Botsende mensenrechten - voor de docent: info

 
Het lijkt vanzelfsprekend dat we grondrechten en mensenrechten hebben en ook dat we ze respecteren. Maar als we dat laatste consequent proberen te doen, blijken twee of meer van die rechten vaak met elkaar in conflict te komen. Het respecteren van een bepaald recht dreigt dan ten koste te gaan van een of meer andere rechten. De vraag is dan: welke rechten moeten dan het zwaarste wegen?

Dat beoordelen leerlingen in twee zaken die in Nederland hebben gespeeld, de partijlijn van de SGP, die tot in 2012 passief kiesrecht voor vrouwen uit deze partij uitsloot en de kwestie dat enkele scholen op grondslag van een levensovertuiging de  ouders van hun leerlingen een identiteitsverklaring laten tekenen waarmee die ouders beloven die levensovertuiging te onderschrijven en trouw te blijven.

Plan van aanpak:
Voor de les trekt u 75 minuten uit, inclusief een nabespreking.

U laat de leerlingen .Bron: UVRM, EVRM, Vrouwenverdrag en Grondwet' individueel lezen. Ruim er 15 minuten voor in.

Daarna laat u de leerlingen groepen van drie of vier maken voor een activiteit waar u 45 minuten voor uittrekt.

Iedere groep kiest een van de volgende dossiers:

  1. Wel of geen passief kiesrecht voor vrouwen bij de Staatkundig Gereformeerde Partij SGP. Lees daarover de bronnen 'SGP-Vrouwenstandpunt' en 'Clara Wichmann'.
  2. Scholen die de ouders van hun leerlingen een identiteitsverklaring laten tekenen. Lees hierover de bronnen 'Openbaar en bijzonder onderwijs', 'Identiteitsverklaring' en 'Vrijheid van onderwijs'.

De groepen die Dossier 1 hebben gekozen, stellen een verklaring op waarin ze uitleggen waarom ze het wel of niet eens zijn met de uitspraak die het Europees Hof van de Rechten van de Mens in 2012 deed over de zaak waar het dossier over gaat.

De groepen die Dossier 2 hebben gekozen, stellen een verklaring op waarin ze aangeven of Artikel 23 van de Nederlandse Grondwet al of niet moet worden aangepast of dat dit artikel al of niet moet worden verwijderd.

Iedere groep presenteert zijn verklaring aan de klas en aan uzelf.

Aan de hand hiervan houdt u met de klas een bespreking waarin u met de klas probeert over beide zaken een gezamenlijke verklaring op te stellen. Lukt dat niet, dan is dat niet erg, omdat beide zaken nogal gevoelig kunnen liggen.

Beknopte uitwerking:
In beide dossiers blijkt er een conflict te zijn (geweest) tussen het recht op gelijke behandeling voor iedereen en het recht op vrijheid van godsdienst en van godsdienstbeleving. Ook maakt het bestaan van beide rechten duidelijk dat Nederland door het tekenen van het EVRM en het VN-Vrouwenverdrag, en vanwege de rechtskracht van de Nederlandse Grondwet, weinig bewegingsruimte heeft, als wordt geprobeerd het recht op een eigen godsdienst en op de beleving ervan, zwaarder te laten wegen dan het recht op gelijke behandeling. In het ene geval blijkt dat uit een uitspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens en in het andere geval uit de omslachtige en tijdrovende procedure die moet worden gevolgd om de Nederlandse Grondwet aan te passen.

Eindtermen voor HAVO:
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)
Subdomein B1: Socialisatie
4. De kandidaat kan socialisatie binnen een specifieke context herkennen als een proces waarin cultuuroverdracht en cultuurverwerving plaatsvindt en waarin mensen een eigen identiteit ontwikkelen. Hij kan tevens culturen classificeren op basis van verschillende culturele dimensies.

Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan voorbeelden van politieke socialisatie herkennen binnen een specifieke context. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensies.

Subdomein B3: Socialisatie binnen een specifieke context
6. De kandidaat kan in hoofdlijnen maatschappelijke ontwikkelingen beschrijven die van invloed zijn op socialisatieprocessen en op de rol van socialisatoren daarin. Hij kan tevens conclusies trekken over de veranderde socialisatieprocessen.

Eindtermen voor VWO:
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)
Subdomein B1: Socialisatie
4. De kandidaat kan ontleden hoe cultuuroverdracht en cultuurverwerving door socialisatie plaatsvinden. Hij kan tevens verbanden beschrijven tussen persoonlijke identiteit en collectieve identiteit en culturen classificeren op basis van verschillende culturele dimensies.

Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan beredeneren of er in een gegeven situatie sprake is van politieke socialisatie. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensie

Subdomein B3: Visies vanuit paradigma’s op socialisatie en politieke socialisatie
6. De kandidaat kan verschillende visies op socialisatie en politieke socialisatie vanuit drie sociaalwetenschappelijke paradigma’s onderscheiden.

 

verwante lessen

Login Form