Na het aannemen van Resolutie 181 hebben de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad resolutie na resolutie ingediend om greep te krijgen op het conflict tussen Israël enerzijds en de Palestijnen en de Arabische buurlanden van Israël anderzijds. Vaak werd Israël in een resolutie opgeroepen iets te doen of te laten om het conflict in ieder geval niet verder uit de hand te laten lopen. Even zo vaak legde Israël zo’n resolutie, nadat die was aangenomen naast zich neer of werd het weggestemd in de Veiligheidsraad. Dat laatste gebeurde omdat de Verenigde Staten, permanent lid van de raad met vetorecht en bondgenoot van Israël, tegen de ingediende resolutie stemden.
Tegen Palestijnse acties of die van andere acties tegen Israël gerichte terreurorganisaties zijn geen resoluties aangenomen. Pro-Israëlische bronnen zien dat als bewijs dat de VN een anti-Israëlische organisatie is.
Pro-Palestijnse bronnen beklagen zich erover dat Israël niet één resolutie heeft uitgevoerd waarin het land word opgeroepen iets te doen of te laten. Israël verdedigt zich hiervoor met het standpunt dat de Arabieren herhaaldelijk oorlog tegen het land hebben gevoerd en dat Israël het recht heeft zich te verdedigen.
Van anti-Israëlische zijde komt het verwijt dat de Verenigde Staten schendingen van mensenrechten van Palestijnen door Israël billijken en dezelfde schendingen af te keuren indien begaan door een ander land. Dat zouden de Verenigde Staten doen door resoluties tegen schendingen van mensenrechten door Israël af te wijzen en resoluties tegen dezelfde schendingen door andere landen te steunen.
Van pro-Israëlische zijde komt het volgende verwijt: tegen mensenrechtenschendingen in Israël wordt vaker een resolutie ingediend dan tegen mensenrechtenschendingen in andere landen terwijl in heel wat landen mensenrechten op grote schaal en soms op bloedige wijze worden geschonden.
Bezetting:
In het debat over hoe de VN omgaan met het conflict in Palestina speelt Resolutie 242 een belangrijke rol. Die werd ingediend op 22 november 1967. Tijdens de Zesdaagse Oorlog eerder dat jaar had Israël de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook en het oostelijke deel van Jeruzalem veroverd en sindsdien bezet gehouden. In de resolutie werd Israël opgeroepen ‘bezette gebieden’ te ontruimen.
Onderschrift: Israëlische militairen staan tegenover Palestijen tijdens de 1e Intifada in 1978
Maar over wat er met ‘bezette gebieden’ bedoeld werd, waren de meningen verdeeld. Moest Israël nou de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook en het oostelijke deel van Jeruzalem helemaal ontruimen of delen ervan? En hoe groot moeten die delen zijn als van een volledige ontruiming geen sprake hoeft te zijn?
Hoe dan ook legde de Israëlische regering de resolutie naast zich neer. Ze beriep zich daarbij op de rest van de tekst van de resolutie waarin de andere landen die meevochten in de Zesdaagse Oorlog, Egypte, Syrië en Jordanië worden gemaand, mee te werken aan een vreedzame oplossing van hun conflict met Israël. Zolang die medewerking er niet kwam, dacht de Israëlische regering er niet over zich in welke mate dan ook terug te trekken uit de drie bezette gebieden.