In september 1944 werd de omgeving van Arnhem totaal onbewoonbaar als gevolg van de Geallieerde luchtlandingsoperatie Market Garden. Toen probeerden Geallieerde troepen de Rijnbrug bij Arnhem te veroveren. Veel burgers waren vrijwillig of door de Duitsers gedwongen naar veiliger plaatsen gevlucht. Ondanks de oorlogshandelingen waren de meeste Arnhemmers echter van plan om in hun stad te blijven, al vreesden zij voor nieuwe gevechten. Op last van de Duitse Wehrmacht werd de gehele zuidelijke Veluwezoom in staat van verdediging gebracht. Dat betekende dat zowel Arnhem en Oosterbeek, maar onder andere ook Renkum, Heelsum en Wageningen geëvacueerd moesten worden. Vanaf 23 september moesten ongeveer 150.000 mensen hun huis verlaten. Hoewel uit de richting van Oosterbeek nog geluiden van gevechten hoorbaar waren, werd op het moment van de ontruiming in Arnhem zelf niet meer gevochten. Het ergste gevaar leek voorbij en daarom kwam het bevel de stad te ontruimen toch nog vrij onverwacht. Maar er moest rekening worden gehouden met een Geallieerde tegenaanval.
De evacuatie kwam aarzelend op gang. De meesten gingen te voet of op fietsen zonder banden, met de weinige spullen die meegenomen konden worden in karretjes of kinderwagens. Sommigen kregen van bewoners op de Veluwe een paard-en-wagen. Omdat ze anders misschien door vliegtuigen beschoten zouden worden, moesten de evacués kleine groepen vormen en witte vlaggen meedragen. Velen hadden om die reden witte kleden omgeslagen of droegen witte hoofddoeken. Niet iedere Arnhemmer verliet zijn stad. Sommigen van hen bleven zonder toestemming thuis, anderen kregen wel toestemming om te blijven.