Voordat Yoeri Gagarin zijn ruimtevlucht maakte, moest eerst worden bewezen dat levende wezens een ruimtereis kunnen doorstaan. Daarom werden vanaf 1958 dieren de ruimte in gestuurd en teruggebracht op aarde. Dat waren onder meer honden en apen. Van deze proefdieren waren de chimpansee Ham en de hond Lajka. Ham maakte zijn reis aan boord van een Amerikaans ruimtevaartuig en Lajka aan boord van een Russisch ruimtevaartuig.
Ook na Gagarin’s ruimtereis gingen er proefdieren de ruimte in, apen, honden, katten, muizen, ratten, spinnen, kikkers, wormen, torren, cavia’s, vissen en schildpadden. Ze werden gebruikt voor onderzoek in de ruimte. Soms overleefden ze hun tocht, dan weer niet. Soms werden ze na hun tocht gedood om te kijken hoe hun lichaam de ruimtereis had doorstaan.
Zo lieten Japanse wetenschappers in 2019 mannelijke muizen naar het Internationaal Ruimtestation sturen, een werkplaats in een baan rond de aarde. Astronauten in deze werkplaats verzamelden sperma (zaadcellen in vloeistof) van de muizen. Dat sperma werd naar de aarde gebracht. Met dat sperma werd geprobeerd om vrouwtjesmuizen drachtig te maken. Dat lukte; deze proefmuizen werden drachtig en brachten daarna hun jongen ter wereld. Die jongen bleken gezond te zijn en zouden later zelf in staat zijn om zich voort te planten.
Dit is een aanwijzing dat ook menselijke ruimtevaarders nakomelingen kunnen krijgen. Dat zou het voor mensen makkelijker maken om in nederzettingen op de maan, Mars of een ander hellichamen te gaan wonen. Een spijkerhard bewijs is het echter niet, zeggen de geleerden die deze proef hebben gedaan.
Naar: ‘Muizen planten zich succesvol voort na verblijf in het Internationaal Ruimtestation’ op https://www.scientias.nl/muizen-planten-zich-succesvol-voort-na-verblijf-in-het-internationaal-ruimtestation/