Groene energie


In Fictivia, een klein en arm ontwikkelingsland, willen boeren een coöperatie oprichten om ethanol, een groene energiebron, te gaan produceren. Ethanol is een voorbeeld van een biobrandstof. Deze brandstof wordt gemaakt van plantaardig of dierlijk materiaal.

In het geval van Fictivia willen de boeren soja en maïs gaan verbouwen op uitgestrekte akkers. Deze akkers willen ze gezamenlijk bewerken.

soybeans

Van de opbrengst van de oogst maken daarna in een eigen fabriek de ethanol. De bedoeling is dat ze aan de ethanol verdienen door het uit te voeren naar andere landen.

Ze willen bij dit alles duurzaam te werk gaan, d.w.z. zonder dat het te koste gaat van de kwaliteit van de bodem en van het milieu en zonder meer water te gebruiken dan de natuur kan leveren. Ook willen ze niet dat een buitenlands landbouwbedrijf zich met de coöperatie gaat bemoeien. De coöperatie wil zijn eigen broek kunnen ophouden.

Maar er is een probleem: ze kunnen het opzetten van de coöperatie met alles erop en eraan niet helemaal zelf bekostigen. Daar zijn ze te arm voor. Daarom zoeken ze geldschieters die hen kunnen helpen. Ze vinden twee banken die hen mogelijk geld kunnen lenen en twee organisaties die zich met ontwikkelingssamenwerking bezighouden die hen eventueel een subsidie zouden kunnen verstrekken. Maar dan moeten de boeren wel met een overtuigend plan komen waaruit blijkt op welke manier de coöperatie een stabiele stroom van inkomsten kan realiseren. 

 


 

opdrachtJullie werken voor een van de banken of organisaties voor ontwikkelingssamenwerking waaraan de boeren hun plan hebben gepresenteerd. Jullie hebben het plan van de boeren in Fictivia gelezen. Het is nu aan jullie om te bepalen of de op te richten coöperatie van de boeren een subsidie of een lening moet krijgen om van start te kunnen gaan of niet. Beargumenteer jullie beslissing met minimaal twee argumenten.

Maar voor jullie een besluit nemen, lees je in enkele bronnen hoe de boeren te werk willen gaan en welke fouten ze hopen te vermijden die grote landbouwbedrijven in ontwikkelingslanden in het verleden hebben gemaakt. Ook lezen jullie over de wereldmarkt van voedselproducten, want het hangt van vraag en aanbod op die markt af hoeveel mensen in rijke en ontwikkelingslanden betalen voor hun dagelijks eten.

Tot slot schrijven jullie een brief aan de boeren in Fictivia om aan te geven of ze wel of niet in aanmerking komen voor een lening of subsidie en waarom.

 



werkinuitvoeringeenuurVoor deze opdracht krijg je 1 lesuur de tijd.

Je leerkracht leidt de les in en deelt dan de klas in vier groepen in.

Spreek met elkaar af wie welke brontekst leest. Iedereen leest de tekst of teksten die hij heeft gekozen.

Daarna stellen jullie de brief op aan de boeren in Fictivia. Laat jullie brief lezen door je leerkracht.

 



Fictivia wil de eigen kleinschalige landbouw veranderen in grootschalige landbouw. De opbrengst hiervan moet worden uitgevoerd naar het buitenland. Een buurland van Fictivia heeft al eerder zo'n plan proberen uit te voeren. Daar zijn toen fouten bij gemaakt waardoor het uiteindelijk mislukte. Wat die fouten waren, is te lezen in ‘Bron: hoe moet het niet’.

Om die fouten te vermijden, willen de boeren van Fictivia op eigen kracht landbouw opzetten, met grote akkers voor het verbouwen van maïs en soja. Deze gewassen dienen als grondstoffen voor het produceren van ethanol . Ook willen ze een eigen fabriek bouwen waar uit de opbrengst van de teelt de ethanol wordt gemaakt. En dat alles willen ze doen zonder bemoeienis van een groot, buitenlands bedrijf.

ethanolfabriek

Daarom willen ze een coöperatie oprichten. Ze willen hun land samenvoegen tot grot akkers. Daarop willen ze afwisselend de maïs en de soja verbouwen. Hierdoor blijft de bodem beter vruchtbaar dan wanneer je er aan één stuk door hetzelfde gewas op verbouwt. Verder willen ze naast kunstmest ook mest van dieren gebruiken. Die mest komt van boeren die kippen en varkens houden. Dat kan want sommige boeren willen kippen en varkens blijven houden voor het voedsel dat deze dieren leveren. Bestrijdingsmiddelen zijn nodig, tegen onkruid, ongedierte en plantenziekten, maar er zijn bestrijdingsmiddelen in de handel die snel afbreekbar zijn en dus niet lang in de bodem blijven zitten. Ten slotte is er water nodig, veel water zelfs. Fictivia heeft  een klimaat met een regentijd en een droge tijd. Het is belangrijk dat overal langs de grote akkers overdekte bassins worden aangelegd waar regenwater in kan worden opgeslagen voor bevloeiing van de akkers. Zo zal er in de droge tijd minder water hoeven worden opgepompt uit de grond.

 



De boeren willen van de maïs en soja ethanol maken omdat daar in andere landen veel vraag naar zal zijn.

bioproductie

Het verstoken van ethanol veroorzaakt namelijk minder luchtvervuiling dan het verstoken van benzine, diesel en LPG. Hierdoor draagt het minder bij aan het versterken van het broeikaseffect in de dampkring van de aarde. En een broeikaseffect dat minder snel toeneemt betekent dat de aarde minder snel opwarmt.

Dat vinden deskundigen belangrijk. Die verwachten dat er vaker een hittegolven, langdurige droogtes of juist periodes met zware regenval met overstromingen zullen optreden naarmate de aarde verder opwarmt. Bovendien doet die opwarming de zeespiegel stijgen doordat steeds meer ijs van gletsjers en ijskappen op land afsmelt. Laaggelegen kustgebieden en eilanden zouden daardoor steeds vaker overstromen en ten slotte definitief onder water verdwijnen.

En de boeren zelf zouden flink kunnen gaan verdienen aan de uitvoer van de ethanol. Dat is meer dan welkom want al heeft iedereen genoeg te eten, van enige luxe zoals in rijke landen is in Fictivia geen sprake, ook niet bij de boeren zelf.

Maar voordat de coöperatie op volle toeren kan draaien, moet er veel geld in worden gestoken. Meer dan de boeren bij elkaar kunnen brengen. Daarom gaan ze op zoek naar geld in de vorm van schenkingen en leningen.

 



De boeren in het buurland van Fictivia hadden hun grond verkocht aan een groot buitenlands landbouwbedrijf. Dat bedrijf wilde op deze grond grootschalige landbouwbedrijven beginnen. Het bedrijf wilde er op grootschalige wijze maïs, katoen en soja verbouwen. De boeren die hun grond verkochten, werd beloofd dat ze op het land mochten komen werken.

Aanvankelijk hield het bedrijf woord. Er was volop werk bij het inrichten en bewerken van het terrein. Er werden bomen gekapt en hekken geplaatst. De boeren bewerkten de grond, groeven waterputten en legden irrigatiesystemen aan.

Maar toen het inrichten klaar was, was er steeds minder werk. Grote landbouwmachines namen het werk van de boeren over. Het bedrijf gebruikte machines om het land te ploegen, zaaimachines, machines om te mesten en om bestrijdingsmiddelen te strooien tegen onkruid, ongedierte en plantenziekten. Zelfs voor het oogsten werden machines ingezet. Daarom trokken de meeste boeren naar de grote stad om ander werk te zoeken.

productiebrazilie

Het bedrijf gebruikte veel kunstmest, waardoor de planten beter groeiden, en ook veel bestrijdingsmiddelen. Door de kunstmest en de bestrijdingsmiddelen raakte het grondwater vervuild. Ook bleef er steeds minder water voor de oorspronkelijke boeren over, omdat de irrigatiesystemen van het grote bedrijf veel water aan de bodem onttrokken. Bovendien werd de bodem van de akkers door de irrigatie zo nat gehouden dat er voortdurend water uit verdampte. In grondwater zit zout, al is het dan zo weinig dat je het niet kan proeven. Het zout blijft achter op de bodem als het grondwater op de bodem verdampt zodat die bodem steeds zouter, en daardoor steeds minder vruchtbaar wordt. Daardoor leverde de teelt van soja, maïs en katoen steeds minder op.

Toen de bodem helemaal uitgeput was, vertrok het bedrijf naar een ander land om daar meer geld te kunnen verdienen.

Toen waren de boeren die er nog waren, alles kwijt: hun werk, hun land, want daar wilde weinig of niets meer op groeien, en hun inkomen.

 



Eind januari 2007 gingen Mexicanen de straat op uit protest tegen dure tortilla’s (van maïs gemaakte platte broden) Die waren zo duur als gevolg van de gestegen maïsprijs. Tegelijk wreven Mexicaanse boeren zich in de handen, omdat hun maïsvelden goud waard bleken. Reden: maïs is een gewas waaruit ethanol kan worden gewonnen, een stof die als alternatieve, klimaatvriendelijke energiebron kan dienen voor olie.

Volgens Keith Collins, hoofdeconoom van het Amerikaanse ministerie van Landbouw, zal de maïsprijs de komende vijf jaar alleen maar verder stijgen, vanwege de snel toenemende vraag naar ethanol. Amerikaanse boeren spelen hier nu op in door zo’n 3,2 miljoen hectare aan maïs te verbouwen. Collins verwacht dat dit over drie jaar rond de 3,6 miljoen zal liggen.

Maïsproducerende landen als Mexico, Brazilië en Argentinië profiteren van deze ontwikkelingen, omdat wereldmarkten uit voorzorg niet alleen afhankelijk willen zijn van de VS, mocht daar de export terugvallen.

maisveldmexicoEen maisveld in Mexico

‘Ik moet eerst nog maar zien of de Verenigde Staten op termijn werkelijk kunnen concurreren met Latijns-Amerika. Zuid-Amerika is tenslotte wel een regio die twee belangrijke pluspunten heeft: veel grond en goedkope arbeid’, zegt Ruud van Eck, oprichter van Diligent Energy Systems, een Nederlands bedrijf dat biobrandstoffen uit tropische gewassen ontwikkelt. Van Eck zette in 2005 twee fabrieken neer in Colombia met als doel het winnen van ethanol. Niet uit maïs of suikerriet maar uit koffiepulp en afgekeurde bananen.

Om de overstap van olie naar ethanol te vergemakkelijken, helpt Van Ecks bedrijf een handje bij het ombouwen van motoren. De plaatselijke taxi’s rijden nu al op de milieuvriendelijke brandstof.

De groeiende vraag naar ethanol als biobrandstof, heeft bij Van Eck tot forse uitbreidingsplannen geleid: ‘We hebben nu twee fabrieken, maar mikken op honderd, allemaal gericht op het winnen van ethanol.’

 



Argentinië heeft in de jaren 2000 en daarna zwaar ingezet op de ontwikkeling van de grootschalige landbouw. Een van de drijfveren hiervoor was de groeiende markt voor biobrandstoffen, en met name van biodiesel gemaakt uit sojaolie. Argentijnse bedrijven hoopten veel biodiesel te verkopen in het buitenland. Daarnaast wilden coöperaties van kleine agrariërs biobrandstoffen gaan ontwikkelen voor eigen gebruik.

In Brazilië domineerde toen al op veel plaatsen de grootschalige landbouw het landschap. Je zag er vooral soja en allerlei graansoorten. Mensen zag je bijna niet meer. Velen waren van huis en haard verdreven. Zelfs de kerkhoven die je in elk dorp kon vinden, waren ontruimd. De sociale ellende was groot. Mensen verloren hun grond, hun middelen van bestaan en vluchtten naar de steden om daar te proberen om te overleven.

Sindsdien is de grens van het grootschalig landbouwgebied steeds verder vanuit Zuid-Brazilië naar het noorden opgeschoven. Vrachtwagens die soja en granen vervoeren rijden af en aan. Je ziet ze van kilometers ver al aankomen omdat er amper bomen over zijn die het zicht belemmeren. De grote bossen zijn al lang verdwenen, de rijke soortenrijkdom van planten en dieren heeft plaats gemaakt voor monoculturen van soja en maïs, bijna allemaal bestemd voor de uitvoer. Of anders gezegd: de biodiversiteit is sterk verminderd als gevolg van de massale  teelt en uitvoer van soja en maïs.

productiezuidamerika

In Europa wordt die ingevoerde soja en maïs vooral gebruikt  als voer voor varkens en kippen. Op andere plaatsen in Brazilië eist de runderteelt heel veel land op. Voor de grootschalige akkerbouw en veeteelt moet een steeds groter deel van het Amazonewoud wijken. Dat gebeurt vooral sinds het aantreden van Jaïr Bolsonaro als president van Brazilië 2019. Die moedigt landbouw en ook mijnbouw aan in het Amazonegebied.

Dit alles gaat niet alleen ten koste van de biodiversiteit, ook blijft er voor de kleine boeren in Brazilië steeds minder land over om te bewerken. Steeds meer van die boeren kunnen niet langer hun gezin voeden met de opbrengst van hun kleine akkers.

Sommigen spreken ook nog over een culturele ramp. Het beste voorbeeld daarvan is het feit dat veel streekproducten moeten wijken voor hamburgers. Ook verdwijnen traditionele feesten en gewoontes, omdat er te weinig mensen zijn die ze nog in stand kunnen houden.

 


 
Twee organisaties van de Verenigde Naties houden zich ieder op hun eigen manier bezig met biobrandstoffen.

faoDe biobrandstoffenindustrie kan de honger en armoede verminderen als de productie in arme landen plaatsvindt, zei Jacques Diouf, toen de algemeen directeur van het de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties FAO. Biobrandstof kan klimaatverandering beperken en banen scheppen in arme gebieden.

Vooral voor ontwikkelingslanden zitten er volgens een VN-rapport dat rond 2010 verscheen veel voordelen aan biobrandstoffen. Meer dan 1 miljard mensen hadden geen toegang tot elektriciteit. Een sterke stijging van de olieprijzen in 2008 had ertoe geleid dat ontwikkelingslanden landen zes keer zoveel uitgeven aan brandstof als aan gezondheidszorg. Toenemend gebruik van biobrandstoffen kan voor financiële verlichting zorgen zolang de olieprijs hoog is.

ipccHet International Panel on Climate Change IPCC houdt voor de VN bij hoe het klimaat op aarde aan het veranderen is en gaat na hoe het verder zal veranderen. He panel gaat ook na wat voor gevolgen dat heeft voor de landbouw, de natuur en de watervoorziening voor mensen wereldwijd. Naar aanleiding van wat het panel heeft ontdekt, namelijk dat de aarde grotendeels door menselijk handelen warmer wordt, hebben de meeste lidstaten in 2015 het Klimaatverdrag van Parijs getekend. Hiermee hebben ze beloofd ervoor te zorgen dat de aarde in 2100 hooguit met 1½ graad Celsius zal zijn opgewarmd ten opzichte van 1800.

 


 
Biobrandstoffen als ethanol worden aangeprezen als een goed alternatief voor aardgas en bandstoffen gemaakt uit aardolie of steenkool. Ze vervuilen minder en zijn klimaatvriendelijker (doen bij gebruik de aarde minder snel opwarmen dan bij het gebruik van fossiele brandstoffen). Bovendien zouden ontwikkelingslanden er veel aan kunnen verdienen als steeds meer wordt overgeschakeld op dit soort brandstoffen.

Maar de aanmaak van biobrandstoffen heeft naast een positieve kant ook een schaduwkant. Dat laten we in deze les zien.

Leerlingen moeten zelf nagaan of ze de positieve of schaduwkant van het gebruik van biobrandstoffen het zwaarst laten wegen bij het al of niet toekennen van een lening of subsidie aan een coöperatie die in een fictief ontwikkelingsland wordt opgericht om biobrandstof te maken.

Plan van aanpak:
Voor deze les trekt u 1 uur uit.

Leid de les in door te vertellen wat er in de inleiding van deze les staat. Daarna deelt u de klas in vier groepen in.

Vertel de leerlingen dat het handig is dat van iedere groep de leerlingen de bronteksten onder elkaar verdelen. Daarna lezen ze de tekst of teksten die ze hebben gekozen.

Na het lezen stellen ze een brief op om te vertellen dat de boeren wel of geen geld krijgen voor het opstarten van hun coöperatie en waarom. Als iedereen klaar is, leest u de brieven door.

Uitwerking:
Argumenten voor productie van ethanol en andere biobrandstoffen zijn:

Argumenten tegen productie van ethanol en andere biobrandstoffen zijn:


Deze les past bij:

Kerndoel 39: De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueel maatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presentere.

Kerndoel 42: De leerling leert in eigen ervaring en in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu.

Kerndoel 46: De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld. Hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland.

 


 

 


 
De leerlingen hebben de opdracht uit de les goed gemaakt als hun brief:

 

verwante lessen