Turkije

    De Koerden wonen vooral in het zuidoosten; centrum is de stad Diyarbakir

    De meeste Koerden in Turkije wonen in zuid-oost-Anatolië, een bergachtig gebied aan de grens met Irak en Iran. Ook op laagvlaktes aan de grens met Syrië en aan de Middellandse Zee wonen er Koerden. Landbouw is het voornaamste middel van bestaan. Maar ook in de stad Istanboel, ver van het Koerdische gebied, wonen tussen de drie en vier miljoen Koerden.

    Hoeveel Koerden er nu werkelijk in Turkije wonen is niet precies te zeggen. In 1970 is een volkstelling gehouden waarbij niet alleen het totaal aantal inwoners van het land werd geteld, maar ook het aantal leden van elke etnische groep. Toen waren er 7,5 miljoen Koerden in Turkije en daarvan spraken er 6,2 miljoen Koerdisch. Sindsdien heeft de Turkse regering het bestaan van elke etnische groep altijd ontkend. Koerden werden als Bergturken aangemerkt. Bovendien zijn vooral in de jaren ‘90 veel Koerden naar het buitenland gevlucht. De meeste schattingen nu gaan uit van ongeveer 14 miljoen Koerden, dat is 24% van de bevolking van Turkije.

    Zuidoost-Anatolië is de armste streek van Turkije, ofschoon er door anderen flink verdiend wordt aan de ertsen die daar gedolven worden. Dat wil echter niet zeggen dat alle Koerden arm zijn. Er zijn daar namelijk ook enkele grootgrondbezitters. Die treden min of meer als stamhoofd op en hebben veel invloed in de dorpen waar ze wonen. Bovendien werken veel van hun mede-dorpsbewoners op hun landgoederen. In Istanboel leven sommige Koerden in armoede maar anderen hebben een goedbetaalde baan bij een bedrijf of de overheid of hebben zelfs een eigen bedrijf.

    Al sinds de verdeling van 1920 mogen Koerden niet hun eigen taal spreken, hun eigen feesten vieren en op andere manieren leven zoals ze als Koerd gewend zijn. Het maakt daarbij niet uit of het land democratisch bestuurd wordt of door een autoritair bewind. De Koerden krijgen alleen maar Turks onderwijs en mogen op school nooit een eigen naam gebruiken, alleen een aangenomen Turkse naam. Ze mogen alleen Turkse kleding dragen, niet hun eigen Koerdische kleding. Toch bestaan er clandestiene schooltjes voor godsdienstonderwijs waar de Koerdische taal en cultuur aan bod komen. Maar wie zich aan de Turkse regels houdt en bovendien in een grote stad woont kan toch zijn draai wel vinden tussen de Turken. Dat blijkt wel in Istanboel. Daar kunnen ze dezelfde banen en posities krijgen als de Turken.

    De meeste Koerden in Oost-Anatolië willen zich juist niet aanpassen maar in plaats daarvan een eigen staat met zelfbestuur vestigen. Ze verenigen zich in de PKK (Koerdische Arbeiderspartij) en verklaren in 1984 zelfs de oorlog aan de Turkse regering. Deze burgeroorlog duurt nog voort en Turkse troepen treden keihard tegen de PKK op. Af en toe gaan ze zelfs de grens met Irak over om daar bases van de PKK aan te vallen. Dorp na dorp wordt verwoest (inmiddels al meer dan 400) en in de dorpen die er nog zijn bewaren Turkse militairen en speciale dorpswachten de orde. Je zou van een bezetting kunnen spreken. Sinds het uitbreken van de oorlog zijn tienduizenden omgekomen en tienduizenden Koerden het strijdperk ontvlucht.

    Na het aantreden van de Turkse premier Yilmaz in 1991 is de onderdrukking van de Koerdische cultuur iets verminderd. Zo mogen Koerden bijvoorbeeld hun eigen Nieuwjaarsfeest (Newroz) vieren. Maar dat is alleen maar bedoeld om de PKK de wind uit de zeilen te nemen. De Turkse regering hoopt dat de aanhang ervan minder sterk groeit of zelfs kleiner wordt.
    Dat ook nu de Koerden maar weinig vrijheid hebben bleek wel tijdens de viering van het Koerdische Nieuwjaar in 1998. Toen trad de oproerpolitie in veel plaatsen met geweld tegen de feestvierders op. Na de arrestatie van PKK-leider Öcalan in 1999 is de onderdrukking van de Koerden weer toegenomen.