Naar de film tijdens WOII - voor de docent: info

 
Plan van aanpak
Voor deze les trekt u 1 uur uit.

Eerst laat u de leerlingen individueel een digitale tentoonstelling bezoeken over naar de film gaan tijdens de bezettingsjaren. Ruim er 15 minuten voor in.

Daarna laat u de leerlingen in drie groepen een onderzoek uitvoeren. Trek hier de rest van de tijd voor uit. Hiertoe kiest iedere groep een van de volgende onderwerpen uit:

Hoe was het tijdens de bezetting om:

  • een bioscoop te bezoeken;
  • een speelfilm te maken, of:
  • voorfilms met nieuwsberichten te maken die moesten worden vertoond voordat de hoofdfilm begon.

Na dat onderzoek maakt iedere groep een artikel of podcast met de resultaten van dat onderzoek.
Als iedereen klaar is, vraagt u van iedere groep een leerling om hun artikel of podcast aan de klas te tonen.

Uitwerking

  • Het aantal bezoekers dat naar de film ging steeg tijdens de bezetting sterk omdat bioscoopbezoek een van de weinige manieren was om de dagelijkse ellende zoals door schaarste en strenge beperkingen als de avondklok even te vergeten.
  • Het filmaanbod was groot en divers, maar ook aan strenge beperkingen onderworpen. Er mochten geen Engelse, Franse en vanaf 8 december 1941, toen de VS de oorlog verklaarde aan Duitsland ook geen Amerikaanse films worden vertoond.
  • Na de bevrijding op 5 mei 1945 mochten weer Engelse, Franse en Amerikaanse films worden vertoond in de Nederlandse bioscopen. Daatdoor bleef naar de film gaan populair als manier om uit te gaan.
  • De films die nog wel te zien waren, moesten eerst worden gekeurd. Er mochten bijvoorbeeld geen joodse acteurs in voorkomen. Dat betekende dat makers van speel0 en voorfilms zich aan allerlei strenge bepalingen moesten houden die hen door de Duitse bezetter waren opgelegd.
  • Voorfilms stonden vol nazipropaganda en dat gold ook voor hoofdfilms. Er werden ook enkele anti-Joodse films in omloop gebracht en bioscopen moesten die ook laten zien.
  • Makers van speel- of voorfilms moesten van de bezetter meehelpen met het verspreiding van nazipropaganda.
  • Niet alle bioscoopbezoekers zaten op deze propaganda te wachten. Dat lieten ze blijken door tijdens voorfilms de filmzaal te verlaten of kregen zogenaamd spontaan een hoestbui als ze van die propaganda zaken en als zodanig herkenden. Er werd dor ordehandhavers in de zaal wel op toegezien dat bioscoopbezoekers dit soort gedrag niet vertoonde.
  • Op gegeven moment werden er geen joden meer toegelaten in Nederlandse bioscopen. Dat was onderdeel van een patroon van toenemende uitsluiting en achterstelling van oden door de Duitse bezetter dat uitmondde in het wegvoeren en vermoorden van joden. Dit bioscoopverbod leidde tot uitingen van solidariteit met de joden en tot oproepen tot boycotacties waar evenwel weinig gehoor aan werd gegeven. Men wilde in het algmeenbioscoopbezoek als tijdsverdrijf niet missen. Wel pleegden leden van een verzetsgroep een bombaanslag op het Rembrandttheater in Amsterdam.

 

Eindtermen HAVO
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)
Subdomein B1: Socialisatie
4. De kandidaat kan socialisatie binnen een specifieke context herkennen als een proces waarin cultuuroverdracht en cultuurverwerving plaatsvindt en waarin mensen een eigen identiteit ontwikkelen. Hij kan tevens culturen classificeren op basis van verschillende culturele dimensies.
Subdomein B2: Politieke socialisatie 5. De kandidaat kan voorbeelden van politieke socialisatie herkennen binnen een specifieke context. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensies
Domein D: Binding (binnen een specifieke context)
Subdomein D3: Bedreigingen voor de bindingen in de samenleving binnen een specifieke context 16. De kandidaat kan in hoofdlijnen aangeven welke potentiele bedreigingen binnen een specifieke context zijn afgenomen respectievelijk toegenomen en welke invloed deze bedreigingen hebben op bindingen in de samenleving.

Eindtermen VWO
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)
Subdomein B1: Socialisatie
4. De kandidaat kan ontleden hoe cultuuroverdracht en cultuurverwerving door socialisatie plaatsvinden. Hij kan tevens verbanden beschrijven tussen persoonlijke identiteit en collectieve identiteit en culturen classificeren op basis van verschillende culturele dimensies.
Domein D: Binding (binnen een specifieke context
Subdomein D4: Voorbeeld binnen een specifieke context dat van invloed is op affectieve bindingen in de samenleving
17. De kandidaat kan binnen een specifieke context beredeneren wat de effecten zijn van bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen op de affectieve bindingen in een samenleving.”

 

verwante lessen

Login Form