar om bleef gaan; je moest wel, want je kon geen kant op. De risico's waren immers groot.Bron:

Interview met Miep Gompes-Lobatto
Vraag: Wat merkte mevrouw Lobatto als kind van de maatregelen van de Duitse bezetters en wat vond ze daarvan?
-Antwoord: Ze moest naar een aparte school voor joden, ze moest een ster op haar kleding dragen en mocht niet meer met de tram of fiets gaan. Ze vond het dragen van een ster raar, maar tegelijkertijd bracht de Duitse maatregelen een gevoel van samenheid en we van 'samen maken we er wat van', met name dankzij de inzet van de leraren en de rector.

Vraag: Waarom is mevrouw Lobatto ondergedoken?
-Antwoord: Ze kreeg een oproep om zich te melden en dat deed de familie niet. Bob van Amerongen heeft er toe opgedrongen dat ze zou gaan onderduiken en dat heeft ze gedaan. Iedereen wist toen dat je naar Westerbork zou worden gevoerd en dat onderduiken de enige manier was om daar aan te ontkomen.

Vraag: Waardoor voelde mevrouw Lobatto zich thuis op haar onderduikadres?
-Antwoord: Ze voelde zich geen onderduikster, ze had goed contact met de dochter van de familie bij wie ze zat ondergedoken en de familie probeerde haar wat schoollessen bij te brengen. Het verliep allemaal heel natuurlijk, tot ze een maand later bericht kreeg dat haar moeder en oma waren gepakt.

Vraag: In het interview noemt mevrouw Lobatto op gegeven moment Miep de Vries. Wie is dat?
-Antwoord: Dat is mevrouw Lobatto zelf. Bob van Amerongen heeft ervoor gezorgd dat ze een andere persoonsbewijs kreeg op het stadhuis van Heiloo onder de naam Miep van Vries.

Vraag: Welk risico neemt iemand die onderduikers verbergt?
-Antwoord: Mensen die onderduikers helpen konden als ze betrapt werden worden gefusilleerd.

Vraag: Wat komt er allemaal kijken bij onderduiken?
-Antwoord: Je moet ervoor zorgen dat onderduikers genoeg eten hebben; daarvoor hebben ze bonkaarten en geld nodig. Maar vooral was het moeilijk om adressen te komen; het was ook niet niks om wilde vreemdelingen in huis te nemen.

Vraag: Wat vertelt mevrouw Lobatto over de dagelijkse gang van zaken tijdens de onderduik?
-Antwoord: Ze verveelde zich en ze moest zich gedragen en ervoor zorgen dat er geen conflicten zouden ontstaan. De onderduik was voor haar ook een soort gevangenis.


Kerndoelen
51 De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.

52 De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer.

 

verwante lessen

Login Form