Tijdens de Duitse bezetting van Nederland (1940-1945) sloten de bezetters allerlei Nederlanders op in concentratiekampen. In Nederland waren er vijf van die kampen. Van die vijf is Kamp Westerbork nu de bekendste. Het was een doorgangskamp. Dat wil zeggen dat mensen er tijdelijk werden opgesloten om later naar concentratiekampen in Duitsland en Polen te worden weggevoerd. In die kampen werden ze vermoord of tewerkgesteld als dwangarbeiders. Het waren vooral joden, maar ook Sinti en Roma en politieke gevangenen.
De andere vier kampen waren in Amersfoort, Schoorl, Ommen en Vught.
Wie in een van die kampen opgesloten was, mocht geen bezoek ontvangen van familie en vrienden. Toch kregen kampbewoners soms hulp van buitenaf, onder meer van het Nederlandse Rode Kruis.