Tijdens de Duitse bezetting van Nederland (1940-1945) werden talrijke Schiedamse kinderen tijdelijk in een gastgezin elders in Nederland ondergracht. Dat gebeurde ook gedurende de eerste maanden na de bevrijding van Nederland op 5 mei 1945. In die periode werden ook Schiedamse kinderen naar gastgezinnen in België, Engeland, Denemarken, Zweden of Zwitserland gestuurd. Die kinderen waren ziek of hadden te leiden van de gevolgen van de hongersnood die het westen van Nederland had getroffen tijdens de laatste winter van de Duitse bezetting. Die hongersnood raakte en staat nog steeds bekend als de Hongerwinter. De kinderen die naar het buitenland gingen, werden niet meteen in een gastgezin ondergebracht, maar moesten eerst twee tot acht weken in quarantaine in een kinderkamp. Daar werden ze beziggehouden met wandelingen, spelletjes, uitstapjes. Ook maakten en ze kennis met taal en (eet)gewoonten van het land waar hun gastgezin woonde. In het begin hadden veel kinderen heimwee, maar aan het eind van hun verblijf wilden velen niet meer terugkeren naar Schiedam.
Eerst zorgden vooral lagere scholen en schoolartsen ervoor dat kinderen uit Schiedam elders werden ondergebracht. Vanaf januari 1945 deed dat het plaatselijke Inter-Kerkelijk Bureau voor noodvoedselvoorziening (IKB).
Om in kaart te brengen wat deze Schiedamse kinderen mee hebben gemaakt toen ze bij een gastgezin waren ondergebracht, zijn met twintig van hen interviews afgenomen. Dat gebeurde in het kader van twee projecten: 'Schiedamse kinderen op stap' (met kinderen die tijdens de bezettingstijd naar een gastgezin gingen) en Schiedamse bleekneusjes' (met kinderen die na de bevrijding naar een gastgezin gingen). Alle interviews zijn te beluisteren op easy.dans.knaw.nl. In de beeldbank van het Schiedamse gemeentearchief zijn foto’s te zien van kinderen die in een gastgezin werden ondergebracht.