In de Europese Unie worden nog steeds proefdieren gebruikt. In 2016 waren het er volgens de actiegroep Animal Rights bijna 12 miljoen. De meeste proefdieren worden gebruikt voor het onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen en ander wetenschappelijk onderzoek.
Daarbij moeten onderzoekers zich houden aan een richtlijn van de EU voor het gebruik van proefdieren. Die richtlijn werd in 2010 van kracht. Een richtlijn is een reeks afspraken over wat je wel of niet mag doen. Volgens die richtlijn mag niet iedereen zomaar proeven op dieren doen. En dierproeven zijn alleen toegestaan als het in het belang van onze gezondheid en veiligheid is. Bij het opstellen van die richtlijn ging de EU uit van drie begrippen: Vermindering van het aantal dierproeven, verfijning van de proeven (waardoor dieren niet onnodig hoeven te lijden) en vervanging van dierproeven.
Al eerder legde de EU beperkingen op aan het gebruik van proefdieren. Zo werd vanaf 2004 het gebruik van proefdieren voor het ontwikkelen van cosmetica steeds verder beperkt en ten slotte helemaal verboden. Vanaf 2013 is het in de EU ook verboden om cosmetica die van buiten de unie zijn ingevoerd als bij de ontwikkeling ervan proefdieren zijn gebruikt.