Meteen na het begin van de Duitse bezetting van Nederland in mei 1940 legden de bezetters censuur op aan alle schrijvers in Nederland. Of je nu gedichten schreef, korte verhalen, romans of alle drie, je mocht niet meer alles schrijven en laten uitgeven wat je maar wilde. Alle literatuur die werd uitgegeven moest voortaan in lijn zijn met de leer van de Nazi’s.
Toch verschenen er gedurende de bezettingstijd duizenden gedichten en boeken die ingingen tegen die leer. Het was levensgevaarlijk om van die literatuur te verspreiden want je kon er voor worden terechtgesteld als je hierop betrapt werd.
Sommige gedichten en romans werden beroemd en zijn het nog steeds, de meeste andere zijn onbekend gebleven.
Van de gedichten uit die tijd die bewaard zijn gebleven, zijn er een kleine vijfduizend geschreven en uitgegeven als daad van verzet tegen de bezetters. Die gedichten laten zien hoe de Nederlanders de oorlog en de bezettingstijd beleefden.
Geert Lubberhuizen, student aan de Universiteit Utrecht, was met zijn illegale drukwerk zeer succesvol. Met de verkoop van de exemplaren van 'De Achttien Dooden' verdiende hij 75.000 gulden en met 'De Moffenspiegel', een boekje met spotprenten, verdiende hij zelfs meer dan 100.000 gulden. Hij bracht tijdens de oorlog 72 illegale publicaties uit en de opbrengst gebruikte hij voor de ondersteuning van het verzet (waaronder de opvang van ondergedoken joodse kinderen van het Utrechtse Kindercomité). Na de oorlog werd hij de oprichter en een succesvolle uitgever van De Bezige Bij.