Augustus 1943 – juni 1944
De Duitsers hebben geen vertrouwen meer in de arbeidsbureaus en proberen het nu via de Kamer van Koophandel. Vanuit Duitsland is half augustus 1943 de eis gekomen dat er 150.000 werkkrachten nodig zijn voor het eind van het jaar. Seiss-Inquart weet het voor elkaar te krijgen dat ze tot juni 1944 de tijd hebben om aan deze eis te voldoen.
Bedrijven moeten nu opgeven hoeveel werknemers ze in dienst hebben en welke mensen onmisbaar zijn. Voor elk personeelslid komt er een kaart in drievoud - de Z-kaart genoemd - die ingevuld moet worden en waarvan één exemplaar gebruikt wordt door de Duitsers om te beslissen wie er naar Duitsland moet vertrekken.
Alleen mensen die onmisbaar zijn, bijvoorbeeld in de voedselproductie, mogen blijven. Het is een administratief nogal bewerkelijke procedure die veel tijd vergt en waarmee veel geknoeid wordt waardoor het ook deze keer niet lukt de vereiste mannen te leveren voor half juni 1944.