In de jaren ’80 van de vorige eeuw maakte in het ene Latijns-Amerikaanse land na het andere een dictatuur plaats voor democratie. Dat was bijvoorbeeld het geval in Argentinië, Brazilië en in Chili. Iets dergelijks gebeurde in Europa, nadat in 1989 de Berlijnse muur viel en na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991. Polen, Hongarije en andere landen die ten oosten van het IJzeren Gordijn hadden gelegen, wisselden hun autoritaire communistische bewind in voor een democratie. Ook enkele voormalige lidstaten van de Sovjet-Unie deden dat, zoals Estland, Letland en Litouwen. Ten slotte viel Joegoslavië, een land met een autoritair bewind uiteen in zes landen met een min of meer democratisch bestel. De democratie was toen dus in opmars en in de westerse wereld dacht men dat er binnen afzienbare tijd nergens in de wereld meer een dictatuur zou zijn. Zo voorspelde de politicoloog Francis Fukuyama uit Chili (foto rechts) in 1990 dat op den duur elk land ter wereld een democratie zou hebben.
Is deze verwachting ook uitgekomen? In 2021 leeft iets minder dan de helft van de wereldbevolking in een echt democratisch land. Daar hebben de mensen waar ze recht op hebben, volgens de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: dat ze als burgers van hun land deel kunnen nemen aan het politieke leven.
Er zijn regeringen van meerdere landen die als democratieën te boek stonden, zoals Hongarije en Turkije die trekjes van een dictatuur hebben gekregen. Daardoor dreigen steeds meer burgers hun recht om aan het politieke leven mee te doen, min of meer kwijt te raken.
Het wordt dus hoog tijd om te zorgen de verbreiding van de democratie verder doorgaat. Uiteindelijk zou iedere wereldburger in een democratisch land moeten wonen. Over dit onderwerp gaan jullie aan het werk in deze les.