1947 - Resolutie 181

 

verdeling 181Op 29 november 1947 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties Resolutie 181 aan. Hierin staat dat Palestina moet worden opgedeeld in een Joodse staat en een Palestijnse staat en dat Jeruzalem een aparte status moet krijgen.

Hiermee zou de wens van Joden en Palestijnen die in dit gebied wonen om elk een eigen staat te krijgen na tientallen jaren van spanningen en geweld vervuld worden. De tijd leek rijp voor vrede in Palestina.

Maar tot op heden hebben de Joden wel een eigen staat, Israël, en de Palestijnen niet. Er is diverse keren oorlog gevoerd tussen Israël en zijn buren. Veel Palestijnen zin, vanaf de stichting van Israël in 1948, verdreven van de plek waar ze oorspronkelijk woonden. Ze hopen nog steeds op terugkeer naar hun plek van herkomst.

 

 

 

Kaart van het verdelingsplan zoals vastgelegd in Resolutie 181

 

 


 

opdrachtWelke ontwikkelingen en gebeurtenissen in het gebied zelf en erbuiten hebben ertoe geleid dat de Verenigde Naties Resolutie 181 opstelden en aannamen? Waarom is er zo weinig terecht gekomen van de uitvoering ervan? Wat is er nodig om alsnog een staatkundige regeling te treffen voor geheel Palestina waar beide partijen mee in kunnen instemmen?

Jullie gaan op onderzoek uit om antwoord te vinden op deze vragen?

Stel aan de hand van wat je te weten bent gekomen zelf een vredesplan op voor Palestina dat als resolutie in stemming kan worden gebracht in de Algemene Vergadering van de Verenigd Naties.

 



werkinuitvoeringVoor deze opdracht krijg je 2 (les)uren de tijd. Kijk samen naar de twee video's. Die duren samen ongeveer 10 minuten.

Lees daarna de bronnen ‘Brits mandaatgebied’ en ‘De rol van de VN'. Dat doe je alleen. Trek er 20 minuten voor uit.

Jullie vormen zeven groepen. Elke groep vertegenwoordigt van de volgende partijen in het conflict in Palestina:

  1. Israël
  2. Jeruzalem
  3. Alle Palestijnen, dus ook de Palestijnen die in Jordanië wonen en de Palestijnen die in 1948 gevlucht zijn na de stichting van Israël en hun nazaten:
  4. Libanon
  5. Jordanië
  6. Egypte, en
  7. De overige Arabische staten in het Midden-Oosten.

Elke groep bestudeert de overige bronnen in de les en zoekt aanvullende informatie op internet. Doe dat vanuit het perspectief van de partij die je vertegenwoordigt.

Trek voor deze bronnenstudie 30 minuten uit.

Daarna vaardigt iedere groep één lid uit dat in een comité dat net als de UNSCOP (zie Bron: de rol van de VN') in opdracht van de Verenigde Naties een plan opstelt dat voorziet in zelfbeschikking en zelfbestuur voor de Palestijnen (elk volk heeft er recht op volgens het Handvest van de VN) en een gezamenlijk bestuur door Israël en de Palestijnse staat van geheel Jeruzalem.

Het comité probeert gedurende de rest van de tijd dit plan op te stellen.

Presenteer na die tijd het plan aan de klas.

Mochten jullie er niet uitkomen, dan is dat niet erg, want sinds het aannemen van Resolutie 181 door de Algemene Vergadering van de VN is meer dan 60 jaar  geprobeerd voor alle partijen in het conflict in Palestina een regeling te treffen waar alle partijen het mee eens zijn.

 



Van zionisme tot de stichting van Israël en het vraagstuk van de Palestijnse vluchtelingen in SchoolTV-video ‘Het Midden-Oosten’:

middenoosten


De omstreden stad Jeruzalem in SchoolTV-fim ‘Het Midden-Oosten’:  

gevechtomjeruzalem



Een staat voor bewezen diensten
In de Oudheid woonden in Palestina twee volken, de Joden en de Palestijnen. Toen kwam het gebied onder Romeins bestuur en trokken steeds meer Joden uit het gebied weg. Aan het einde van de Middeleeuwen veroverde het Ottomaanse Rijk Palestina.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog vocht Groot-Brittannië tegen, onder meer, het Ottomaanse Rijk en veroverde daarbij Palestina op de Ottomanen met hulp van Palestijnse verzetsgroepen. De Britse regering beloofde toen aan de Palestijnen dat die een eigen staat mochten stichten, als dank voor hun hulp aan Groot-Brittannië tijdens de oorlog.

Brits beleid
balfourIn 1920 werden de Britten de baas in het gebied want toen wees de Volkerenbond, voorloper van de Verenigd Naties de Britse regering Palestina als mandaatgebied toe. Toen al woonden er niet meer vrijwel alleen Palestijnen in het gebied.

Al vóór de Eerste Wereldoorlog namelijk waren Joden naar Palestina verhuisd. Die wilden er een eigen staat stichten, een opvolger van het Israël dat in de Oudheid had bestaan. Daar had de Britse regering wel oren naar. De Britse minister van Buitenlandse Zaken Lord Balfour stuurde al op 2 november 1917 een brief (zie zijn brief hiernaast) naar Lord Rothschild, een leider van de Joodse gemeenschap. Hierin stond dat de idee van een Joods Nationaal Tehuis in Palestina door Groot-Brittannië gesteund wordt. Deze brief, bekend geworden als de Balfour Declaration, was bestemd voor de Zionistische Federatie die streefde naar de stichting van de Joodse staat.

Kort na 1920 splitste de Britse bestuurders het mandaatgebied in een deel ten oosten en een deel ten westen van de Jordaan. In Transjordanië, ten oosten van de rivier de Jordaan, het huidige Jordanië, mochten zich geen Joodse immigranten meer vestigen.

Ondertussen kwamen er steeds meer Joden bij, vooral omdat ze in Europa bloot stonden aan discriminatie en vervolging. Die discriminatie en vervolging namen toe toen in Europa het fascisme opkwam. Vermoedelijk vestigden zich ongeveer 400.000 Joden in Palestina..

Deze immigratiestroom deed in Palestina de spanningen tussen Joden en Palestijnen toenemen, niet in het minst omdat Joden steeds meer land opkochten. Om hieraan iets te doen, richtte de Britse regering de Commissie-Peel op. Die moest met beide groepen een oplossing uitwerken voor hun conflict. In juli 1937 stelde deze commissie voor Palestina te delen in een Joodse en een Arabische staat. Dit voorstel werd door de Palestijnen en de Britse regering afgewezen.

In 1939 kwam de Britse regering met het MacDonald White Paper. Hierin stelde de regering voor Palestina niet op te delen in een joodse en Palestijnse staat, maar wel in 1949 zelfbestuur te geven aan het hele gebied. Ook stelde de commissie voor minder Joodse immigranten tot het gebied toe te laten en het kopen van land door oden moeilijker te maken. De gedachte van het Joods nationaal tehuis was zo minimaal mogelijk uitgewerkt. Wel kregen volgens dit voorstel de Palestijnen datgene wat hen door de Britse regering was beloofd, onafhankelijkheid.

 



Na de Tweede Wereldoorlog en de oprichting van de Verenigde Naties legden de Britten de kwestie-Palestina voor aan de Algemene Vergadering van de VN. Daarvoor werd op 14 me 1947 de United Nations Special Committee on Palestine UNSCOP geïnstalleerd. Dit comité had 11 leden: Australië, Canada, Guatemala, India, Iran, Joegoslavië, Nederland, Peru, Tsjechoslowakije, Uruguay en Zweden.

Op 31 augustus 1947 beval het UNSCOP unaniem aan dat Groot Brittannië het mandaat over Palestina opgaf en dat het gebied zo snel mogelijk onafhankelijkheid kreeg.

unscopLeden van UNSCOP in 1947

Ook nam het comité met een meerderheid van acht leden, Australië, Canada, Guatemala, Nederland, Peru, Tsjechoslowakije, Uruguay en Zweden een voorstel aan om in Palestina een Joodse en een Arabische staat in te richten en Jeruzalem onder internationaal bestuur te plaatsen. Drie andere leden van het comité, India, Iran en Joegoslavië waren voor de oprichting van een federale unie naar Amerikaans model, met een Arabische en een Joodse deelstaat.

Het comité werkte het bij meerderheid aangenomen voorstel verder uit en legde het voor aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Volgens dit voorstel zou een Arabische en een Joodse staat in het leven worden geroepen. Jeruzalem zou een soort stadstaat worden onder internationaal bestuur. Het plan voorzag ook in de invoering van een gemeenschappelijk monetair systeem en gemeenschappelijk beheer van de water- en energievoorziening door beide staten.

Op 29 november 1947 ging dit plan van de UNSCOP in stemming in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Van de 56 landen die aanwezig waren stemmen er 33 vóór, waaronder de VS en de Sovjet-Unie. Dertien landen stemden tegen, te weten: Egypte, Syrië, Libanon, Irak, Saoedi-Arabië, Jemen, Afghanistan, Pakistan, Iran, Turkije, Griekenland, India en Cuba. Tien landen, waaronder Groot Brittannië, onthielden zich van stemming. Thailand was niet aanwezig. Hiermee ging het plan de boeken in als Resolutie 181 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

Toen brak er in Palestina een burgeroorlog uit. De Joodse gemeenschap in het gebied werd aangevallen door Palestijnse tegenstanders van het VN-plan. Voor hen was Resolutie 181 onacceptabel. De Joden wonnen de oorlog en vergrootten hun grondgebied door stukken grondgebied te veroveren die aan de Palestijnen waren toegewezen. Op 14 mei 1948 riep hun leider David Ben-Goerion de staat Israël uit. De volgende dag vertrokken de Britse bestuurders uit Palestina, één jaar na de oprichting van de UNSCOP.

 



Na het aannemen van Resolutie 181 hebben de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad resolutie na resolutie ingediend om greep te krijgen op het conflict tussen Israël enerzijds en de Palestijnen en de Arabische buurlanden van Israël anderzijds. Vaak werd Israël in een resolutie opgeroepen iets te doen of te laten om het conflict in ieder geval niet verder uit de hand te laten lopen. Even zo vaak legde Israël zo’n resolutie, nadat die was aangenomen naast zich neer of werd het weggestemd in de Veiligheidsraad. Dat laatste gebeurde omdat de Verenigde Staten, permanent lid van de raad met vetorecht en bondgenoot van Israël, tegen de ingediende resolutie stemden.

Tegen Palestijnse acties of die van andere acties tegen Israël gerichte terreurorganisaties zijn geen resoluties aangenomen. Pro-Israëlische bronnen zien dat als bewijs dat de VN een anti-Israëlische organisatie is.

Pro-Palestijnse bronnen beklagen zich erover dat Israël niet één resolutie heeft uitgevoerd waarin het land word opgeroepen iets te doen of te laten. Israël verdedigt zich hiervoor met het standpunt dat de Arabieren herhaaldelijk oorlog tegen het land hebben gevoerd en dat Israël het recht heeft zich te verdedigen.

Van anti-Israëlische zijde komt het verwijt dat de Verenigde Staten schendingen van mensenrechten van Palestijnen door Israël billijken en dezelfde schendingen af te keuren indien begaan door een ander land. Dat zouden de Verenigde Staten doen door resoluties tegen schendingen van mensenrechten door Israël af te wijzen en resoluties tegen dezelfde schendingen door andere landen te steunen.

Van pro-Israëlische zijde komt het volgende verwijt: tegen mensenrechtenschendingen in Israël wordt vaker een resolutie ingediend dan tegen mensenrechtenschendingen in andere landen terwijl in heel wat landen mensenrechten op grote schaal en soms op bloedige wijze worden geschonden.

Bezetting:
In het debat over hoe de VN omgaan met het conflict in Palestina speelt Resolutie 242 een belangrijke rol. Die werd ingediend op 22 november 1967. Tijdens de Zesdaagse Oorlog eerder dat jaar had Israël de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook en het oostelijke deel van Jeruzalem veroverd en sindsdien bezet gehouden. In de resolutie werd Israël opgeroepen ‘bezette gebieden’ te ontruimen.

intifadahOnderschrift: Israëlische militairen staan tegenover Palestijen tijdens de 1e Intifada in 1978

Maar over wat er met ‘bezette gebieden’ bedoeld werd, waren de meningen verdeeld. Moest Israël nou de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook en het oostelijke deel van Jeruzalem helemaal ontruimen of delen ervan? En hoe groot moeten die delen zijn als van een volledige ontruiming geen sprake hoeft te zijn?

Hoe dan ook legde de Israëlische regering de resolutie naast zich neer. Ze beriep zich daarbij op de rest van de tekst van de resolutie waarin de andere landen die meevochten in de Zesdaagse Oorlog, Egypte, Syrië en Jordanië worden gemaand, mee te werken aan een vreedzame oplossing van hun conflict met Israël. Zolang die medewerking er niet kwam, dacht de Israëlische regering er niet over zich in welke mate dan ook terug te trekken uit de drie bezette gebieden.

 



Sommige waarnemers zien in de vele tegen Israël gerichte resoluties het bewijs voor een principieel anti-Israëlische, zelfs anti-joodse houding. Die zou te bespeuren zijn in de Arabische en soms ook in andere islamitische landen. Die landen vormen volgens de waarnemers  een machtsblok binnen de VN en werken daarmee een oplossing van het conflict in Palestina tegen.

Dat verwijten anderen waarnemers de VS omdat dit land als lid van de Veiligheidsraad resoluties tegen Israël met een veto treft.

Waarnemers wijzen er ook op dat de VN onvoldoende politieke en militaire machtsmiddelen heeft om een oplossing voor het conflict uit te werken en desnoods op te leggen aan de betrokken partijen.

Bekijk onderstaand overzicht van de belangrijkste VN-resoluties inzake het conflict in Palestina en oordeel zelf. Dit overzicht is opgesteld aan de hand van de officiële VN-rapportage:

AV = Algemene Vergadering.
VR = Veiligheidsraad)  

  • 1947, no. 181, AV: Verdelingsplan van mandaatgebied Palestina in een Joodse staat (54%) en een Arabische staat (45%) en Jeruzalem (1%) met een internationale status.
    Het plan wordt door de Joden aanvaard, hoewel de echte zionisten het hele land wensen. De Arabieren (Palestijnen) wijzen het af. Die willen het hele land, zonder vreemde indringers.
  • 1948, no. 194, AV: Recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen naar hun huizen en vergoeding van de schade die ze geleden hebben.
  • 1949, 11 mei, AV: Toetreding Israël tot de VN. De staat Israël verklaart de verplichtingen van het VN-handvest te accepteren en wordt in dit verband herinnerd aan resoluties 181 en 194.
  • 22 november 1967, no. 242, VR, unaniem:
    1) De terugtrekking van Israëlische strijdkrachten uit in 1967 bezette gebieden.  Deze worden niet met name genoemd. Ook werd in de Engelstalige tekst met opzet het lidwoord ‘de’ voor ‘bezette gebieden’ uit de resolutietekst weggelaten, wat aanleiding gaf tot heftige discussie. Sommige commentatoren stellen dat zelfs de ontruiming van 100 m2 al genoeg is).
    2) Beëindiging van de staat van oorlog.
    3) Eerbiediging en erkenning van de soevereiniteit, de territoriale onschendbaarheid en de politieke onafhankelijkheid van alle staten in de regio en van hun recht op een vreedzaam bestaan binnen veilige en erkende grenzen, vrij van bedreigingen en gewelddaden.
    4) Bevestiging van de noodzaak voor een regeling van het vluchtelingenprobleem.
  • 1968, no. 252, VR: Veroordeling van de wijziging van de internationale status van Jeruzalem. Israël heeft de stadsgrenzen verlegd, is bezig met de bevolking te veranderen (Joodse kolonisten) en annexeert het hele gebied. De resolutie wijst dat af.
    jerusalem
  • 1974, no. 3236, AV: Onderstreept zelfbeschikkingsrecht voor het Palestijnse volk.
  • 1974, no. 3637, AV: De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO die streeft naar de vorming van de Palestijnse staat krijgt de status van waarnemer bij de VN.
  • 1974, no. 3246, AV: Over het recht op gewapende strijd voor alle volkeren die onder koloniale of vreemde overheersing leven.
  • 1975, no. 3379, AV: Zionisme is een vorm van racisme.
  • 1980: Herbevestiging rechten Palestijnse volk.
  • 1984, 38/79, AV: Onderstreept mensenrechten voor de bevolking in bezette gebieden.
  • 1988, no. 607 VR en 1989, no. 611, VR: Veroordeling van deportatie van negen Palestijnendoor Israël die de gangmakers zijn geweest van een golf van geweld tegen Israël vanuit de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever in 1988 die bekend staat als de Eerste Intifada. In de resolutie wordt Israël met klem opgeroepen zich te houden aan de Vierde Geneefse Conventie (zie 446 en 452).
  • 1990, no. 673, VR: Veroordeling van Israëls weigering om VN-resoluties uit te voeren
  • 1991, 16 december: Herroeping van de resolutie van 1975: zionisme = racisme. De meest verzwegen VN-uitspraak over een fel omstreden onderwerp.
  • 2002, no. 1397, VR: Twee onafhankelijke staten: Israël en Palestina, op basis van resoluties 242 en 338.
  • 2004, no. 1559, VR: Vrede en veiligheid in Libanon. De tekst zegt dat  terreurorganisaties als Hezbollah moeten worden ontwapend. Voor de volledige tekst zie http://nl.wikipedia.org/wiki/VN-Resolutie_1559. Aan de resolutie werd geen uitvoering gegeven. Het Libanese leger en de regering van het land verklaarden zich onmachtig om de bepalingen van de resolutie uit te voeren. In de zomer van 2006 wreekte de nalatigheid zich: Hezbollah had, o.l.v. Nasrallah, jaren de tijd gekregen zich in te graven. De organisatie had duizenden raketten opgesteld in Zuid-Libanon en lokte door het afvuren van raketten op Israëlisch grondgebied een oorlog met Israël uit die meer dan duizend mensenlevens kost.

Naar: Vrije Encyclopedie van het Conflict Israël - Palestina - www.vecip.com.

 



Zoek naar informatie over:

  • Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en wat de zittende regering van Israël ervan vindt;
    joodsenederzettingNederzetting vlak bij Jerusalem

  • Verdeling van water en energie over Israël en de Westelijke Jordaanoever (daar zegt Resolutie 181 iets over);
  • De claim die de Israëlische regering en de Palestijnen leggen op Jeruzalem als hoofdstad van resp. Israël en de nog op te richten Palestijnse soevereine staat. Daaraan gekoppeld de vraag: welke landen erkennen Jeruzalem als ongedeelde hoofdstad van Israël en hebben daar nu hun ambassade en niet in Tel Aviv?
  • Egypte en Jordanië hebben Israël als staat erkend en vrede met Israël gesloten. Welke andere Arabische landen hebben dat sindsdien gedaan of hebben op zijn minst diplomatieke betrekkingen aangeknoopt met Israël ondanks dat de Palestijnse kwestie nog steeds niet is opgelost?

 


 
In 1947 namen de Verenigde Naties resolutie 181 aan. Dor uitvoering hiervan zouden Joden en Palestijnen in Palestijnen een langgekoesterde wens in vervulling zien gaan: een eigen onafhankelijke staat in het gebied. Dit leek een grote kans om na een einde te maken aan een conflict dat toen al tientallen jaren gaande was tussen beide bolken en soms tot geweld had geleid.

Hoe is dit conflict ontstaan? En waarom is deze kans die resolutie 181 bood, niet benut en is het conflict op moment van schrijven nog steeds niet op vreedzame wijze opgelost? In deze les zoeken de  leerlingen dit uit en proberen ze zelf een oplossing te uit te werken in de geest van Resolutie 181.

Plan van aanpak:
Voor deze les trekt u 2 uur uit.

De opdracht bestaat uit drie delen.

Deel I: duur 30 minuten
Laat aan de leerlingen de twee video's zien.
Daarna laat u de leerlingen de bronnen ‘Brits mandaatgebied’ en ‘De rol van de VN’ individueel lezen.

Deel II: duur 30 minuten

Laat de leerlingen zeven groepen vormen. Elke groep kiest een van de volgende partijen in het Palestijnse conflict om te vertegenwoordigen:

  1. Israël
  2. Jeruzalem
  3. Alle Palestijnen, dus ook de Palestijnen die in Jordanië wonen en de Palestijnen die in 1948 gevlucht zijn na de stichting van Israël en hun nazaten:
  4. Libanon
  5. Jordanië
  6. Egypte, en
  7. De overige Arabische staten in het Midden-Oosten.

De groepen bestuderen de overige bronnen in de les vanuit het perspectief van de partij die ze vertegenwoordigen en zoekt ook op internet naar aanvullende  informatie.
Daarna kiest elke groep een vertegenwoordiger om zitting te nemen in een comité dat in opdracht van de Verenigde Naties een plan opstelt voor vrede in Palestina.

Deel III: duur 60 minuten
Het comité werkt dit plan uit om als resolutie ter stemming voor te leggen aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Uitganspunt van dit plan is dat de Palestijnen, net als elk ander volk recht heeft op zelfbeschikking en zelfbestuur volgens het Handvest van de VN.
Als ze hiermee klaar zijn, presenteert het comité het plan aan de klas.

Globale uitwerking:
Mocht het comité het niet eens kunne worden over het plan, dan is ze in goed gezelschap. Al die tijd sinds Resolutie 181 door de Algemene Vergadering van de VN is aangenomen, hebben staatslieden en diplomaten herhaaldelijk geprobeerd om tot een vredesregeling te komen en de stichting van een Palestijnse staat.

Bovendien lijkt dat laatste nog minder haalbaar dan het al was doordat steeds meer Arabische landen, die voorheen tegen samenwerking met Israël waren en dit land soms niet eens wilden erkennen zolang de Palestijnen geen eigen staat hebben, diplomatieke betrekkingen met Israël aan zijn gegaan zoals de Verenigde Arabische Emiraten. Dat de Palestijnse kwestie nog niet is opgelost, vinden deze landen geen onoverkomelijk bezwaar meer om dat te doen.

Tegelijkertijd is de Israëlische regering niet geneigd om de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook een eigen staat te laten stichten, ook al hebben beide gebieden inmiddels een eigen bestuur. Dat blijkt onder meer hieruit dat steeds meer Israëli’s zich als kolonist mogen vestigen op de Westelijke Jordaanoever.

Van een eerlijke verdeling van met name drinkwater tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever is nog steeds allerminst sprake; dit Palestijns gebied komt er wat dat betreft karig af.

Ten slotte heeft de VS, een van de belangrijkste bondgenoten van Israël in december 2017 Jeruzalem erkend als de ondeelbare hoofdstad van Israël en daarna zijn ambassade verhuisd van Tel Aviv naar Jeruzalem om die erkenning te onderstrepen. Een internationaal bestuur van de stad zoals is voorgesteld in Resolutie 181 is op moment van schrijven niet haalbaar.

Eindtermen voor HAVO:
Domein A: Historisch besef
2. De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken: tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950) / eerste helft 20e eeuw;

Domein B: Oriëntatiekennis
8. De kandidaat kan voor elk van de tien tijdvakken die genoemd zijn in eindterm 2: - de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen;
- bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
- uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt;

Voor tijdvak 9 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
41. racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden;

Voor tijdvak 10 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
49. de ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.

Eindtermen voor VWO:
Domein A: Historisch besef
2. De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken: tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950) / eerste helft 20e eeuw;
8. De kandidaat kan voor elk van de tien tijdvakken die genoemd zijn in eindterm 2:- de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen;
- bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
- uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt;
- uitleggen dat de betekenis die aan tijdvakken wordt toegekend mede afhangt van de tijd, plaats en omstandigheden waarin mensen zich met het verleden bezighouden.

Voor tijdvak 9 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
41. racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden;

Voor tijdvak 10 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
49. de ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.

 


 

  • De leerlingen kunnen aangeven welke gebeurtenissen en ontwikkelingen in Palestina vanaf de 19e eeuw ervoor hebben gezorgd dat de Verenigde Naties een verdelingsplan voor dit gebied voorstelden dat bekend staat als Resolutie 181.
  • De leerlingen kunnen uitleggen welke internationale gebeurtenissen en ontwikkelingen tot de totstandkoming van deze resolutie hebben geleid.
  • De leerlingen kunnen uitleggen wat resolutie inhield.
  • De leerlingen hebben gezien wat er terecht is gekomen van de uitvoering van deze resolutie.
  • De leerlingen kunnen aan de hand hiervan de huidige verhoudingen tussen Israël, de Palestijnen en de Arabische landen in het Midden-Oosten verklaren.

 


 
De leerlingen hebben de opdracht goed gemaakt als de ontwerpresolutie die de kas heeft gemakt recht doet aan de historische voorgeschiedenis van Palestina voorafgaand aan Resolutie 181, aan het recht op zelfbestuur en zelfbeschikking dat elk volk heeft volgens het Handvest van de Verenigde Naties en aan de ontwikkelingen rond dit gebied na Resolutie 181.

U let er ook op dat de leden van het comité elkaar en elkaars mening met respect bejegenen en dat iedereen evenveel kans krijgt om zijn of haar mening te verdedigen.

 

verwante lessen

Login Form