Tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië tussen maart 1942 en augustus 1945, toen de Tweede Wereldoorlog aan de gang was, ontstond onder inwoners van deze kolonie die van geheel Indonesische afkomst waren het streven naar onafhankelijkheid van Nederland. Van de mensen van Molukse afkomst in de kolonie bleven sommigen juist loyaal aan Nederland en het Nederlands gezag onder leiding van toenmalig staatshoofd koningin Wilhelmina.
Uitwerking:
De Japanse bezetting van Nederlands-Indië was voor de bewoners van de kolonie een tijd van onderdrukking en geweld. Mannen liepen gevaar te worden opgepakt en gevangen gezet. Mensen die verzet pleegden tegen de bezetters liepen eveneens gevaar te worden opgepakt en gevangen gezet. De Molukkers die Nederland als KNIL-soldaat of op een andere manier dienden en hun families kregen alle ellende van de bezetting voor hun kiezen. Bovendien zijn er veel KNIL-soldaten gesneuveld tijdens de Japanse inval in en de bezetting van Nederlands-Indië. Één van de geïnterviewden laat weten dat lang niet iedere Nederlander oog heeft voor de ellende die Molukkers, die een speciale band met Nederland hadden, hebben doorstaan onder de Japanse bezetting. Dat vindt ze vooral zuur omdat die band meer dan driehonderd jaar heeft bestaan. Ze verwijt Nederlanders dat die alleen oog hebben voor de ellende die zijzelf moesten verduren tijdens de Duitse bezetting van Nederland en voor de Jodenvervolging tijdens die bezetting.
Kerndoelen:
37 De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken;
- tijd van wereldoorlogen (1900-1950)
De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse ontwikkelingen. De vensters van de canon van Nederland dienen als inspiratiebron voor de behandeling van de tijdvakken.
40 De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken.