Meer dan 8 miljard mensen - voor de docent: info

 
Voor de opdracht in de les trekt u 1 uur de tijd. U laat de leerlingen de opdracht in de les in groepen van vier maken.

Elke groep neemt de bronnen in de les door. Aan de hand hiervan maken ze een keuze: wel of niet met gerichte maatregelen ervoor zorgen dat de groei van de wereldbevolking minder groot wordt dan in 2017 werd verwacht. Ook bedenken de groepen maatregelen die niet gericht zijn op de afremming van de groei van de wereldbevolking, maar er wel invloed op hebben.

Aan de hand hiervan maken ze een beleidsplan voor de ontwikkeling van de wereldbevolking tot 2100.

Bij het opstellen van dat plan moeten ze wel rekening houden met trends die nu al van invloed zijn op de groei van de wereldbevolking, zoals het feit dat mensen in rijke landen op steeds latere leeftijd trouwen en vrouwen er hun eerste kind op steeds latere leeftijd krijgen.

Elke groep schrijft zijn beleidsplan uit. Bij dat plan maken ze een grafiek die aangeeft hoe groot de wereldbevolking volgens de groep zal zijn in de loop van de periode tot 2100.

Uitwerking:
Maatregelen gericht op afremming van de groei van de bevolking in een land of wereldwijd:

  • Voorlichting geven over gezinsplanning en voorbehoedsmiddelen;
  • Burgers toegang geven tot voorbehoedsmiddelen, bijvoorbeeld door ze gratis te verstrekken of tegen lage prijzen;
  • Nudging om mensen aan te zetten minder kinderen te nemen, zoals in India is gedaan met reclamespotjes en -posters;
  • Mensen bij wet verplichten om hooguit een of twee kinderen te nemen, eventueel met beloningen voor mensen die zich aan die verplichting houden en straffen voor wie dat niet doen. Dit is in China de praktijk geweest sinds 1979. In 2015 waren er enige versoepelingen in de bevolkingspolitiek. Sinds 2021 mogen de gezinnen van de overheid zelfs weer drie kinderen krijgen.

Maatregelen die niet gericht zijn op afremming bevolkingsgroei, maar wel bijdragen tot afremming, omdat voor mensen de noodzaak en behoefte om veel kinderen te nemen, afneemt:

  • Meer mensen toegang geven tot goede gezondheidszorg, waardoor sterfte onder kinderen tot 5 jaar afneemt.
  • Vaccinatie tegen gevaarlijke en besmettelijke ziektes. Hoe groter het percentage kinderen en volwassenen dat op die manier beschermd is tegen die ziektes, hoe moeilijker die ziektes zich kunnen verspreiden. Hierdoor daalt vooral de sterfte onder kinderen tot 5 jaar.
  • Bestrijding van analfabetisme. Hierdoor krijgen mensen meer toegang tot voorlichting over gezondheid, hygiëne, goede voeding, voorbehoedmiddelen en gezinsplanning. Ook kunnen ze makkelijker een baan vinden met een salaris waar ze goed van rond kunnen komen. De armoede neemt hierdoor af.

Trends die nu al de groei van de wereldbevolking helpen afremmen:

  • Mensen trouwen op steeds latere leeftijd:
  • Mensen stellen het krijgen van hun eerste of enige kind uit;
  • Door vervuiling met hormoonverstorende stoffen (afbraakproducten van plastics en bepaalde geneesmiddelen) neemt in sommige rijke landen de vruchtbaarheid onder mensen af, een fenomeen dat in de jaren ’90 veel aandacht heeft gehad.
  • Mensen kunnen zich op steeds meer manieren vermaken. Maar als in een grote stad de stroom meerdere dagen uitvalt, is er negen maanden later in die stad een tijdelijke stijging van het geboortecijfer.
  • De invloed van religieuze opvattingen met betrekking tot huwelijk en gezinsleven is afgenomen. Waar het gebruik van voorbehoedsmiddelen eerst taboe was, wordt dat voor steeds meer mensen acceptabel.

Waarom zou je het wenselijk vinden dat de wereldbevolking steeds langzamer groeit en ten slotte helemaal niet meer?

Het draait om de ecologische voetafdruk. De omvang hiervan wordt  bepaald door de hoeveelheid en grondstoffen en andere natuurlijke hulpbronnen die gemiddeld door elke aardbewoner gebruikt wordt.

Nu al gebruikt de mensheid meer van die hulpbronnen dan de aarde kan leveren zodat het doemscenario van Malthus steeds waarschijnlijker wordt. Daarom vinden sommige mensen het noodzakelijk dat de omvang van de wereldbevolking beperkt blijft of zelfs kleiner wordt dan de huidige 8 miljard.

Eindtermen voor HAVO:
Domein B: Concept schaarste (SE)
De kandidaat kan in contexten analyseren dat beperkte middelen en ongelimiteerde behoeften dwingen tot het maken van keuzes.

Domein H: Concept welvaart en groei
De kandidaat kan in contexten analyseren wat op nationaal en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei en van de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes op microniveau werken door op macroniveau in elke economie die gekenmerkt wordt door wederzijds afhankelijke markten.

H2 Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
2.1 economische structuurontwikkeling en de groei van het BBP door inzet van de productiefactoren;
2.2 het steeds groter wordende belang van menselijk kapitaal en technologische ontwikkeling als determinanten van economische groei en van groei van de arbeidsproductiviteit;
2.3 het bestaan van productiviteitsverschillen tussen landen;
2.4 convergentie en divergentie van ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen aan de hand van de ontwikkeling van en determinanten voor het BBP;
2.5 een classificatie van verschillende inkomenscategorieën alsmede ontwikkelingen in de categoriale inkomensverdeling.

Eindtermen voor VWO:
Domein H: Concept Welvaart en Groei
De kandidaat kan in contexten analyseren wat op nationaal en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei en van de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes op macroniveau in elke economie die gekenmerkt wordt door wederzijds afhankelijke markten.

H2: Het meten en verdelen van de welvaart
De kandidaat kan in contexten herkennen, beschrijven en analyseren
2.1 De relatie tussen het BBP (als welvaartsmaatstaf) en de toegevoegde waarde;

  • bruto toegevoegde waarde
  • netto toegevoegde waarde
  • afschrijvingen

2.2 De vorming van het BBP (Bruto Binnenlands Product) en NBP (Netto Binnenlands Product) waarbij de volgende methoden kunnen worden onderscheiden:

  • de objectieve methode,
  • de bestedingsmethode
  • subjectieve methode

2.3 De relatie tussen Nationaal Inkomen en Nationaal Product (bruto en netto)
2.4 De omvang van het BBP en NBP als een beperkte welvaartsmaatstaf, rekening houdend met;

  • nominaal en reëel
  • eng versus ruim welvaartsbegrip
  • welvaartsbegrip per capita
  • de rol en omvang van de informele sector
  • Human Development Index en groen BBP (inclusief externe effecten)

H3: Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
3.1 structuurontwikkeling en de groei van het BBP door inzet van de productiefactoren arbeid , natuur, kapitaal, ondernemerschap en de relatie tussen de zowel de kwantitatieve als kwalitatieve veranderingen van deze productiefactoren (aanbodfactoren),
3.2 Indicatoren die de kwaliteit van de productiefactor arbeid en/of arbeidsproductiviteit bepalen, zoals:

  • scholing
  • knowhow / ervaring
  • gezondheid
  • specialisatie

3.3 Indicatoren die de kwantiteit van de productiefactor arbeid bepalen, zoals:

  • arbeidstijd en deeltijdwerk
  • personen en arbeidsjaren en/of arbeidsuren
  • arbeidsparticipatie
  • vergrijzing
  • wig
  • (potentiële) beroepsbevolking
  • leerplicht en pensioengerechtigde leeftijd
  • loonkosten per eenheid product

3.4 Indicatoren die de kwaliteit van de productiefactor kapitaal en/of productiviteit bepalen, zoals:

  • onderzoek en ontwikkeling
  • internationalisering
  • creatieve destructie en (duurzame) innovatie

3.5 Indicatoren die de kwantiteit van de productiefactor kapitaal bepalen, zoals;

  • investeringen (uitbreiding- en/of vervangingsinvesteringen)
  • investeringsklimaat
  • stimuleringsmaatregelen

 

verwante lessen

Login Form