Betere arbeidsvoorwaarden in naaiateliers


Het maken van kleding uit lappen wol, linnen, katoen of een ander soort geweven stof is arbeidsintensief. Anders gezegd: er zitten veel arbeidsuren in die kleren. Daarom proberen kledingfabrikanten de arbeidskosten van hun producten laag te houden. Dat gaat niet alleen ten koste van het salaris dat de werknemers in hun naaiateliers ontvangen. Om de arbeidskosten laag te houden laten ze die arbeiders ook vaak onder slechte omstandigheden werken. Daardoor komt het er in grote trekken op neer dat hoe goedkoper de kleding is die je koopt, hoe kleiner de kans is dat de makers ervan een eerlijk loon hebben ontvangen.

tshirts

 


 

opdrachtGoede arbeidsvoorwaarden voor de werknemers die de kleding die je koopt maken, zie je terug in de prijs van die kleding. Voor welke van die arbeidsvoorwaarden ben je bereid extra te betalen? Ga ervan uit dat de werknemers over hun salaris niets te klagen hebben. Die arbeidsvoorwaarde kun je dus buiten beschouwing laten.

Stel aan de hand van de bronnen een lijst op van vijf goede arbeidsvoorwaarden die volgens jou belangrijk zijn bij het op verantwoorde wijze fabriceren van kleding. Zet bovenaan de lijst de voorwaarde die je het belangrijkst vindt en noteer de andere in aflopende volgorde van belangrijkheid.

In de bronnen vind je voorbeelden van arbeidsvoorwaarden waaronder kleding wordt gemaakt.

Stel naar aanleiding van deze lijst voorwaarden een pamflet of videoboodschap op waarin je je leeftijdgenoten oproept om kleding te kopen die onder goede arbeidsvoorwaarden is gemaakt.

 


 

werkinuitvoeringeenuurVoor deze opdracht krijg je 1 lesuur de tijd. 

Jullie kijken eerst naar een video van de Schone Kleren Campagne. Daarna deelt de leerkracht de klas in groepen van vier of vijf leerlingen in.

Eerst lees je samen de bronnen door. Het is heel wat leeswerk, dus probeer dat eerst zo gelijk mogelijk onder elkaar te verdelen.

Trek voor het lezen 30 minuten uit. Stel samen een lijst van vijf goede arbeidsvoorwaarden op waaronder arbeiders in naaiateliers zouden moeten kunnen werken.

Daarna stel je een pamflet op waarin je die voorwaarden verwerkt. Je roept in het pamflet iedereen op om voortaan alleen schone kleren te kopen. Wat dat zijn, kun je in de eerste bron zien.

Trek voor het maken van het pamflet 20 minuten uit.

Laat je pamflet aan je leerkracht zien.

 


 

Kijk naar de YouTube-video ‘Lisa’s eerste werkdag – Schone Kleren Campagne’:

 



In de kledingindustrie worden miljoenen vierkante meters stof tot kleding verwerkt. Al die kleding wordt in naaiateliers in elkaar gezet. Of het nu gaat om een galajurk voor een bekende actrice of een simpele spijkerbroek. Dit naaiwerk is de meest arbeidsintensieve stap in de productieketen van stof tot kleding. De eerste stap in deze keten is de winning van grondstoffen voor de kleding: wol, linnen, katoen e.d. De laatste is de verkoop van de kleding aan de consument.

Arbeid kost geld. Maar lang niet overal evenveel. Hoe duur arbeid is, merk je al snel in de prijs van de kleding. Hoe beter de naaier of naaister betaald wordt, hoe duurder het kledingstuk. De actrice die een galajurk draagt en daar honderden of zelfs duizenden euro's voor neertelt, kan er gerust op zijn dat de naaister van haar jurk goed betaald is geweest. Zo’n jurk is zo duur, dat de arbeidskosten makkelijk worden terugverdiend.

Maar als je een goedkoop t-shirt aanschaft, kun je er zeker van zijn dat het gemaakt is in een naaiatelier waar de werknemers weinig loon krijgen. De loonkosten van een dergelijk t-shirt zijn vaak maar enkele procenten van wat je voor het t-shirt betaalt.

naaiatelierEen productielijn voor kleding in Bangladesh

Kledingfabrikanten hebben al vanaf het begin van de Industriële Revolutie proberen te besparen op loonkosten. Ze betaalden hun werknemers weinig loon. Te weinig om van rond te komen. Om toch genoeg geld te verdienen om te kunnen leven gingen ook veel vrouwen en kinderen van werknemers aan de slag in de fabrieken.  Voor de fabrikanten kwam dat goed uit, want ze hoefden vrouwen en kinderen minder loon te betalen dan de mannelijke werknemers. Later werd kinderarbeid verboden en dankzij de inzet van vakbonden kregen de mannen alsnog voldoende loon om hun gezin te onderhouden.
Vanaf de jaren zestig van de 20-ste eeuw sloten steeds meer kledingfabrieken in Nederland hun deuren. De ondernemers ontdekten in die tijd dat hun producten in andere landen veel goedkoper konden worden geproduceerd. In deze landen werden lagere lonen betaald en was kinderarbeid soms nog toegestaan. Voorbeelden hiervan waren Zuid-Korea, Taiwan, Tunesië en Hongkong. Maar na enkele jaren gingen ook daar de lonen omhoog. Er kwamen daar vakbonden die betere lonen voor de werknemers afdwongen. Daarop verplaatsten werkgevers hun fabrieken naar landen als Thailand, de Filippijnen, Bangladesh, India en Sri Lanka, want daar waren de salarissen laag en daar was kinderarbeid soms toegestaan. Nog wat later verhuisden ze om dezelfde twee redenen hun productie naar landen als Cambodja, Laos, Vietnam, Birma en vooral China.

Naar: Schone Kleren Campagne op https://www.schonekleren.nl/

 



Er zijn op de wereld verschillende soorten ateliers. Van het atelier dat vooral dure galajurken in elkaar zet tot ateliers waar merkloze T-shirts worden gestikt. En de arbeidsomstandigheden zijn overal weer anders. Een paar voorbeelden:

In Istanbul, in Turkije vind je honderden kleine naaiateliers. Het zijn bijna allemaal eenmanszaken van mannelijke kleermakers. Voor zes tientjes kun je een jurk of broek op maat laten maken. Gegarandeerd binnen twee dagen klaar. Ideaal voor toeristen! Ook in de grote steden in Nederland vind je kleine naaiateliers die eigendom zijn van kleine zelfstandigen.

De vrouwen van het naaiatelier Suma in Bangladesh hebben het prima voor elkaar. Suma is een samenwerkingsproject van twee kleine naaiateliers. Het project biedt werk aan vrouwen van arme families. De vrouwen geven elkaar les en verzinnen samen nieuwe producten die het goed doen op de lokale en internationale markt. Je kunt hun spullen kopen via internet. Zo verdienen ze geld om hun gezin te onderhouden.

In Oeganda heb je als naaister vaak niet eens een eigen ruimte nodig. Het is er bijna altijd goed weer. Je zet je naaimachine op straat of op de stoep en je kunt beginnen. Zo verdienen duizenden vrouwen hun brood met opdrachten die ze krijgen van mensen in de buurt. Bijvoorbeeld voor het naaien van schooluniformen voor de leerlingen van basis- en voortgezet onderwijs.

Hoe de werkplek van naaiers en naaisters er ook uitziet, ze werken allemaal  met scherpe naalden waar ze zich makkelijk mee kunnen verwonden.

kleermakerKleermaker op een markt in de Somalische hoofdstad Mogadishu

In besloten ruimtes hebben naaiers en naaisters ook te maken met ronddwarrelend stof. Als het goed is, zorgen hun bazen dat de naaisters hiertegen worden beschermd. Zo draagt Heng die in een naaiatelier in Cambodja werkt, een stofkapje. En de naalden van de machines worden afgeschermd met een metalen kapje.

 



Naaiateliers waar meestal vrouwen en kinderen werken voor een laag loon en zonder fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden worden ook wel sweatshops (zweethokken) genoemd.

Deze naam is in 1909 in New York bedacht. In deze Amerikaanse stad maakten arme immigranten (vooral vrouwen) toen lange dagen in stoffige en onveilige ateliers. En dat voor een hongerloontje. Omdat het in die kleine ruimtes door de machines zo heet was en airconditioning overal ontbrak, werd er flink gezweet. Daarom werden deze ateliers sweatshops genoemd. De arbeiders in deze ateliers mochten niet klagen, niet over de hitte en niet over het loon dat ze kregen. Deden ze dat toch, dan werden ze ontslagen.

sweatshop1890Sweatshop in 1890

Toch kwamen ze in 1909 in opstand en gingen in staking. Ze kregen daarbij steun van andere burgers van de stad. De eigenaren van de sweatshops snapten er niets van. Eén van hen zei in een interview met de krant New York Times van 25 november 1909: ‘We begrijpen niet waarom er zoveel mensen zo’n zinloze staking ondersteunen. Onze werknemers zijn heel tevreden. Ze klagen nooit!.”

Maar onder druk van de vakbonden die worden opgericht, gaven de kledingproducenten uiteindelijk toe aan de eisen die hun werknemers stelden. Zo werden de omstandigheden waaronder ze moesten werken, beter.

Toch werken er tegenwoordig nog steeds vrouwen en anderen onder erbarmelijke omstandigheden in sweatshops.

Om je een idee te geven van hun arbeidvoorwaarden:

  • Je maakt dagen van minimaal 10 uur.
  • Je werkt ook op zaterdag.
  • En als het moet ook op zondag.
  • Je hebt nauwelijks pauze.
  • Niet praten, tenzij de baas iets tegen je zegt.
  • Als je vaker dan twee keer per dag naar de wc gaat, krijg je minder uitbetaald.
  • Als je heel hard werkt, verdien je 16 dollar per maand. 
  • Als je ziek bent, krijg je geen loon.
  • De baas is oppermachtig en je moet je alles laten welgevallen.
  • Je krijgt geen bescherming tegen stofdeeltjes.
  • Je moet zelf maar oppassen dat je je vingers niet in de naaimachine stopt.
  • Raak je toch gewond? Jammer dan! Voor jou tien anderen. 
  • Je mag er al vanaf je achtste werken. 
  • Je mag je niet organiseren in een vakbond of een andere arbeidersvereniging. Als je dat toch doet, kun je onmiddellijk vertrekken.

Maar net als in New York in 1909 komen werknemers in sweatshops steeds vaker in opstand en richten vakbonden op. Daarbij krijgen ze steun van hulporganisaties in rijke landen, zoals Schone Kleren Campagne (zie de 'bron: video') en andere instanties. Een voorbeeld:

Een Amerikaanse universiteit organiseerde een protest ‘Sweatshop modeshow’. De studenten waren de modellen en werden als volgt aangekondigd: ‘Kristen draagt een jasje dat in een Indonesische sweatshop is gemaakt. De vrouwen verdienden daar 25 eurocent per uur. Bij lange na niet voldoende om van te leven”.

 



Veel kledingproductie in India vindt plaats door werk uit te besteden aan naaiateliers. Vaak zijn dat ateliers in de informele sector (= die niet als onderneming geregistreerd zijn bij de overheid). Maar een aanzienlijk deel van de uitbestede productie komt, via 'onderaannemers', uiteindelijk terecht bij thuiswerkers, doorgaans vrouwen. Zoals in Elephinston, een wijk in het centrale deel van Mumbai.

Elephinston is een 'gemiddelde' wijk voor Mumbai. Er wonen zo'n 11.000 mensen in ongeveer 750 huisjes in een gebied van slechts enkele vierkante kilometers. Dit zijn schattingen: officiële cijfers zijn er niet. De wijk ligt vlakbij het deel van centraal Mumbai, waar van oudsher veel kleding(export)bedrijven zijn gevestigd.

We ontmoeten thuiswerkster Madhu. Ze is ongeveer 55 jaar oud, heeft vier dochters en een zoon. Haar man was timmerman; hij is een paar jaar geleden overleden. Ze woont nu samen met haar zoon in het huis.

De ontvangst is hartelijk. Even later komen er nog meer thuiswerksters, die op de grond gaan zitten. Madhu is een gerespecteerde vrouw in de gemeenschap en op haar aandringen zijn de thuiswerksters gekomen om over hun werk en leven te vertellen. In totaal zijn het er veertien.

Al deze vrouwen werken al bijna hun hele leven lang als thuiswerkster.

Jharana -een van de vrouwen en ook weduwe - heeft geleerd om op machines te werken. Haar man werkte in het leger, waardoor er meer geld te besteden was en ze een machine kon kopen.

De vrouwen werken op basis van stukloon en krijgen uitbetaald per dozijn: drie tot vijf roepies (zo'n €0,08 tot €0,13). Ze krijgen een tot twee orders per twee weken, orders die uit 150 tot 300 stuks bestaan en waar ze twee tot drie dagen over doen. Ze verdienen per order tussen de 75 en 120 roepies. Het werk is vaak eentonig: knopen aan kleding naaien en draadjes van broeken, blouses en t-shirts knippen. Dit zogenaamde threadcutting ondervindt tegenwoordig steeds meer concurrentie, omdat fabrieken over knoopmachines beschikken. Hierdoor hebben de thuiswerksters minder werk en moeten ze nu ander werk doen, zoals blouses dichtknopen. Deze handeling is in de fabrieken kostbaar; uitbesteding naar thuiswerksters bespaart de fabrieken tijd en geld.

Ook de concurrentie door thuiswerksters uit andere wijken is toegenomen, vertellen enkele van de vrouwen in het huis van Madhu.

thuiswerkerHet 'kledingverdeelpunt'

Bij het kledingverdeelpunt halen de thuiswerksters de kledingstukken op, die ze thuis verder afwerken en die vervolgens retour naar de opdrachtgever gaan. Een 'hoofdvrouw' staat erbij met een boekje. Ze legt uit hoe alles wordt bijgehouden, wie welke kleding op welk moment meeneemt en terugbrengt. In haar boekje schrijft ze de namen van de thuiswerksters op, hun adres, het aantal stuks dat ze meenemen en de datum. De thuiswerksters zelf ondertekenen niets. "Dat is helemaal niet nodig", zegt de hoofdvrouw.

Thuiswerkster Madhu vindt dat wel een probleem. "Omdat de vrouwen niet geregistreerd staan kunnen ze geen aanspraak maken op hun arbeidsrechten. Daardoor kunnen de bedrijven makkelijk ontkennen dat de vrouwen voor hen werken." Tevens kunnen de meeste vrouwen niet lezen of schrijven, waardoor het moeilijk is een lijst met labels bij te houden. Ze herkennen de labels, maar kunnen niet zeggen welke namen er op de labels staan. Daarnaast is het een gevecht tussen thuiswerksters zelf, legt Madhu uit. Door de toegenomen concurrentie is het moeilijk de arbeidsomstandigheden echt te verbeteren. De meeste thuiswerksters zwijgen, omdat ze bang zijn hun werk te verliezen als ze zich inzetten voor betere arbeidsomstandigheden.

Bron: Landelijke India Werkgroep (LIW), door CMO verkort artikel van Milah Wouters

 



iloDe Internationale Arbeidsorganisatie ILO, opgericht in 1919 en nu deel van de Verenigde Naties, strijdt voor betere arbeidsvoorwaarden in de naaiateliers. De arbeidsomstandigheden van een groot deel van de wereldbevolking, ook in naaiateliers, zijn slecht en in veel gevallen zijn ze levensbedreigend. ILO-verdragen bevatten regels over arbeidsduur, kinderarbeid, gelijke betaling voor gelijk werk, verbod op dwangarbeid etc.

In 2011 namen de Verenigde Naties de Richtlijnen voor ondernemingen en mensenrechten aan. Deze verklaring staat bekend onder de nam Ruggie-beginselen. In deze verklaring staat onder meer:

  • Non-discriminatie: er mag niet worden gediscrimineerd op huidskleur, sekse, religie, herkomst en andere kenmerken die niet met de baan in verband staan. Bedrijven moeten gelijke kansen bevorderen. Ze moeten verbaal en fysiek geweld bestrijden.
  • Bescherming van burgers in oorlogstijd: bedrijven mogen niet profiteren van oorlogsmisdrijven, plundering, dwangarbeid e.d. Bedrijven moeten afzien van het aanbieden van werk als dat tot mensenrechtenschendingen leidt. Ze mogen geen zaken doen met notoire mensenrechtenschenders. Ze mogen geen wapens verkopen die voor schendingen van mensenrechten worden misbruikt. 
  • Gebruik van veiligheidsdiensten: bedrijven moeten zich ervan verzekeren dat bewakers geen mensenrechtenschenders zijn. Ze moeten veiligheidspersoneel goede training in mensenrechten geven. 
  • Rechten van werknemers: dwangarbeid, slavernij en uitbuiting van kinderen zijn verboden. Werknemers moeten in veilige, gezonde omstandigheden werken. Ze hebben een recht op collectieve onderhandeling. Gevangenisarbeid mag alleen worden benut als ze in overeenstemming is met internationaal recht. Kinderen onder de vijftien mogen alleen voor licht werk worden ingezet. Werknemers hebben recht op eerlijke en rechtvaardige beloning. 
  • Corruptie en consumentenbescherming: bedrijven moeten internationale normen tegen corruptie naleven. Eerlijke bedrijfsvoering moet consumenten beschermen. Bedrijven mogen geen schadelijke producten verkopen. 
  • Economische, sociale en culturele rechten: bedrijven moeten deze rechten waarborgen zoals ze in internationale verdragen zijn vastgelegd - zoals voor privacy, voedsel, water, gezondheidszorg en huisvesting. Het recht op ontwikkeling houdt in dat iedereen aan volle ontplooiing van mensenrechten moet kunnen bijdragen. 
  • Milieu: bedrijven moeten bijdragen aan duurzame ontwikkeling.
  • Inheemse volken: bedrijven moeten de keuzes en wensen van inheemse volken respecteren. Plaatselijke bewoners mogen niet zomaar worden verjaagd, ze hebben recht op bijstand en bescherming.

Naar: ‘Maaischappelijk verantwoord ondernemen en Ruggie-beginselen’ op https://www.amnesty.nl/encyclopedie/maatschappelijk-verantwoord-ondernemen-mvo-en-ruggie-beginselen.

Ook actief voor betere arbeidsomstandigheden in naaiateliers is het VN-kinderfonds UNICEF. Deze organisatie probeert met andere VN-organisaties kinderarbeid in deze ateliers (en op andere werkplekken) uit te bannen.

 



In deze les ontdekken de leerlingen hoe de keuzes die ze maken bij het kopen van hun kleding van invloed zijn op de omstandigheden waaronder die kleding wordt gemaakt. Als een kledingstuk opvallend laag geprijsd is, wijst dat er op dat het gemaakt is door iemand die er weinig aan verdient, te weinig om van rond te kunnen komen en onder onder arbeidsomstandigheden die in ons land al lang tot het verleden behoren.

Plan van aanpak:
Voor deze les trekt u 1 lesuur uit.

De opdracht in de les bestaat uit twee gedeelten: het lezen van de bronnen (30 minuten) en een pamflet opstellen (20 minuten).

U laat eerst aan de klas de YouTube-video ‘Lisa’s eerste werkdag – Schone Kleren Campagne’ zien

Daarna deelt u de klas in groepen van vier of vijf leerlingen in. De leerlingen van elke groep nemen samen de bronnen door. Het is heel wat leeswerk, dus is het zaak dat ze dat eerst zo gelijk mogelijk onder elkaar verdelen.

Daarna stellen ze samen een lijst van vijf goede arbeidsvoorwaarden op voor arbeiders in naaiateliers. Ze noteren die voorwaarden in aflopende volgorde van belangrijkheid.

Ze verwerken die voorwaarden in een pamflet waarin ze iedereen oproepen om voortaan alleen schone kleren te kopen. Als iedereen klaar is, kijkt u de pamfletten na.

Uitwerking:
Voorbeelden van goede arbeidsvoorwaarden waaronder naaiers en naaisters werken kunnen zijn:

  • een goed geventileerde werkruimte die zo nodig gekoeld kan worden;
  • een werkruimte die voldoet aan de geldende veiligheidsnormen en die bij brand of enig ander soort ramp snel kan worden ontruimd;
  • bescherming tegen stof en scherpe voorwerpen die bij het werk worden gebruikt, vooral naalden; 
  • een werkdag die niet langer is dan 8 uur, met in ieder geval een lunchpauze en in de ochtend en namiddag een korte pauze voor toiletbezoek en om wat te drinken;
  • een werkweek van 40 uur of daaromtrent, met in ieder geval zondag vrij;
  • voldoende vakantiedagen;
  • mogelijkheid om jonge kinderen tijdelijk onder te brengen, voor zover er behoefte aan is;
  • ouderschapsverlof zowel voor de vader als de moeder, met in ieder geval na de geboorte van een kind een ruime verloftijd;
  • een goede collectieve ziektekostenverzekering, indien werknemers niet zelf een individuele ziekteverzekering kunnen afsluiten;
  • doorbetaling van loon bij ziekte, vakantie of verlof;
  • een vertrouwenspersoon bij wie je klachten over werkdruk, werkomstandigheden, gedrag van collega’s e.d. kwijt kunt;
  • een ondernemingsraad met vertegenwoordiging van de werknemers (indien het bedrijf er volgens de wet groot genoeg voor is).


Deze les past bij:

Kerndoel 36: De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen en daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan.

Kerndoel 38: De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen.

Kerndoel 39: De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueel maatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presenteren.

Kerndoel 46. De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland.

 


 

  • De leerlingen kunnen uitleggen welke plaats naaiateliers in de productieketen van kleding hebben.
  • De leerlingen kunnen uitleggen waarom arbeidskosten van grote invloed zijn op de prijs die je in de winkel voor kleding betaalt.
  • De leerlingen kunnen uitleggen waarom kledingfabrikanten vanaf de jaren ’60 hun productie herhaaldelijk naar andere landen hebben verplaatst.
  • De leerlingen kunnen uitleggen hoe de keuzes die ze maken bij het kopen van kleding kunnen bijdragen aan betere arbeidsomstandigheden in naaiateliers.
  • De leerlingen hebben gezien hoe de Verenigde Naties de rechten van werknemers in naaiateliers en op andere werkplekken borgen en werken aan betere arbeidsomstandigheden voor arbeiders.

 



De leerlingen hebben de opdracht in de les goed gemaakt als hun pamflet:

  • de boodschap helder overbrengt;
  • door zijn opmaakt direct in het oog springt;
  • in correct Nederlands is opgesteld.

 

verwante lessen

Login Form