Kolonisatie van Suriname:
De naam Suriname is afgeleid van Surinen. Dat is de naam van het indianenvolk dat oorspronkelijk in Suriname woonde. In 1499 ontdekken Spaanse zeevaarders Suriname. De Spanjaarden en Portugezen zoeken er naar goud. Later komen ook Engelsen dat doen.
Ze stichten nederzettingen waar ze handeldrijven met de Surinen. Later leggen ze plantages aan om er suikerriet, koffie en katoen te verbouwen.
In 1613 stichten Nicolaas Baliestel en Dirck Claasz van Sanen een Nederlandse nederzetting aan de Surinamerivier, die door het huidige Suriname loopt. Hieruit ontstaat later de stad Paramaribo.
Slavernij:
De Surinen worden gedwongen om als slaven op de plantages te werken. Ze zijn niet bestand tegen het zware werk dat ze moeten doen en velen van hen sterven. Nog meer slaven sterven door besmettelijke ziektes. De kolonisten brachten de ziektekiemen met zich mee, die deze ziekten veroorzaken. Het volk van de indianen sterft hierdoor bijna helemaal uit.
Daardoor moeten de planters hun slaven ergens anders vandaan halen. En daarmee komt de slavenhandel richting Suriname op gang.
De plantageeigenaren laten vooral mensen uit West-Afrika komen om als slaaf op hun plantages te werken. Europese, en vooral Nederlandse slavenhandelaars, leveren de slaven aan. De handelaren kopen de slaven in Afrika en verkopen ze door aan de planters.
In de 17e eeuw is Suriname dan weer een Engelse, dan weer een Nederlandse kolonie. In 1667 komt Suriname definitief in bezit van Nederland. Vanaf 1682 bestuurt de West-Indische Compagnie de kolonie.
De Surinaamse economie draait op de uitvoer van koffie, katoen en vooral rietsuiker. Na 1770 brengt de rietsuikerhandel steeds minder op, omdat er steeds meer suiker uit landen in Azië op de markt komt. Bovendien worden plantages telkens aangevallen door weggelopen slaven die zich in het oerwoud schuilhouden. Ten slotte gaat de handel in rietsuiker achteruit, omdat er steeds meer suiker op de markt komt die verkregen is uit de teelt van suikerbieten in Europa. Veel suikerrietplantages worden gesloten.
Einde van de slaventijd:
Intussen groeit in Europa de weerzin tegen de slavernij. Meer en meer landen schaffen de slavernij af. Op 1 juli 1863 doet Nederland dat ook en komt er een einde aan de slavernij in Suriname.
Elk jaar op 1 juli vieren Surinamers de afschaffing van de slavernij met het Keti Koti (ketenen gebroken) feest
De 'vrijgelaten' slaven moeten wel nog tien jaar op de plantages werken. Daarna zijn ze vrij om te werken waar ze maar willen. Daardoor ontstaat er behoefte aan nieuwe arbeidskrachten.
Om te beginnen werven de Nederlandse bestuurders van de kolonie nieuwe werkkrachten in India. Deze werkkrachten en hun nakomelingen kennen we nu als Hindoestanen.
Vanaf 1890 laten planters ook arbeiders uit Nederlands-Indië komen. Die zijn van Chinese of Javaanse afkomst. Vanaf 1916 worden geen mensen uit India meer geworven.
De economie van Suriname krabbelt op als er goud wordt gevonden en bauxiet, een stof waar aluminium uit wordt gehaald. Een Amerikaans en een Nederlands bedrijf openen bauxietmijnen. Andere bedrijven beginnen zich in Suriname op bosbouw toe te leggen. Daarbij gaat het vooral om het tropisch hardhout. Bauxiet wordt het voornaamste uitvoerproduct van Suriname. Ook de uitvoer van tropisch hardhout levert veel geld op.
Onafhankelijk van Nederland:
Tijdens de Tweede Wereldoorlog beginnen de rijke mensen in Suriname te ijveren voor zelfstandigheid. Ze richten de Nationale Partij Suriname of kortweg NPS op. Ze willen dat Suriname zelf mag bepalen wat het met zijn natuurlijke hulpbronnen doet. Niet lang na de oprichting van de NPS richten Hindoestanen een eigen partij op, de Verenigde Hindoe Partij of VHP.
Als Nederlands-Indië in 1949 onafhankelijk wordt, groeit de Surinaamse wens naar zelfstandigheid nog meer. In 1954 tekenen Nederland en Suriname (en de Nederlandse Antillen) het Statuut. Dat is een reglement voor het bestuur van het Koninkrijk der Nederlanden. Hierin staat dat Suriname deel blijft uitmaken van dat koninkrijk der Nederlanden.
Wel krijgt Suriname een grote mate van zelfstandigheid. De regering van Suriname kan alle zaken in Suriname regelen, behalve Defensie en Buitenlandse Zaken. Daarover blijft de regering in Den Haag de baas.
De NPS neemt daar geen genoegen mee. Deze partij wil volledige onafhankelijkheid voor Suriname van Nederland. Ze krijgt daarbij steun van de VHP, omdat die partij ook wil dat Suriname volledig onafhankelijk wordt. Uiteindelijk gaat de Nederlandse regering hiermee akkoord.
Op 25 november 1975 wordt de republiek Suriname uitgeroepen.