Biobrandstoffen als ethanol worden aangeprezen als een goed alternatief voor aardgas en bandstoffen gemaakt uit aardolie of steenkool. Ze vervuilen minder en zijn klimaatvriendelijker (doen bij gebruik de aarde minder snel opwarmen dan bij het gebruik van fossiele brandstoffen). Bovendien zouden ontwikkelingslanden er veel aan kunnen verdienen als steeds meer wordt overgeschakeld op dit soort brandstoffen.
Maar de aanmaak van biobrandstoffen heeft naast een positieve kant ook een schaduwkant. Dat laten we in deze les zien.
Leerlingen moeten zelf nagaan of ze de positieve of schaduwkant van het gebruik van biobrandstoffen het zwaarst laten wegen bij het al of niet toekennen van een lening of subsidie aan een coöperatie die in een fictief ontwikkelingsland wordt opgericht om biobrandstof te maken.
Plan van aanpak:
Voor deze les trekt u 1 uur uit.
Leid de les in door te vertellen wat er in de inleiding van deze les staat. Daarna deelt u de klas in vier groepen in.
- Groep 1 werkt voor een bank die veel belegt in groene energie en duurzame landbouw. Hier staat bijvoorbeeld de ASN-bank om bekend. Deze bank wil best wel geld lenen aan de boeren in Fictivia.
- Groep 2 werkt voor een van de grootste banken in Nederland, bijvoorbeeld de ING. Deze bank heeft zo zijn bedenkingen bij het lenen van geld aan de boeren in Fictivia.
- Groep 3 werkt voor een organisatie die zich bezighoudt met ontwikkelingssamenwerking en bereid is om een subsidie te geven aan de boeren in Fictivia.
- Groep 4 werkt voor een organisatie die zich bezighoudt met ontwikkelingssamenwerking die zo zijn bedenkingen heeft bij het geven van subsidie aan de boeren in Fictivia.
Vertel de leerlingen dat het handig is dat van iedere groep de leerlingen de bronteksten onder elkaar verdelen. Daarna lezen ze de tekst of teksten die ze hebben gekozen.
Na het lezen stellen ze een brief op om te vertellen dat de boeren wel of geen geld krijgen voor het opstarten van hun coöperatie en waarom. Als iedereen klaar is, leest u de brieven door.
Uitwerking:
Argumenten voor productie van ethanol en andere biobrandstoffen zijn:
- Ze zijn klimaatvriendelijker dan aardgas en brandstoffen uit aardolie en steenkool.
- Ze zijn milieuvriendelijker dan aardgas en brandstoffen uit aardolie en steenkool.
- Er is een groeiende markt voor biobrandstoffen omdat de wereld gedwongen door de gevaren van verdergaande opwarming van de aarde steeds meer overschakelt op schone(re) brandstoffen. Hier zouden ontwikkelingslanden profijt van kunnen trekken.
- Biobrandstoffen zijn een duurzaam alternatief voor aardgas en brandstoffen uit steenkool en aardolie indien ze zijn gemaakt van gewassen die op duurzame wijze zijn geteeld.
Argumenten tegen productie van ethanol en andere biobrandstoffen zijn:
- Het aanwenden van de opbrengst van gewassenteelt voor het maken van biobrandstoffen gaat ten koste van de aanwending van de opbrengst voor voedselproductie. Bij schaarste aan maïs, soja en andere gewassen die op beide manieren aan te wenden zijn, gaan de voedselprijzen omhoog. Dan leidt de aanmaak van biobrandstoffen tot meer armoede doordat meer mensen hun dagelijkse eten niet kunnen betalen.
- Grootschalige teelt van gewassen gaat ten koste van biodiversiteit omdat tropische bossen en andere natuurgebieden ervoor moeten wijken.
- Grootschalige teelt van gewassen gaat ten koste van woongebieden van oorspronkelijke bewoners in onder andere het Amazonegebied. Cultureel erfgoed van deze bewoners gaat erdoor verloren.
Deze les past bij:
Kerndoel 39: De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueel maatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presentere.
Kerndoel 42: De leerling leert in eigen ervaring en in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu.
Kerndoel 46: De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld. Hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland.