Meer dan 8 miljard mensen

 

Lange tijd groeide de wereldbevolking langzaam. Pas in de 19e eeuw ging het sneller en in de tweede helft van de 20e eeuw nog veel sneller. In 2020 was het aantal mensen gegroeid tot 7,8 miljard en de komende tientallen jaren zullen er waarschijnlijk nog enkele miljarden mensen bijkomen.

Groei wereldbevolking:

Het Department of Economic and Social Affairs DESA van de Verenigde Naties schatte in 2017 dat de wereldbevolking in 2030 gegroeid zal zijn tot 8,6 miljard, in 2050 tot 9,8 miljard en in 2100 tot 11,2 miljard.

miljarden 

Naar: https://www.un.org/development/desa/en/news/population/world-population-prospects-2017.html

 


 

opdrachtOf die prognoses uit zullen komen of niet, alle deskundigen zijn het er over eens dat de wereldbevolking niet eindeloos kan blijven groeien, omdat de hulpbronnen van de aarde die de mensen nodig hebben eindig zijn.

Moeten we daarom inzetten op een snelle afremming van de groei van de wereldbevolking, om zo veel ellende te voorkomen? Zo ja, welke maatregelen wil je daarvoor nemen?
Of is de groei van de wereldbevolking op zich geen reden om ons zorgen te maken omdat die ‘vanzelf’ zal afvlakken en stoppen? Als we dat laatste mogen verwachten, hoe is dat dan te verklaren?

Dat zoek je uit samen met je klasgenoten.

Daarna maak je een beleidsplan. Dat kan een plan zijn waarin al of niet wordt ingegrepen in de groei van de wereldbevolking. Daarbij is de vraag of het mogelijk is om te komen tot een wereld waarin iedereen in redelijke welvaart kan leven.

Je kunt hierbij jouw eigen prognose toevoegen voor de omvang van de wereldbevolking gedurende de rest van deze eeuw.

 



werkinuitvoeringeenuurVoor deze opdracht krijg je 1 lesuur de tijd. Deze opdracht doe je samen met drie klasgenoten.

Neem samen de bronnen door. Bespreek onderling of je voor of tegen maatregelen bent om de groei van de wereldbevolking af te remmen, zodat die minder omvangrijk wordt dan de DESA in 2017 verwachtte. Bedenk ook maatregelen die niet bedoeld zijn om de groei van de wereldbevolking af te remmen, maar er wel invloed op hebben.

Houd bij het opstellen van je beleidsplan rekening met trends die nu al van invloed zijn op de groei van de wereldbevolking.

Eén trend krijg je alvast cadeau: in rijkere landen waar de woon- en andere vaste lasten erg hoog zijn en beide partners minstens in deeltijd buitenshuis werken om toch rond te komen, trouwen mensen op steeds latere leeftijd en krijgen vrouwen hun eerste kind op steeds latere leeftijd.

Schrijf je beleidsplan uit.

Voeg bij je beleidsplan een grafiek om aan te geven hoe groot de wereldbevolking volgens jou zal zijn in de loop van de periode tot 2100.

 


 

In onderstaande video legt de Zweedse arts en hoogleraar Internationale Gezondheid Hans Rosling (1948-2017) uit waarom armoedebestrijding van cruciaal belang is om de bevolkingsgroei te stoppen. Alleen door de levensstandaard van de allerarmsten op een milieuvriendelijke manier te verhogen, kan de bevolkingsgroei gestabiliseerd worden op een niveau van 9 miljard mensen in 2050.

In hoeverre de gevolgde aanpak succes heeft, kun je zien aan het percentage van alle geboren kinderen dat niet gestorven zijn voor hun vijfde levensjaar.

In de video valt de term taxonomy. Dat betekent: hiërarchische ordening.

Met  ‘emerging economies’ bedoelt Rosling  ‘opkomende economieën’ en met ‘billion’ bedoelt hij ‘miljard’.

Hans Rosling: ‘Global population growth, box by box’ uit 2010: 

 



“Verstandelijk begreep ik de bevolkingsexplosie allang. Maar het bijbehorende gevoel kreeg ik pas een paar jaar geleden op een bloedhete avond in Delhi. Het was rond 40 graden en de lucht was zwanger van zand en rook. De straten zinderden van de mensen. Mensen die aten, mensen die de was deden, mensen die lagen te slapen. Mensen die vrienden bezochten of die ruziemaakten en schreeuwden. Mensen die hun handen door het raampje van de taxi staken, smekend om een aalmoes. Mensen die poepten en plasten. Mensen die zich aan bussen vastklampten. Mensen die dieren hoedden. Mensen, mensen, overal mensen."

Dit is een citaat van de Amerikaanse bioloog Paul Ehrlich die in New Delhi de overbevolking aan den lijve ondervond. Het was 1966 en hij zat in een taxi. De wereld was toen op weg naar 4 miljard mensen. Nu is het aantal mensen al de 8 miljard gepasseerd.

veelmensenEen drukke straat in New Dehli

Van de geschatte 11,2 miljard mensen in 2100 (zie de inleiding) zullen er ongeveer 1 tot 1,5 miljard wonen in Europa en Noord-Amerika. Dat zijn er niet veel meer dan in 2017, het jaar waarin deze schatting van de VN is gemaakt. De rest zal wonen in de overige gebieden op aarde, maar dan vooral in Afrika. In dit werelddeel zal de bevolking voorlopig nog snel blijft groeien.

 



malthusThomas Malthus (1766-1834) was een Britse predikant en econoom. Hij werd beroemd nadat hij wees op de potentiële gevaren van een voortdurende bevolkingsgroei: "Het vermogen van de mens tot bevolkingsgroei is onbegrensd veel groter dan het vermogen van de aarde om voor de mens een bestaan te produceren."

Zijn theorie over die gevaren van bevolkingsgroei komt hierop neer:

  1. De omvang van de bevolking wordt beperkt door de beschikbare hoeveelheid voedsel.
  2. Een toename van de voedselproductie lokt een bevolkingsgroei uit die sneller gaat dan die van de middelen van bestaan.
  3. Om te voorkomen dat er hongersnoden uitbreken, dient er beperking van de bevolkingsgroei te zijn.

De tweede stelling van Malthus houdt in dat de voedselproductie nooit sneller kan toenemen dan via een rekenkundige reeks toenemen, ook omdat de beste landbouwgronden gronden al in gebruik zijn. Die toename laat zich uitbeelden met een lijn die een korte steil oploopt en dan afvlakt. De bevolking heeft echter de neiging om exponentieel te groeien, dat wil zeggen steeds sneller in absolute getallen uitgedrukt, en met een verdubbelingstijd van bijvoorbeeld 35 jaar. Die toename laat zich afbeelden met een lijn die steeds steiler omhoog gaat.

De derde stelling impliceert dat hongersnoden en epidemieën vanzelf een nieuw evenwicht tot stand brengen tussen bevolkingsomvang en beschikbare middelen en bevat ook de befaamde ‘moral restraint’. Dat zijn bewuste inspanningen om te komen tot een afname van het geboortecijfer, en dan vooral door te trouwen op latere leeftijd. Tegen deze achtergrond is de uitspraak van een kennis over Malthus te begrijpen: “Hij is een aardige kerel en beleefd tegen de dames, zolang er maar geen tekenen van naderende vruchtbaarheid zijn waar te nemen”.

Malthus werd hoogleraar in de geschiedenis en de economie aan het Haileybury College, een aan de East India Company verbonden instelling. Vanwege zijn colleges in de economie wordt hij wel eens de eerste beroepseconoom genoemd. Zeer belangrijk is zijn vriendschap met David Ricardo geweest. Ze hebben een uitgebreide correspondentie gevoerd, waaruit blijkt dat ze het in vrijwel elk opzicht oneens waren. Toch hebben ze elkaar diepgaand beïnvloed. Zo is bevolkingsgroei ook bij Ricardo een belangrijk thema in zijn theorie.

Hoe beroemd Malthus’ theorie over de overbevolking ook is gebleven, zij is door  voortschrijdend inzicht voor een deel ingehaald. Malthus zag bijvoorbeeld niet aankomen dat de landbouw dankzij technische vooruitgang in staat werd gesteld om steeds grotere bevolkingsaantallen te voeden. Ook de uitvinding van allerlei voorbehoedmiddelen heeft hij niet voorzien. Het grootschalig gebruik hiervan, in met name de welvarende landen, heeft daar gezorgd voor een sterke daling van de bevolkingsgroei. Wel staat zijn inzicht nog steeds overeind dat de mogelijkheden van de aarde om voedsel voort te brengen eindig zijn. Daarom kan het aantal mensen op de aarde niet eindeloos kan blijven oplopen.

Dit inzicht is ook een conclusie van het rapport ‘Grenzen aan de Groei’, van de Club van Rome uit 1972.

Naar: ‘Thomas Robert Malthus’, artikel geschreven door G.F. Gorter, op https://gerritgorter.com/Thomas-Robert-Malthus.

 



In 1951 publiceerde de VN het eerste rapport met prognoses over de bevolkingsgroei, het Wereldbevolkingsrapport (World Population Report). Sinds dat jaar zijn deze rapporten, die om de twee jaar verschijnen, steeds informatiever geworden. Belangrijke indicatoren voor de veranderingen in de omvang van de wereldbevolking, waar in deze rapporten naar gekeken wordt, zijn het geboortecijfer, sterftecijfer en de migratiecijfers van alle landen van de wereld. Van al deze indicatoren houdt de VN de cijfers bij.

Deze rapporten laten voor de toekomst drie trends zien:

- In Afrika zullen de komende tientallen jaren, in verhouding met de rest van de wereld steeds, meer mensen leven dan in 2020.

- Tegelijkertijd zullen er in Azië, in verhouding met de rest van de wereld, steeds minder mensen leven dan in 2020.

- Het aandeel Europeanen is, in verhouding met de rest van de wereld, al sinds 1950 aan het afnemen en zal dat blijven doen.

Deze trends hebben er onder meer mee te maken dat welvaart niet in alle landen tegelijk toe is genomen. Dit zal in de toekomst nog wel lang zo blijven.

Eerst waren overal in de wereld de geboortecijfers hoger dan de sterftecijfers, die ook nog wel hoog waren. Daardoor groeide overal de bevolking, maar die nam soms weer af door een oorlog, een hongersnood of een epidemie.

Toen begon de welvaart te stijgen, eerst in geïndustrialiseerde landen, daarna in steeds meer van de overige landen. En hoe welvarender een land wordt, hoe minder kinderen er sterven voor hun vijfde levensjaar. Daardoor vinden mensen het niet meer nodig veel kinderen krijgen, omdat er altijd wel kinderen zijn om voor hen te zorgen als ze ziek of oud zijn. Maar het duurt meestal zeker een generatie voor het zover is. Tot dan toe groeit de bevolking snel. Pas later neemt de groei af tot vrijwel nul.

bevolkingsrapportPre-transitie waarin de sterfte- en geboortecijfers ongeveer gelijk zijn; fase 1 waarbij sterftecijfer daalt en geboortecijfer gelijk blijft met een grote bevolkingsaanwas tot gevolg; fase 2 waarbij het geboortecijfer ook gaat dalen; post-transitie waarbij sterfte- en geboortecijfers weer min of meer in evenwicht zijn. Tijdens de overgang vindt een bevolkingsexplosie plaats. Zo groeide de wereldbevolking van 1610 miljoen in 1900 naar 2509 miljoen in 1950 en 6100 miljoen in 2000. De verwachting is dat er in 2050 er 9500 miljoen inwoners zullen zijn.

In geïndustrialiseerde landen is dat al gebeurd. Daar is het gemiddelde aantal kinderen dat iedere vrouw krijgt, gedaald tot rond 2,1. Dit gemiddelde heet vervangingsvruchtbaarheid, omdat het net voldoende is om de omvang van de bevolking op hetzelfde peil te houden.

In de meeste ontwikkelingslanden is de sterfte onder kinderen tot 5 jaar al flink gedaald dankzij van de toenemende welvaart. Alleen is die welvaart er later  toegenomen dan in geïndustrialiseerde landen. Daardoor krijgen vrouwen in ontwikkelingslanden nog steeds gemiddeld meer kinderen dan 2,1. Dat komt omdat het een tijd duurt voor het geboortecijfer daalt omdat de kindersterfte flink gedaald is. Voor het zover is, neemt de bevolking dus nog in omvang toe. In Afrika ten zuiden van de Sahara is de periode van hoog geboortecijfer, laag sterftecijfer en snelle bevolkingsgroei later begonnen dan waar ook ter wereld. Daar krijgen vrouwen er gemiddeld tot wel vijf kinderen en is in sommige gebieden de gemiddelde levensverwachting nog steeds 50 jaar of zelfs iets lager. Men verwacht wel dat ook in deze regio het gemiddelde aantal kinderen per vrouw zal dalen tot rond de vervangingsvruchtbaarheid, maar ook dat de bevolking in deze regio sneller zal blijven groeien dan waar ook ter wereld, voor het zover is.

Deze ontwikkeling, die loopt van een begin- tot een eindfase wordt een demografische transitie genoemd.

 



In 1972 publiceerde de Club van Rome het rapport ‘Grenzen aan de Groei’. In dit rapport staat dat voortgaande economische groei en de voortgaande groei van de wereldbevolking zullen zorgen voor toenemende vervuiling, voedseltekorten en armoede tenzij onze manier van consumeren milieuvriendelijker wordt.

Het rapport begint met een citaat van de Engelse filosoof en econoom John Stuart Mill, die zich al in de 19-de eeuw zorgen maakte over de gevolgen van de bevolkingstoename. De laatste zin van dit citaat luidt: ‘Ik hoop in het belang van de nakomelingen ernstig dat zij tevreden zullen zijn in aantal gelijk te blijven, lang voordat de noodzaak hen daartoe dwingt.’

Die noodzaak dient zich inderdaad aan, maar niet in de mate die de Club van Rome in 1972 had voorzien. De opbrengst van de landbouw per hectare is gegroeid. Ook de opbrengst, gerekend in aantal calorieën per hoofd van de bevolking, is toegenomen. Dankzij nieuwe productietechnieken en recycling houden de vervuiling en de omvang van afval geen gelijke tred meer  met de economische groei en wordt er zuiniger omgesprongen met energiebronnen en andere hulpbronnen. Daar staat tegenover dat de wereldbevolking nog steeds snel groeit en dat voorlopig zal blijven doen (zie de inleiding). Daardoor zullen problemen als vervuiling en uitputting van hulpbronnen nog steeds toenemen, zeker als bij steeds meer mensen de welvaart stijgt, zoals in China vanaf 1980 het geval is.

kindvaccinatie

Dat de wereldbevolking nog steeds snel in omvang toeneemt, komt door:

 


 
Het Department of Economic and Social Affairs DESA heeft een afdeling die Population Division heet. Die afdeling houdt bij hoe de wereldbevolking in het algemeen en die van verschillende delen van de wereld zich ontwikkelt.

desa

De afdeling ondersteunt de VN Commissie voor Bevolking en Ontwikkeling. Het identificeert, onderzoekt en analyseert trends op het gebied van bevolking en ontwikkeling. De afdeling levert de demografische schattingen en voorspellingen voor alle landen in de wereld. Deze cijfers worden gebruikt binnen het hele systeem van de VN.

De afdeling houdt zaken bij als internationale migratie, zuigelingensterfte, kinder- en moedersterfte en de demografische gevolgen van aids. Ook let de afdeling op wat er gebeurt met de vruchtbaarheid in de wereld en waar die door bepaald wordt. Het gaat hierbij onder andere over de beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen, het onderwijsniveau en de bevolkingspolitiek van een land.

 


 
Voor de opdracht in de les trekt u 1 uur de tijd. U laat de leerlingen de opdracht in de les in groepen van vier maken.

Elke groep neemt de bronnen in de les door. Aan de hand hiervan maken ze een keuze: wel of niet met gerichte maatregelen ervoor zorgen dat de groei van de wereldbevolking minder groot wordt dan in 2017 werd verwacht. Ook bedenken de groepen maatregelen die niet gericht zijn op de afremming van de groei van de wereldbevolking, maar er wel invloed op hebben.

Aan de hand hiervan maken ze een beleidsplan voor de ontwikkeling van de wereldbevolking tot 2100.

Bij het opstellen van dat plan moeten ze wel rekening houden met trends die nu al van invloed zijn op de groei van de wereldbevolking, zoals het feit dat mensen in rijke landen op steeds latere leeftijd trouwen en vrouwen er hun eerste kind op steeds latere leeftijd krijgen.

Elke groep schrijft zijn beleidsplan uit. Bij dat plan maken ze een grafiek die aangeeft hoe groot de wereldbevolking volgens de groep zal zijn in de loop van de periode tot 2100.

Uitwerking:
Maatregelen gericht op afremming van de groei van de bevolking in een land of wereldwijd:

Maatregelen die niet gericht zijn op afremming bevolkingsgroei, maar wel bijdragen tot afremming, omdat voor mensen de noodzaak en behoefte om veel kinderen te nemen, afneemt:

Trends die nu al de groei van de wereldbevolking helpen afremmen:

Waarom zou je het wenselijk vinden dat de wereldbevolking steeds langzamer groeit en ten slotte helemaal niet meer?

Het draait om de ecologische voetafdruk. De omvang hiervan wordt  bepaald door de hoeveelheid en grondstoffen en andere natuurlijke hulpbronnen die gemiddeld door elke aardbewoner gebruikt wordt.

Nu al gebruikt de mensheid meer van die hulpbronnen dan de aarde kan leveren zodat het doemscenario van Malthus steeds waarschijnlijker wordt. Daarom vinden sommige mensen het noodzakelijk dat de omvang van de wereldbevolking beperkt blijft of zelfs kleiner wordt dan de huidige 8 miljard.

Eindtermen voor HAVO:
Domein B: Concept schaarste (SE)
De kandidaat kan in contexten analyseren dat beperkte middelen en ongelimiteerde behoeften dwingen tot het maken van keuzes.

Domein H: Concept welvaart en groei
De kandidaat kan in contexten analyseren wat op nationaal en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei en van de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes op microniveau werken door op macroniveau in elke economie die gekenmerkt wordt door wederzijds afhankelijke markten.

H2 Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
2.1 economische structuurontwikkeling en de groei van het BBP door inzet van de productiefactoren;
2.2 het steeds groter wordende belang van menselijk kapitaal en technologische ontwikkeling als determinanten van economische groei en van groei van de arbeidsproductiviteit;
2.3 het bestaan van productiviteitsverschillen tussen landen;
2.4 convergentie en divergentie van ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen aan de hand van de ontwikkeling van en determinanten voor het BBP;
2.5 een classificatie van verschillende inkomenscategorieën alsmede ontwikkelingen in de categoriale inkomensverdeling.

Eindtermen voor VWO:
Domein H: Concept Welvaart en Groei
De kandidaat kan in contexten analyseren wat op nationaal en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei en van de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes op macroniveau in elke economie die gekenmerkt wordt door wederzijds afhankelijke markten.

H2: Het meten en verdelen van de welvaart
De kandidaat kan in contexten herkennen, beschrijven en analyseren
2.1 De relatie tussen het BBP (als welvaartsmaatstaf) en de toegevoegde waarde;

2.2 De vorming van het BBP (Bruto Binnenlands Product) en NBP (Netto Binnenlands Product) waarbij de volgende methoden kunnen worden onderscheiden:

2.3 De relatie tussen Nationaal Inkomen en Nationaal Product (bruto en netto)
2.4 De omvang van het BBP en NBP als een beperkte welvaartsmaatstaf, rekening houdend met;

H3: Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
3.1 structuurontwikkeling en de groei van het BBP door inzet van de productiefactoren arbeid , natuur, kapitaal, ondernemerschap en de relatie tussen de zowel de kwantitatieve als kwalitatieve veranderingen van deze productiefactoren (aanbodfactoren),
3.2 Indicatoren die de kwaliteit van de productiefactor arbeid en/of arbeidsproductiviteit bepalen, zoals:

3.3 Indicatoren die de kwantiteit van de productiefactor arbeid bepalen, zoals:

3.4 Indicatoren die de kwaliteit van de productiefactor kapitaal en/of productiviteit bepalen, zoals:

3.5 Indicatoren die de kwantiteit van de productiefactor kapitaal bepalen, zoals;

 


 

 


 
De leerlingen hebben de opdracht in de les goed gemaakt als:

 

verwante lessen