Voordat de Rus Yoeri Gagarin in 1961 als eerste mens een ruimtereis maakte, werden al dieren de ruimte ingestuurd. Het doel was om te kijken of levende wezens wel bestand waren tegen het reizen in de ruimte. Van deze proefdieren is de hond Lajka een van de bekendste; die maakte in 1958 een ruimtereis.
Toen werden proefdieren ook gebruikt voor het testen van geneesmiddelen, gevaarlijke stoffen, cosmetica, noem maar op. En als je dierenarts wilt worden of dokter moet je ook op levende dieren oefenen. Nog steeds worden proefdieren gebruikt en om dezelfde redenen, ook in de Europese Unie.
Maar mag je zomaar dieren gebruiken? Het zijn toch levende wezens met gevoel? Kunnen we niet iets anders, beters bedenken? Daarover gaan jullie nadenken.
Daarna leg je samen met andere leerlingen uit wat je van dierproeven vindt. Hoe jullie te werk gaan lees je in ‘Dit ga je doen’.
Voor deze les krijg je 1 lesuur de tijd.
Lees de bronnen. Dat doe je alleen en je krijgt er 40 minuten de tijd voor. Intussen print je juf of meester blaadjes uit met vijf stellingen erop. Daarna deelt je juf of meester de blaadjes met de stellingen uit in de klas. Kies er een van uit waar je het meest mee eens bent. De stellingen zijn genummerd 1 t/m 5.
Je juf of meester deelt de klas in groepen in. Je krijgt dan de kans om je aan te sluiten met klasgenoten die het met dezelfde stelling eens is als jijzelf. Elke groep verdedigt zijn stelling en zoekt (behalve bij stelling 5) manieren om dierproeven te vervangen. De groep die stelling 5 behandelt, moet nagaan hoe je kunt voorkomen dat proefdieren onnodig lijden.
De groepen krijgen 15 minuten de tijd om een kort artikel te schrijven waarin ze hun stelling onderbouwen.
Ten slotte laat je juf of meester iedere groep iemand het artikel voorlezen. Dus spreek onderling af wie van je groep het artikel in de klas voorleest.
Je gebruikt het vast wel: shampoo om je haar te wassen, gel om er vorm aan te geven. Mascara en lippenstift om je mooi te maken. Crème om je huid te beschermen en deodorant om vieze luchtjes weg te werken. Al die spulletjes zijn cosmeticaproducten.
Maar voor cosmetica op jullie lichaam belandt, is het eerst getest of het wel veilig is. Of je er geen uitslag van krijgt of zo, of in je ogen prikt. Die testen werden vaak op dieren gedaan, bijvoorbeeld op muizen. Pas als deze proefdieren er niet ziek van werden of er uitslag van kregen, mochten de producten op de markt worden gebracht.
In Nederland zijn dierproeven voor cosmetica sinds 1997 verboden. De Europese Unie stelde in 2009 een gedeeltelijke testverbod in en in 2013 een totaal verbod. In 2013 werd ook de handel in op dieren geteste cosmetica verboden in de EU.
Toen hadden de muizen alle reden om te dansen. Ook mensen die tegen dierproeven voor cosmetica zijn, hadden dat. En dat zijn veel mensen.
Dat dierproeven worden gedaan omwille van onze gezondheid, vinden veel mensen juist geen probleem. Die vinden het bijvoorbeeld prima als geneesmiddelen tegen kanker worden getest op dieren. Daarvoor worden gezonde dieren eerst ziek gemaakt. Vervolgens wordt getest welke geneesmiddelen het dier beter maken of niet. En nog een voorbeeld: als de wetenschapper een pijnstiller test, moet hij/zij het dier eerst pijn laten lijden. Dan krijgt het dier de pijnstiller. En dan maar hopen dat het werkt.
Geleerden gebruiken dieren ook om uit te zoeken hoe ons lichaam werkt en hoe organen in ons lichaam werken, onze hersenen bijvoorbeeld. Want hoe meer we weten over het menselijk lichaam hoe beter we ziektes kunnen behandelen.
In plaats van testen op de huid van een levend konijn, kun je de test ook uitvoeren op een stukje huid. Je neemt dan een paar huidcellen van het konijn. Die gaat daar niet aan dood en het doet geen pijn. Vervolgens stop je de cellen in een speciaal glazen bakje.
Daar zit een vloeistof in, waar de cellen kunnen overleven en groeien. Vervolgens doe je de test. Je kunt ook huidcellen van een mens nemen. Dat is eigenlijk nog beter. Want die lijken nog net meest op de huidcellen van een … mens.
Studenten die dokter of dierenarts willen worden, moeten leren hoe het lichaam van mens of dier in elkaar zit. Dieren hebben dezelfde organen als mensen. Denk maar eens aan het hart of de bloedvaten. Daarom wordt er door de studenten op levende dieren geoefend. Soms is het daarbij nodig om dieren te opereren. Studenten werken meestal met kikkers, muizen en ratten.
Maar in Utrecht ook met paarden. Het zit zo:
In Nederland waren er in 2019 achttien paarden waar studenten diergeneeskunde op kunnen oefenen. Een van die paarden heet Faldo. Ze, het is een merrie en is achttien jaar oud. Vanaf haar derde werkte ze voor de faculteit Diergeneeskunde van de universiteit van Utrecht. Studenten diergeneeskunde bevoelden haar, staken hun hand in haar achterste of luisterden naar haar hart en longen. Dat moesten de studenten doen om te leren hoe dieren in elkaar zitten. En ook om te leren wat je ervan merkt als een dier ziek is. Er worden dus geen wetenschappelijke proeven gedaan op Faldo. Toch is zij volgens de Nederlandse Wet op de dierproeven een proefdier. Dat geldt ook voor ale andere dieren die voor het onderwijs worden gebruikt.
Vanaf oktober 2019 is Faldo met pensioen. Nu brengt ze haar dagen door in een paardenrusthuis dat De Paardenkamp heet. Daar mag ze grazen op een terrein dat eruit ziet als een stuk vrije natuur.
Daarmee is de faculteit Diergeneeskunde van de universiteit niet onthand. Integendeel. Sinds 2016 heeft de faculteit een Haptic Horse. Dat is een nagebouwd achterdeel van een paard met neporganen erin. Die neporganen zijn zó gemaakt dat ze als echte organen aanvoelen als je de Haptic Horse met je handen onderzoekt. Die neporganen kunnen ook nepkwalen krijgen. Die nepkwalen zijn gemaakt door een computer. Zo leren studenten ontdekken of en waarom een echt paard ziek is geworden. Toch meent Yteke Elte, die als paardenarts voor de faculteit werkt, dat er voor studenten diergeneeskunde onderwijspaarden nodig blijven. Elke student diergeneeskunde krijgt immers met levende paarden te maken zodra hij of zij als dierenarts aan de slag kan.
Naar: ‘Onderwijsmerrie Faldo (18) mag met pensioen in paardenrusthuis‘ in NRC Handelsblad van 7 oktober 2019.
We kunnen steeds meer met de computer! De dieren kunnen daar voordeel bij hebben.
Experts schrijven voor computers programma’s waarmee je een kikker of een varken op je computer kan onderzoeken zonder dat je de kikker of het varken open hoeft te snijden. Ze noemen zulke programma’s simulaties. Als de student die een simulatie van een kikker gebruikt weet waar de organen zitten, is hiermee het leven van een echte kikker gespaard. En natuurlijk kan de computerkikker steeds worden hergebruikt.
Voordat Yoeri Gagarin zijn ruimtevlucht maakte, moest eerst worden bewezen dat levende wezens een ruimtereis kunnen doorstaan. Daarom werden vanaf 1958 dieren de ruimte in gestuurd en teruggebracht op aarde. Dat waren onder meer honden en apen. Van deze proefdieren waren de chimpansee Ham en de hond Lajka. Ham maakte zijn reis aan boord van een Amerikaans ruimtevaartuig en Lajka aan boord van een Russisch ruimtevaartuig.
Ook na Gagarin’s ruimtereis gingen er proefdieren de ruimte in, apen, honden, katten, muizen, ratten, spinnen, kikkers, wormen, torren, cavia’s, vissen en schildpadden. Ze werden gebruikt voor onderzoek in de ruimte. Soms overleefden ze hun tocht, dan weer niet. Soms werden ze na hun tocht gedood om te kijken hoe hun lichaam de ruimtereis had doorstaan.
Zo lieten Japanse wetenschappers in 2019 mannelijke muizen naar het Internationaal Ruimtestation sturen, een werkplaats in een baan rond de aarde. Astronauten in deze werkplaats verzamelden sperma (zaadcellen in vloeistof) van de muizen. Dat sperma werd naar de aarde gebracht. Met dat sperma werd geprobeerd om vrouwtjesmuizen drachtig te maken. Dat lukte; deze proefmuizen werden drachtig en brachten daarna hun jongen ter wereld. Die jongen bleken gezond te zijn en zouden later zelf in staat zijn om zich voort te planten.
Dit is een aanwijzing dat ook menselijke ruimtevaarders nakomelingen kunnen krijgen. Dat zou het voor mensen makkelijker maken om in nederzettingen op de maan, Mars of een ander hellichamen te gaan wonen. Een spijkerhard bewijs is het echter niet, zeggen de geleerden die deze proef hebben gedaan.
Naar: ‘Muizen planten zich succesvol voort na verblijf in het Internationaal Ruimtestation’ op https://www.scientias.nl/muizen-planten-zich-succesvol-voort-na-verblijf-in-het-internationaal-ruimtestation/
In de Europese Unie worden nog steeds proefdieren gebruikt. In 2016 waren het er volgens de actiegroep Animal Rights bijna 12 miljoen. De meeste proefdieren worden gebruikt voor het onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen en ander wetenschappelijk onderzoek.
Daarbij moeten onderzoekers zich houden aan een richtlijn van de EU voor het gebruik van proefdieren. Die richtlijn werd in 2010 van kracht. Een richtlijn is een reeks afspraken over wat je wel of niet mag doen. Volgens die richtlijn mag niet iedereen zomaar proeven op dieren doen. En dierproeven zijn alleen toegestaan als het in het belang van onze gezondheid en veiligheid is. Bij het opstellen van die richtlijn ging de EU uit van drie begrippen: Vermindering van het aantal dierproeven, verfijning van de proeven (waardoor dieren niet onnodig hoeven te lijden) en vervanging van dierproeven.
Al eerder legde de EU beperkingen op aan het gebruik van proefdieren. Zo werd vanaf 2004 het gebruik van proefdieren voor het ontwikkelen van cosmetica steeds verder beperkt en ten slotte helemaal verboden. Vanaf 2013 is het in de EU ook verboden om cosmetica die van buiten de unie zijn ingevoerd als bij de ontwikkeling ervan proefdieren zijn gebruikt.
Deze les stelt een ethische vraag centraal: in hoeverre mogen we dieren gebruiken voor testen en onderzoek? Welke soort testen zijn toelaatbaar? Welke niet? Onderzoeken we de alternatieven voldoende? Stellen we daarvoor voldoende geld beschikbaar? Kinderen in groep 7/8 zullen de dierproeven vrijwel zeker ‘zielig’ vinden. Maar ze gebruiken op die leeftijd waarschijnlijk al cosmetica in een of andere vorm. Of medicijnen en inentingen. Hoe wegen ze het belang van dieren tegen het belang van de gezondheid van mensen?
- Voor deze les trekt u 1 lesuur uit.
- Eerst lezen de leerlingen de bronnen individueel. Daar geeft u ze 40 minuten de tijd voor.
- Print terwijl de leerlingen de bronnen lezen blaadjes uit met daarop de volgende stellingen genummerd 1 t/m 5.
- Dierproeven moeten altijd verboden worden
- Dierproeven moeten toegestaan worden indien ze geneesmiddelen veilig moeten helpen maken
- Dierproeven moeten toegestaan worden indien zie 2 en indien ze voedsel veilig moeten helpen maken.
- Dierproeven moeten worden toegestaan zie 3 en omdat het nodig is voor mensen die geneeskunde studeren.
- Dierproeven moeten altijd worden toegestaan.
- Deel de blaadjes met de stellingen in de klas uit.
- Vraag leerlingen met welke (niet meer dan een) van deze stellingen ze het meest eens zijn. Deel aan de hand hiervan de klas in vijf groepen in. Elke groep verdedigt zijn stelling en zoekt manieren (behalve bij stelling 5) om dierproeven te vervangen. De groep die stelling 5 behandelt, moet nagaan hoe je kunt voorkomen dat proefdieren onnodig lijden.
- U geeft de groepen 15 minuten de tijd om een kort artikel te schrijven waarin ze hun stelling onderbouwen.
- Ten slotte vraagt u van iedere groep een leerling om het artikel voor te lezen dat de groep geschreven heeft.
- Heeft u nog tijd, probeer dan met de hele klas een gezamenlijk standpunt over de (jon)wenselijkheid van dierproeven te vinden.
Uitwerking
Proeven op dieren worden onder andere gedaan voor:
- toxiciteitonderzoek, waarbij wordt onderzocht of allerlei kunstmatige stoffen waar je als mens in het dagelijkse leven mee in aanraking komt (zoals schoonmaakmiddelen, bestrijdingsmiddelen tegen ongedierte en conserveringsmiddelen in ons voedsel) niet schadelijk zijn voor ons.
- het testen van medicijnen.
- het maken en testen van vaccins.
- ruimteonderzoek.
- bij het opleiden van dokters en dierenartsen.
Achtergrondinformatie
- Boek: verzin iets beters van J.W. Blijdorp
http://janwillemblijdorp.nl/kinderen/groep-8-beleeft-altijd-wat/verzin-iets-beters/ - Meer informatie over dierproeven
https://www.nemokennislink.nl/publicaties/dierproefalternatieven/ en
https://www.stichtinginformatiedierproeven.nl/
De opdracht sluit aan bij: de volgende kerndoelen:
- Kerndoel 3: de leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren.
- Kerndoel 37: de leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen.
- De leerling kan met voorbeelden aangeven waarom er dieren voor proeven worden gebruikt en op welk gebied.
- De leerling kan aangeven waarom het voor hem of haar belangrijk is dat er proeven op dieren worden gedaan.
- De leerling kan enkele voorbeelden van alternatieven voor dierproeven geven.
- De leerling heeft zich een mening gevormd over wanneer wel en wanneer niet dieren voor proeven mogen worden gebruikt.
De leerlingen hebben de opdracht goed gemaakt als ze een wel doordachte mening over de (on)wenselijkheid van dierproeven hebben gevormd en dat in een helder betoog hebben verdedigd met feitelijk juiste en ter zake doende argumenten.