Fair trade

 

Idoel17n 2015 stelden de Verenigde Naties een lijst van zeventien Duurzame Ontwikkelingsdoelen op. Die moeten in 2030 zijn behaald. Het zeventiende doel is partnerschappen.
Dat klinkt abstract, daarom zijn hier twee gedeeltes van de toelichting onder deze formulering van het ontwikkelingsdoel:

“Om alle doelen te behalen in 2030 moeten regeringen, bedrijven, burgers en organisaties samenwerken. Het gaat daarbij vooral om technologie, kennisoverdracht, handel, data, beleidscoherentie en financiële stromen.”

“Een succesvolle agenda voor duurzame ontwikkeling vereist partnerschappen tussen regeringen, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. Gezamenlijke principes en waarden, een gedeelde visie en gedeelde doelen zijn nodig op mondiaal, regionaal, nationaal en lokaal niveau.“.

Bron: https://www.sdgnederland.nl/sdgs-2/doel-17-partnerschappen-voor-de-doelen/

 


 

opdrachtIn het eerste citaat over handel uit de toelichting zit een verhulde verwijzing naar eerlijke handel of fair trade. Maar wat is dat precies en hoe kan Nederland actief helpen om de internationale handel meer ‘fair’ te maken?

Zoek dat uit en ga na wat de criteria zijn waar handel aan moet voldoen om ‘fair’ genoemd te mogen worden.

Daarna schrijven jullie een deel van het beleidsprogramma van een nieuw op te richten politieke partij in Nederland, dat gaat over handel en ontwikkelingssamenwerking en in het bijzonder over fair trade.

Al jaren denken kopstukken en andere leden van de PvdA, de SP en GroenLinks na over mogelijke samenwerking en zelfs over een fusie van hun partijen. PvdA en GroenLinks zijn al een heel eind op weg in die fusie.

Stel dat het zover komt en dat de partij, die dan ontstaat, jullie vraagt dat deel van haar programma te schrijven.

In dit stuk programma verwerken jullie de informatie uit de bronnen in de les.

 


 
werkinuitvoeringeenuurVoor deze opdracht krijg je 1 lesuur de tijd. 

Lees eerst in je eentje de bron ‘Wereldwijde handel’. Hierin zie je onder meer wat een productieketen is. Daar krijg je 10 minuten de tijd voor.

Daarna schrijven jullie in vier groepen aan het deel van het beleidsprogramma van de nieuwe partij. Iedere groep kiest een van de volgende thema’s:

  1. Arbeidsomstandigheden voor werknemers bij bedrijven in productieketens. Let daarbij op mensenrechten uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties, voor zover die betrekking hebben op die arbeidsomstandigheden.
  2. Loon voor arbeid bij bedrijven in productieketens.
  3. Voorwaarden voor handel in landbouw- en andere producten uit ontwikkelingslanden. In hoeverre hebben de werknemers die deze producten maken profijt van de handel daarin?
  4. Al of niet duurzame productietechnieken bij bedrijven in productieketens.

Voor het schrijven van het programma trek je de rest van de tijd uit.

Lever je bijdrage in. Je leerkracht bundelt ze in een boekje.

 



Tegenwoordig maken veel producten een hele reis voor ze in de winkel liggen. Dat zijn bijvoorbeeld bananen, kiwi’s en andere land- of tuinbouwproducten die in Nederland niet kunnen worden gemaakt. Ook de meeste kleding, spijkerbroeken bijvoorbeeld, komt uit het buitenland. Deze en talloze andere producten bereiken ons via de internationale handel uit alle delen vanuit de wereld.

Niet alleen hebben deze producten een grote afstand afgelegd tussen de plekken waar ze zijn gemaakt en de winkel waar je ze koopt. Ook hebben gedurende het transport vele mensen aan die producten gewerkt.

Je hebt bijvoorbeeld een spijkerbroek gekocht bij een kledingwinkel in de buurt. Voordat je dat deed, is die broek vervoerd over meerdere werelddelen. Tientallen mensen over de hele wereld zijn ermee in de weer geweest. De katoen waar de broek van is gemaakt, komt uit de Verenigde Staten, China of West-Afrika. Die is geplukt en vervolgens in balen geperst en soms naar een ander land vervoerd, waar er katoenen garens van gesponnen zijn. Vervolgens zijn de garens geverfd. De geverfde garens zijn naar bijvoorbeeld Brazilië vervoerd waar ze tot spijkerstof zijn geweven. Van Brazilië is de spijkerstof naar Bangladesh vervoerd, waar de grote katoenen lappen in patronen zijn geknipt en in elkaar genaaid tot je broek. De rits en de knopen die in je broek zijn verwerkt, zijn misschien aangeleverd vanuit een ander land. Die patronen zijn tevoren in Italië of de Verenigde Staten door modeontwerpers bedacht en getekend. Je broek is gewassen en gestreken, voorzien van een label, ingepakt en in een container naar Nederland verscheept. Daar is hij ingekocht door de kledingwinkel of een speciale jeansshop waar je hem kunt kopen.

Elke stap die ligt tussen het oogsten van het katoen tot de aankoop van je broek vormt is een schakel in een productieketen. Elk ander product dat je koopt, of het nou een banaan, een smartphone of koffie is, heeft een dergelijke keten met meer of minder schakels doorlopen.

Stel: je hebt voor die broek € 80,- betaald. Dat geld gaat alle schakels van de productieketen langs, richting de plek waar het katoen dat in die broek zit geplukt is. Alleen blijft er bij elke schakel wat van het geld achter, zodat er minder geld overblijft voor de volgende schakel.

Bij de spijkerbroek van € 80,- is ongeveer de helft voor de winkel waar je hem hebt gekocht. De andere helft wordt gedeeld door de katoenboer, de opkopers van de katoen, de katoenspinnerij en  -weverij, de vervoerders, de fabrikant van de broek en tenslotte de mensen die de broek in elkaar hebben genaaid. Deze naaiers en naaisters hebben van al deze mensen, die aan de productieketen van je broek hebben meegewerkt, het minst verdiend aan je broek, misschien maar een paar euro. Van dat geld kunnen ze vaak niet leven. Ook is het niet uitgesloten dat er onder de werknemers, die je broek hebben helpen maken, kinderen zijn jonger dan 14 jaar. In vrijwel ieder land is het verboden om kinderen tot 14 jaar te laten werken, maar dit verbod wordt vaak overtreden.

kledingfabriek

En wat te denken van de plek waar de katoen voor je broek is geplukt? Om katoen te verbouwen is veel water nodig. Soms zijn er veel kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruikt bij het telen ervan, waardoor water en bodem vervuild zijn geraakt. Misschien hebben de mensen die de katoen moesten helpen telen en oogsten lange werkdagen gemaakt tegen een karig loon en was het voor hen gevaarlijk om erover te klagen of actie te voeren voor een betere betaling en kortere werktijden. Hetzelfde geldt misschien voor de wevers en de naaiers die aan je broek hebben gewerkt.

Iets dergelijks is ook aan de hand bij de productie van bijvoorbeeld koffie of chocola. Veel boeren die koffiebessen of cacaobonen telen, verdienen te weinig om er fatsoenlijk van te kunnen leven, terwijl grote bedrijven, die deze landbouwproducten opkopen, verwerken en verhandelen, er soms grote winsten mee maken.

Daarom willen steeds meer mensen een ‘eerlijke prijs’ voor kleding, koffie, chocola en andere producten betalen, opdat de producenten goed kunnen rondkomen met wat ze er aan verdienen. Ze kunnen dan ook onder meer menswaardige omstandigheden hun werk doen en duurzaam te werk gaan bij het maken van de producten, d.w.z. zonder dat het (teveel) ten koste gaat van het milieu en de volksgezondheid.

 



GroenLinks heeft een eigen visie op hoe de wereldhandel eruit zou moeten zien en wat daar voor nodig is. In een verklaring die in 2010 op internet te vinden was, zet deze politieke partij deze visie uiteen:

"De globalisering (= toenemende wereldwijde verwevenheid tussen landen, bedrijven en personen op economisch, politiek en cultureel gebied) biedt grote kansen voor ontwikkelingslanden. Op dit moment profiteren zij te weinig van de wereldhandel. GroenLinks wil niet dat vrije handel, maar eerlijke handel het doel is.

globalisering

Ontwikkelingslanden moeten bijvoorbeeld beter verdienen aan hun export.

Handelsregels moeten veranderen om ontwikkelingslanden meer kansen te bieden. Bijvoorbeeld om niet alleen ruwe grondstoffen, maar ook bewerkte producten – waar ze veel meer aan verdienen – te kunnen exporteren. Om hun eigen industrie, landbouw en dienstensector te kunnen ontwikkelen moeten zij tijdelijk hun markt kunnen beschermen tegen rijke landen. Zo krijgen lokale ondernemers betere kansen. Alleen wanneer de wereldhandel eerlijker wordt, zal het lukken om misstanden waarmee die gepaard gaat, zoals kinderarbeid, kaalslag van tropische bossen en dierenleed, aan te pakken.

GroenLinks wil ook dat de winst die internationale bedrijven in ontwikkelingslanden maken, ten goede komt aan deze landen.

Via (ingewikkelde) financiële constructies sluizen bedrijven hun winst weg uit ontwikkelingslanden zonder daar belasting over te betalen. Nederland is door onze wetgeving een belastingparadijs voor dit soort constructies.

Dat kan en moet veranderen. Het bedrag dat ontwikkelingslanden aan belasting mislopen, is veel hoger dan wat zij via ontwikkelingssamenwerking krijgen.

Ook vindt GroenLinks het belangrijk dat consumenten meer instrumenten in handen krijgen om bedrijven aan te spreken op hun gedrag. GroenLinks pleit voor een Europese wet die openbaarheid van productie en ketens voorschrijft. Producten met een fair trade-keurmerk dienen te worden vrijgesteld van btw en importheffingen".

Een soortgelijke verklaring, opgesteld door Tweede Kamerlid Tom van der Lee van GroenLinks, is te vinden op https://groenlinks.nl/standpunten/rechtvaardige-wereld/eerlijke-handel.

 



De Vereniging van Wereldwinkels hanteert criteria voor eerlijke handel. Volgens deze winkels is eerlijke handel een samenwerking tussen producenten, handelaren en consumenten met als doel:

  • Opheffing van de handelsbelemmeringen die producenten in ontwikkelingslanden ondervinden;
  • Vergroting van de markttoegang van die producenten;
  • Bevordering van een duurzaam ontwikkelingsproces door bij te dragen aan sociale gelijkheid, bescherming van het milieu en het verschaffen van economische zekerheid aan producenten in ontwikkelingslanden;

De Vereniging van Wereldwinkels kiest daarbij speciaal voor achtergestelde, vaak op kleine schaal werkende producenten, en streeft ernaar hun arbeids- en levensomstandigheden te verbeteren.

Ontwikkelingslanden zijn in dit verband landen die de Wereldbank aanduidt als ontwikkelingsland. Oost-Europese landen die (nog) geen lid zijn van de Europese Unie worden hier niet toe gerekend.

fairtradewinkelEen Wereldwinkel in Nijmegen

Criteria voor alle handelspartners in de eerlijke handelsketen:

  • Ze streven aantoonbaar naar een mensvriendelijk beleid en naar verbetering van de positie van vrouwen;
  • Ze maken zorg voor het milieu en duurzame ontwikkeling tot een onderdeel van al hun activiteiten;
  • Ze hebben een voorkeur voor producten die zo veel mogelijk stadia in het productieproces hebben doorlopen in ontwikkelingslanden.

Extra criteria voor producenten(organisaties) waarmee ze tenminste voldoen aan de volgende voorwaarden voor een mens- en milieuvriendelijke productie:

  • Betaling van een prijs aan hun leveranciers, dan wel een loon aan hun werknemers, waarmee deze beiden naar de lokale maatstaven redelijk in hun eigen onderhoud kunnen voorzien;
  • Afwezigheid van aperte vormen van kinderarbeid (volgens ILO-normen), waaronder de eis dat kinderen tot 14 jaar geen arbeid verrichten;
  • Vakbondsvrijheid voor werknemers in loondienst;
  • Een gelijkwaardige positie en gelijke kansen voor vrouwen en mannen;
  • Een veilige en gezonde werkomgeving;

Extra criteria voor leveranciers:

  • Ze ontwikkelen en onderhouden langdurige handelsrelaties met de producenten;
  • Ze betalen de producenten een prijs waarmee deze naar de lokale maatstaven redelijk in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Een prijs die bovendien rekening houdt met de criteria die voor verwerkende producenten gelden.

Zie ook https://www.fairtradeoriginal.nl/.

 



Op gebied van handel in het algemeen en fair trade in het bijzonder zijn drie organisaties van de Verenigde Naties actief.

UNICEF
Dit kinderfonds van de VN komt op voor de belangen van kinderen die op de één of andere manier bij arbeid betrokken zijn.

UNCTAD
Dit is de Conferentie voor Handel en Ontwikkeling van de VN. Het is een permanent intergouvernementeel lichaam. Deze conferentie werd in 1964 opgericht in Genève ter bevordering van de handel en de economische ontwikkeling. De hoofdzetel en het secretariaat zijn gevestigd in Genève. De Raad voor Handel en Ontwikkeling is het uitvoerend orgaan van UNCTAD. UNCTAD heeft zich ontwikkeld tot een gezaghebbend instituut, wiens werk tot doel heeft het helpen vormgeven van de huidige politieke debatten en van het denken over ontwikkeling. De organisatie doet dit met behulp van drie sleutelfuncties, waarvan we er één noemen:

UNCTAD verleent technische hulp, op maat gemaakt voor de specifieke behoeften van de ontwikkelingslanden, met speciale aandacht voor de noden van de minst ontwikkelde landen, of economieën in overgang. Sinds 1968 hanteert de UNCTAD het fair tradeconcept bij haar werkzaamheden.

ILO
De Internationale Arbeidsorganisatie ILO is een agentschap van de Verenigde Naties. Het werd opgericht vanuit het idee dat een duurzame vrede niet mogelijk zou zijn zonder sociale rechtvaardigheid. Om sociale rechtvaardigheid te bereiken heeft de organisatie vier hoofddoelstellingen geformuleerd: het bevorderen van het recht op werk, het verbeteren van de kans om werk te krijgen en te behouden voor mannen en voor vrouwen, het invoeren en uitbouwen van sociale zekerheid, én het bevorderen van sociale dialoog tussen werkgevers, werknemers en overheid.

ilo

WTO
De Wereldhandelsorganisatie WTO is geen onderdeel van de VN, maar we vermelden die hier omdat die een hoofdrol speelt bij het vormgeven en het reguleren van de internationale handel, al is het alleen maar omdat de meeste landen van de wereld erbij aangesloten zijn en die landen samen ruim 95% van de wereldhandel voor hun rekening nemen. Ze werd opgericht in 1995 en komt voort uit de Algemene Overeenkomst over Tarieven en Handel GATT. Het begon als een handelsverdrag dat in 1947 door 23 landen in Genève ondertekend werd en ontwikkelde zich tot een overlegorgaan, dat haar hoofdkwartier in Genève had. Toen de GATT werd omgevormd tot WTO, bleef dit hoofdkwartier in Genève staan.

De taken van de WTO zijn bevordering van internationale handel, beslechting van handelsconflicten en opheffing van handelsbarrières. De basisfilosofie van de organisatie is dat internationale handel de beste en snelste manier is om de wereld welvarender te maken en dat daarom elk obstakel voor internationale vrijhandel uit de weg moet worden geruimd.

Binnen de structuur van de WTO nemen de lidstaten besluiten over liberaliseringen van de handel, die moeten gelden voor alle leden. De WTO is eigenlijk een forum, of zoals Maes (2002) stelt in een artikel over besluitvorming in de WTO, liever een arena, "waar alle leden hun eigen handelsbelangen verdedigen"

Duurzame Ontwikkelinsdoelen
In 2015 stelden de Verenigde Naties de Duurzame Ontwikkelingsdoelen op. Het zijn er zeventien en die moeten in 2030 zijn behaald. Het zeventiende doel is als volgt: “Versterk de implementatiemiddelen en revitaliseer het wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling.” Dit doel is al aan bod gekomen in de inleiding tot de les.

Als landen, bedrijven en andere instellingen met elkaar samenwerken om dit doel te behalen, wordt hiermee ook de armoede aangepakt (doel 1), naast honger en ondervoeding (doel 2). In dit verband verdient doel 8 bijzondere vermelding:

"Bevorder aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei, volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor iedereen."

Wil je deze vier doelen in detail bekijken, klik dan op https://www.sdgnederland.nl/sdgs/ en dan op het icoon met nummer 1, 2, 8 en 17.

Ten slotte is er een link te leggen tussen fair trade en enkele artikelen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties. Dat geldt met name voor Artikel 20 inzake het recht om deel te nemen aan verenigingen zoals vakbonden.

Andere rechten uit de verklaring die door fair trade kunnen worden gewaarborgd zijn genoemd in Artikel 4, 19, 23 en 24.

De verklaring met alle artikelen is onder meer te vinden op https://www.amnesty.nl/encyclopedie/universele-verklaring-van-de-rechten-van-de-mens-uvrm-volledige-tekst.

 



Alles wat je in een supermarkt of een andere winkel koopt, is in stappen gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan katoen dat wordt verwerkt tot stoffen waar kleding van wordt gemaakt die via de detailhandel de consument bereikt. Deze stappen zijn schakels in een productieketen. Terwijl katoen en andere grondstoffen de productieketen doorlopen, gaat er langs die keten een geldstroom vanaf de winkel of supermarkt de omgekeerde weg, waarbij in elke schakel een deel van de geldstroom blijft zitten.

De les draait om de volgende vragen omtrent productieketens: verdient iedereen in de productieketen een voldoende hoog inkomen? Worden die mensen goed behandeld? Mogen ze opkomen voor hun rechten, met name door een vakbond op te richten? Gaat de productie in een of meer schakels van de keten in sterke mate ten koste van de natuur, het milieu of de volksgezondheid, of gaat men in alle schakels zodanig te werk dat het weinig of helemaal niet ten koste gaat van deze zaken?

Aan de hand van deze vragen gaan leerlingen na aan welke criteria handel in producten moet voldoen om ‘eerlijk’ of ‘fair’ genoemd te mogen worden.

Plan van aanpak:
Voor deze les trekt u 1 uur uit.

U laat de leerlingen eerst individueel de bron ‘Wereldwijde handel’ lezen. Ruim hier 10 minuten voor in.

Daarna verdeelt u de klas in vier groepen, om samen een deel van het beleidsprogramma te schrijven van een nieuw op te richten politieke partij. De PvdA, de SP een GroenLinks zouden die nieuwe partij kunnen worden als ze besluiten samen te gaan. Het deel van het programma gaat over handel en ontwikkelingssamenwerking.

Voor deze activiteit trekt u de rest van de tijd uit.

Iedere groep kiest een van de volgende thema’s:

  1. Arbeidsomstandigheden waaronder werknemers bij bedrijven in productieketens werken. Daarbij letten de groepsleden op mensenrechten uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties, voor zover die te maken hebben met die omstandigheden.
  2. Loon voor arbeid bij bedrijven in productieketens.
  3. Handelsvoorwaarden voor landbouw- en andere producten uit ontwikkelingslanden. Hier gaat het met name om hoeveel landbouwers en andere producenten in die landen krijgen voor hun producten en in hoeverre export van die producten naar rijke landen is toegestaan.
  4. Al of niet duurzame productietechnieken bij bedrijven in productieketens. Zijn er schakels bij waar het milieu, de natuur en/of de volksgezondheid in hoge mate te lijden hebben van de toegepaste technieken, of is iedere schakel wat dat betreft nagenoeg of helemaal duurzaam?

Als iedereen klaar is, kijkt u de vier bijdragen na en bundelt ze in een boekje.

Uitwerking:
Arbeidsomstandigheden:

  • Zijn alle werknemers die aan een product hebben gewerkt wel ouder dan 14  jaar? Zo nee, dan is er sprake geweest van kinderarbeid. In de meeste landen is kinderarbeid verboden, maar in sommige van die landen komt het nog voor.
  • Alle werknemers hebben recht op een schone en veilige werkplek. Bij veiligheid gaat het er niet alleen om calamiteiten te voorkomen of de gevolgen ervan te verminderen (bijvoorbeeld door regelmatig een oefening te houden om de werkplek zo snel en ordelijk mogelijk te ontruimen), maar ook om bescherming tegen geweld en ander grensoverschrijdend gedrag door opzichters en medewerknemers.

Tussen fair trade en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties is een link te leggen aan de hand van de volgende artikelen uit die verklaring:

  • 4: Slavernij is verboden.
  • 19: Je hebt het recht te denken en te zeggen wat je wilt.
  • 20: Je hebt het recht om te vergaderen, als daar behoefte aan is.
  • 23: Je hebt recht op werk in het beroep dat je zelf kiest; je hebt ook recht op loon voor het werk dat je doet. Mannen en vrouwen moeten voor hetzelfde werk evenveel betaald krijgen.
  • 24: Je hebt recht op vrije tijd en vakantie.


Loon voor arbeid:

  • Een belangrijke voorwaarde waaraan handel in producten moet voldoen om ‘fair’ genoemd te mogen worden, is dat arbeiders die aan deze producten hebben gewerkt, voldoende verdienen om van rond te komen. Ook moeten alle arbeiders die hetzelfde werk doen hetzelfde loon krijgen, ongeacht geslacht (zie ook artikel 23 van de universele mensenrechtenverklaring van de VN).


Handelsvoorwaarden:

  • Eerlijke handel komt tot stand als bijvoorbeeld landbouwers in ontwikkelingslanden voldoende betaald worden voor de producten die ze aan opkopers en andere bedrijven leveren. Om dat voor elkaar te krijgen, stichten landbouwers coöperaties die als partij in de handel in hun producten optreedt en samenwerking zoekt met opkopers en bedrijven die het principe van eerlijke handel omarmen. Producten van deze landbouwers zijn herkenbaar aan een fair trade keurmerk.
  • Een dergelijk keurmerk krijgen ook andere producten, zoals kleding, als ze op duurzame wijze zijn gemaakt en de werknemers er onder menswaardige omstandigheden en tegen goede betaling aan hebben gewerkt.
  • Ten slotte streven ontwikkelingslanden ernaar om hun grondstoffen in eigen land te laten verwerken tot eindproducten en die producten uit te voeren, in plaats van dat ze de grondstoffen uitvoeren. Op die manier verdienen ze meer aan die grondstoffen, mits rijke landen bereid zijn de producten toe te laten tot hun binnenlandse markt, en er goed voor te betalen. De UNCTAD en in zekere mate ook de WTO en de Europese Unie faciliteren de handel in deze eindproducten door het (gedeeltelijk) verminderen of helemaal opruimen van belemmeringen in de internationale handel.


Duurzaamheid van productie:

  • Grootschalige landbouw gaat vaak door royaal gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen ten koste van het milieu, de natuur en de volksgezondheid. Soms is er ook sprake van roofbouw op de schaarse natuurlijke hulpbronnen zoals water en landbouwgrond, als er irrigatietechnieken worden gebruikt die verzilting van landbouwgrond in de hand werken.
  • Ook productietechnieken op plekken waar grondstoffen worden verwerkt tot half- of eindproducten kunnen het milieu, de natuur of de volksgezondheid belasten, bijvoorbeeld als een ververij afvalstoffen loost in een rivier.
  • Pas als door productietechnieken in een productieketen deze problemen niet of in beperkte mate ontstaan, is er sprake duurzaam productie.


Eindtermen voor HAVO
:
Domein B: Concept schaarste (SE)
De kandidaat kan in contexten analyseren dat beperkte middelen en ongelimiteerde behoeften dwingen tot het maken van keuzes.

Domein H: Concept welvaart en groei
De kandidaat kan in contexten analyseren wat op nationaal en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei en van de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes op microniveau werken door op macroniveau in elke economie die gekenmerkt wordt door wederzijds afhankelijke markten.

H2 Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
2.1 economische structuurontwikkeling en de groei van het BBP door inzet van de productiefactoren;
2.2 het steeds groter wordende belang van menselijk kapitaal en technologische ontwikkeling als determinanten van economische groei en van groei van de arbeidsproductiviteit;
2.3 het bestaan van productiviteitsverschillen tussen landen;
2.4 convergentie en divergentie van ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen aan de hand van de ontwikkeling van en determinanten voor het BBP;
2.5 een classificatie van verschillende inkomenscategorieën alsmede ontwikkelingen in de categoriale inkomensverdeling.


Eindtermen voor VWO
:
Domein H: Concept Welvaart en Groei
De kandidaat kan in contexten analyseren wat op nationaal en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei en van de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes op macroniveau in elke economie die gekenmerkt wordt door wederzijds afhankelijke markten.

H2: Het meten en verdelen van de welvaart
De kandidaat kan in contexten herkennen, beschrijven en analyseren
2.1 De relatie tussen het BBP (als welvaartsmaatstaf) en de toegevoegde waarde;
- bruto toegevoegde waarde
- netto toegevoegde waarde
- afschrijvingen
2.2 De vorming van het BBP (Bruto Binnenlands Product) en NBP (Netto Binnenlands Product) waarbij de volgende methoden kunnen worden onderscheiden:
- de objectieve methode,
- de bestedingsmethode
- subjectieve methode
2.3 De relatie tussen Nationaal Inkomen en Nationaal Product (bruto en netto)
2.4 De omvang van het BBP en NBP als een beperkte welvaartsmaatstaf, rekening houdend met;
- nominaal en reëel
- eng versus ruim welvaartsbegrip
- welvaartsbegrip per capita
- de rol en omvang van de informele sector
- Human Development Index en groen BBP (inclusief externe effecten)

H3: Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
3.1 structuurontwikkeling en de groei van het BBP door inzet van de productiefactoren arbeid , natuur, kapitaal, ondernemerschap en de relatie tussen de zowel de kwantitatieve als kwalitatieve veranderingen van deze productiefactoren (aanbodfactoren),
3.2 Indicatoren die de kwaliteit van de productiefactor arbeid en/of arbeidsproductiviteit bepalen, zoals:
- scholing
- knowhow / ervaring
- gezondheid
- specialisatie
3.3 Indicatoren die de kwantiteit van de productiefactor arbeid bepalen, zoals:
- arbeidstijd en deeltijdwerk
- personen en arbeidsjaren en/of arbeidsuren
- arbeidsparticipatie
- vergrijzing
- wig
- (potentiële) beroepsbevolking
- leerplicht en pensioengerechtigde leeftijd
- loonkosten per eenheid product
3.4 Indicatoren die de kwaliteit van de productiefactor kapitaal en/of productiviteit bepalen, zoals:
- onderzoek en ontwikkeling
- internationalisering
- creatieve destructie en (duurzame) innovatie
3.5 Indicatoren die de kwantiteit van de productiefactor kapitaal bepalen, zoals;
- investeringen (uitbreiding- en/of vervangingsinvesteringen)
- investeringsklimaat
- stimuleringsmaatregelen

 


 

  • De leerlingen kunnen uitleggen wat een productieketen is.
  • De leerlingen kunnen vier criteria benoemen en beschrijven waar handel in producten die door de detailhandel worden verkocht, aan moet voldoen om ‘eerlijk’ of ‘fair’ genoemd te mogen worden.
  • De leerlingen kunnen aan de hand van die criteria aangeven, welke aanpassingen er nodig zijn in productieketens, om te komen tot eerlijke handel.
  • De leerlingen kunnen enkele VN-organisaties benoemen, en daarnaast twee internationale organisaties die eerlijke handel bevorderen.
  • De leerlingen kunnen uitleggen op welke manieren de Nederlandse regering eerlijke handel kan bevorderen

 



De leerlingen hebben de opdracht in de les goed gemaakt als hun bijdrage aan het partijprogramma van een nieuwe politieke partij in Nederland:

  • duidelijk maakt wat handel ‘eerlijk’ kan maken;
  • duidelijk maakt hoe de Nederlandse regering hier aan kan bijdragen, en
  • helder en overzichtelijk is, omdat een partijprogramma altijd gericht wordt aan een publiek met uiteenlopende opleidingsniveaus.

 

verwante lessen

Login Form