Het E-nummersysteem is ingevoerd door de Europese Unie. Het is vooral bedoeld om te zorgen dat de EU toezicht kan houden op wat fabrikanten aan onze levensmiddelen toevoegen. Bovendien moeten mensen die voedingsmiddelen kopen op het etiket van die producten altijd kunnen zien welke toevoegingen er in zitten.
Als een fabrikant van voedingsmiddelen een stof aan een van zijn producten wil toevoegen, moet die stof eerst worden onderzocht en getest. Pas als vaststaat dat niemand ziek van worden van die stof, komt het op een lijst van veilige toevoegingen en krijgt het een E-nummer. Dan mag het in het product worden gestopt. Dat testen en toekennen van E-nummers doet de European Food Safety Authority (EFSA). Aan deze organisatie doet ook Nederland mee.
Elk E-nummer bestaat uit een ‘E’ gevolgd door een getal van drie cijfers.
Stoffen met een E-nummer worden in Nederland opgenomen in de Warenwet.
Er zijn ook toevoegingen die al wel in een of meer EU-landen zijn toegelaten, maar nog niet op een lijst van stoffen met E-nummers kunnen worden gezet want die worden nog steeds getest. Deze stoffen hebben een nummer zonder ‘E’. Enkele voorbeelden hiervan zijn stoffen met de nummers 314, 505 en 1400.