Nederland is onder andere rijk geworden door de arbeid van tot slaaf gemaakten uit Afrika die op de katoenplantages werkten. Niet voor niets werd katoen in de 17e eeuw het witte goud genoemd.
Oude ansichtkaart met het 'witte goud'
Ook tegenwoordig kun je vraagtekens zetten bij de economische kant van katoenteelt. De teelt vindt voor het grootste deel in ontwikkelingslanden plaats. Katoen kan voor arme mensen financieel gunstig zijn, maar de risico's zijn groot. Katoenboeren moeten kunstmest en bestrijdingsmiddelen kopen. Vaak steken ze zich daarvoor in de schulden. Als de oogst mislukt of de prijs van katoen op de wereldmarkt daalt, verdienen ze weinig of niets en blijven ze met de schulden zitten.
De wereldmarktprijs wordt bepaald door grote katoenproducenten die met subsidie goedkoop kunnen produceren. Kleine Afrikaanse boeren kunnen daar niet tegenop. De Wereldhandelsorganisatie WHO heeft bepaald dat de subsidies afgeschaft moeten worden, maar zover is het nog niet. En in de tussentijd gaan veel kleine boeren failliet en verliezen hun enige bron van inkomsten.