Fair trade - bron: wereldwijde handel


Tegenwoordig maken veel producten een hele reis voor ze in de winkel liggen. Dat zijn bijvoorbeeld bananen, kiwi’s en andere land- of tuinbouwproducten die in Nederland niet kunnen worden gemaakt. Ook de meeste kleding, spijkerbroeken bijvoorbeeld, komt uit het buitenland. Deze en talloze andere producten bereiken ons door internationale handel uit alle delen vanuit de wereld.

Niet alleen hebben deze producten een grote afstand afgelegd tussen de plekken waar ze zijn gemaakt en de winkel waar je ze koopt. Ook hebben gedurende het transport vele mensen aan die producten gewerkt.

Je hebt bijvoorbeeld een spijkerbroek gekocht bij een kledingwinkel in de buurt. Voordat je dat deed, is die broek vervoerd over meerdere werelddelen. Tientallen mensen over de hele wereld zijn ermee in de weer geweest. De katoen waar de broek van is gemaakt, komt uit de Verenigde Staten, China of West-Afrika. Die is geplukt en vervolgens in balen geperst en soms naar een ander land vervoerd, waar er katoenen garens van gesponnen zijn. Vervolgens zijn de garens geverfd. De geverfde garens zijn naar bijvoorbeeld Brazilië vervoerd, waar ze tot spijkerstof zijn geweven. Van Brazilië is de spijkerstof naar Bangladesh vervoerd, waar de grote katoenen lappen in patronen zijn geknipt en in elkaar genaaid tot je broek. De rits en de knopen die in je broek zijn verwerkt, zijn misschien aangeleverd vanuit een ander land. Die patronen zijn tevoren in Italië of de Verenigde Staten door modeontwerpers bedacht en getekend. Je broek is gewassen en gestreken, voorzien van een label, ingepakt en in een container naar Nederland verscheept. Daar is hij ingekocht door de kledingwinkel of een speciale jeansshop waar je hem kunt kopen.

Elke stap die ligt tussen het oogsten van het katoen tot de aankoop van je broek vormt, is een schakel in een productieketen. Elk ander product dat je koopt, of het nou een banaan, een smartphone of koffie is, heeft een dergelijke keten met meer of minder schakels doorlopen.

Stel: je hebt voor die broek € 80,- betaald. Dat geld gaat alle schakels van de productieketen langs, richting de plek waar het katoen dat in die broek zit geplukt is. Alleen blijft er bij elke schakel wat van het geld achter, zodat er minder geld overblijft voor de volgende schakel.

Bij de spijkerbroek van € 80,- is ongeveer de helft voor de winkel waar je hem hebt gekocht. De andere helft wordt gedeeld door de katoenboer, de opkopers van de katoen, de katoenspinnerij en  -weverij, de vervoerders, de fabrikant van de broek en tenslotte de mensen die de broek in elkaar hebben genaaid. Deze naaiers en naaisters hebben van al deze mensen die aan de productieketen van je broek hebben meegewerkt, het minst verdiend aan je broek, misschien maar een paar euro. Van dat geld kunnen ze vaak niet leven. Ook is het niet uitgesloten dat er onder de werknemers, die je broek hebben helpen maken, kinderen zijn jonger dan 14 jaar. In vrijwel ieder land is het verboden om kinderen tot 14 jaar te laten werken, maar dit verbod wordt vaak overtreden.

kledingfabriek

En wat te denken van de plek waar de katoen voor je broek is geplukt? Om katoen te verbouwen is veel water nodig. Soms zijn er veel kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruikt bij het telen ervan, waardoor water en bodem vervuild zijn geraakt. Misschien hebben de mensen die de katoen moesten helpen telen en oogsten lange werkdagen gemaakt tegen een karig loon en was het voor hen gevaarlijk om erover te klagen of actie te voeren voor een betere betaling en kortere werktijden. Hetzelfde geldt misschien voor de wevers en de naaiers die aan je broek hebben gewerkt.

Iets dergelijks is ook aan de hand bij de productie van bijvoorbeeld koffie of chocola. Veel boeren die koffiebessen of cacaobonen telen, verdienen te weinig om er fatsoenlijk van te leven, terwijl grote bedrijven, die deze landbouwproducten opkopen, verwerken en verhandelen, er soms grote winsten mee maken.

Daarom willen veel mensen een ‘eerlijke prijs’ voor kleding, koffie, chocola en andere producten betalen, opdat de producenten goed kunnen rondkomen met wat ze er aan verdienen. Ze kunnen dan ook onder meer menswaardige omstandigheden hun werk doen en duurzaam te werk gaan bij het maken van de producten, d.w.z. zonder dat het (teveel) ten koste gaat van het milieu en de volksgezondheid.

 

verwante lessen

Login Form