Je mag denken en zeggen wat je wilt. Zo staat het in het kort in Artikel 19 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties. Deze verklaring hebben de Verenigde Naties in 1948 aangenomen. Elk land dat lid is van de VN heeft de verklaring ondertekend. Iedere burger van een van de VN-lidstaten, waar ook ter wereld, mag dus denken en zeggen wat hij wil.
Dat geldt ook voor mensen die nieuwsberichten maken of doorgeven. Ze mogen dat op hun eigen manier doen, vanuit hun levensbeschouwing en politieke opvattingen. Maar het recht om te zeggen wat je wilt, kan alleen gewaarborgd worden als in een land deze persvrijheid is.
Dat is bijvoorbeeld zo in Nederland. Daarom zijn hier nieuwsmedia te kust en te keur, waar je het dagelijks nieuws vandaan kunt halen.
Volgens de VN is het van groot belang voor vrede en welvaart in de wereld als journalisten en andere medewerkers van nieuwsmedia onbelemmerd hun werk kunnen doen.
Nieuwsmedia horen tot het werkterrein van de UNESCO, de VN-organisatie voor onderwijs, cultuur en wetenschap. De UNESCO houdt om de twee jaar een Algemene Conferentie. Dan komen vertegenwoordigers van alle landen die lid zijn van de organisatie, waarnemers van landen die geen lid zijn, en medewerkers van ngo’s bij elkaar. Tijdens de conferentie stippelen de deelnemers het beleid van de UNESCO voor de komende jaren uit.
Tijdens de Algemene Conferentie van 1991 van de UNESCO stond persvrijheid hoog op de agenda. De deelnemers erkenden dat journalisten en andere medewerkers van nieuwsmedia niet in elk land mogen zeggen en schrijven wat ze willen. Daarom werd tijdens de conferentie de Internationale Dag van de Persvrijheid ingesteld. Met deze dag willen de UNESCO en daarna de hele VN het belang onderstrepen van persvrijheid. Op 3 mei 1993 werd deze dag voor het eerst gehouden. Sindsdien is het ieder jaar op 3 mei Internationale Dag van de Persvrijheid.
Toch is persvrijheid in sommige landen ver te zoeken. In landen met een dictatuur als Iran worden journalisten gevangengezet of zelfs vermoord omdat ze dingen zeiden die hun politieke en religieuze leiders onaanvaardbaar vinden. In Hongarije, een democratie in verval, kopen rijke zakenlieden onafhankelijke media op in opdracht van de rechtspopulistische regering. Daarom komen er in die media alleen opvattingen voor die de regering welgevallig zijn.