Armoede in Afrika - bron: helpt meer handel tegen armoede?


Ontwikkelingssamenwerking en handel gaan bij de Europese Unie hand in hand. De EU stelt zich op het standpunt dat handel economische groei bevordert. En groei levert een land meer geld op dat vervolgens aan onderwijs, gezondheidszorg enz. kan worden uitgegeven.

De Wereldhandelsorganisatie WTO stimuleert een vrije markt die in de eerste plaats bepaald wordt door de wetten van vraag en aanbod. Tot 2000 kregen de voormalige koloniën van Europa een voorkeursbehandeling van de Europese Unie. Melk uit bijvoorbeeld Tanzania was voor Europese consumenten goedkoper dan melk uit Zuid-Amerika. De WTO staat een dergelijke voorkeursbehandeling vanaf 2000 niet meer toe.

epaDaarom maakte de EU nieuwe handelsafspraken met voormalige koloniën, de zogeheten ACP-landen (African, Caribbean and Pacific countries). Die afspraken golden tot 2020 en heten Europese Partnerschapsakkoorden (EPA's). Deze EPA's zijn volgens de EU een 'hulpmiddel  voor ontwikkeling'.

Naar: ‘Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s)’ op https://www.europa-nu.nl/id/viomcfha0ihj/economische_partnerschapsakkoorden_epa_s

Maar veel leiders van ACP-landen hebben het niet altijd zo ervaren. Ze vinden dat de EPA's zo zijn opgesteld dat ze de beleidskeuzes en mogelijkheden van de ACP-regeringen beperken, en de gevolgen daarvan zijn ernstig.

De ACP-landen verloren bijvoorbeeld een deel van hun inkomsten uit de importbelastingen (op goederen uit o.a. Europa). Deze importbelasting was een van de weinige betrouwbare inkomstenbronnen die ze hadden. Een andere klacht was dat deze landen niet konden en kunnen concurreren met Europese producten, die vaak met subsidies worden geproduceerd en op markten in ontwikkelingslanden worden afgezet.

Een voorbeeld: diepgevroren kippendelen uit de EU op de binnenlandse markt van Kameroen. Hiervan kwam een deel uit Nederland. De geïmporteerde kippen waren goedkoper dan de kippen die de lokale boeren in Kameroen produceerden. Door de concurrentie van deze goedkope kippendelen raakten de pluimveehouders in Kameroen een deel van hun afzet, en daarmee een deel van hun inkomsten kwijt.

Een ander voorbeeld was de massale invoer uit de EU van  tomatenproducten in Ghana. Vooral blikjes puree werden populair, vooral onder stadsbewoners in Ghana, want ze waren goedkoop, handig in het gebruik, bedierven minder snel dan verse tomaten, en bovendien was de puree door toevoeging van suiker zoet gemaakt.

Al snel wenden stadsbewoners aan de zoete smaak van de Europese puree en lieten hun in eigen land gemaakte, niet-gezoete puree links liggen, omdat die bitter smaakt.

tomateninblik

De Coalitie voor Ghanese Handel en Levensonderhoud liet het er niet bij zitten en organiseerde een protestmars tegen de goedkope invoer. De demonstranten boden aan de regering een petitie aan, waarin ze vroegen om vooral steun te geven aan de eigen lokale producenten van tomaten en tomatenproducten.

Een van de gedupeerde boeren is Comfort Mantey, lid van de Matsekope Tomatencoöperatie. Om de concurrentie van goedkope tomatenproducten uit de EU het hoofd te kunnen bieden, wilde de coöperatie financiele steun hebben om de productie en de kwaliteit van hun tomaten te verbeteren. Maar omdat de afzet van hun verse tomaten door de goedkope invoer onzeker was geworden, waren banken huiverig om een lening aan de coöperatie te verstrekken. Comfort Mantey:

“Om aan het benodigde geld te komen, moest ik eerst geld verdienen in de zoutwinning. Dat kost tijd, ik kon pas laat in het seizoen beginnen met de verbouw van tomaten. Toen de oogst klaar was, waren de prijzen laag. Volgens de tomatenopkopers kopen de mensen in de stad steeds minder verse tomaten. Ze mixen verse tomaten met geïmporteerde tomatenpuree.”

 

verwante lessen

Login Form