Het schrijven van een scriptie of werkstuk is geen eenvoudige klus. Heel belangrijk is een goede voorbereiding. We willen je met enkele tips op weg helpen.
- Bereid jezelf goed voor
Kies een onderwerp dat je interesseert. Lees dan eerst dit pakket goed door. Ga daarna op zoek naar andere boeken over je onderwerp, of kijk in de encyclopedie of op Internet. Encyclopedieën en boeken kun je vinden in de bibliotheek of schoolmediatheek. Gebruik geen boeken die erg oud zijn. Als ze in de bibliotheek geen boeken over je onderwerp hebben, bel, schrijf of e-mail naar het CMO. Wij kunnen je aanvullende informatie geven of doorverwijzen naar een organisatie waar ze in ieder geval meer informatie hebben. Lees alles wat je verzameld hebt goed door.
- Kies een geschikt onderwerp
Bedenk waar je jouw werkstuk precies over wilt laten gaan: bij een land kun je bijvoorbeeld over de geschiedenis schrijven, over de mensen of een ander interessant onderdeel (bijvoorbeeld het onderwijs of de mensenrechten in zo'n land). Kies geen uitgebreid onderwerp (bijvoorbeeld de hele Derde Wereld of het milieu') Bedenk daarna een goede titel voor jouw werkstuk en bedenk hoe je jouw werkstuk wilt indelen in hoofdstukken.
- Zoek goede teksten en plaatjes.
Zoek bij alles waarover je wilt schrijven materiaal. Dat kunnen teksten zijn, maar ook foto's of tekeningen. Kijk of je genoeg weet om er zelf iets over te schrijven. Als dat niet zo is, kun je extra materiaal gaan zoeken of dit zelf maken (zoals tekeningen). Natuurlijk kun je ook gebruik maken van de foto's en tekeningen uit het scriptiepakket.
- Ga dan pas schrijven.
Als je dat allemaal gedaan hebt, begin je pas met schrijven. Denk daarbij aan het volgende:
- Schrijf geen zinnen over uit dit scriptiepakket of een boek, maar probeer alles zoveel mogelijk in je eigen woorden op te schrijven.
- Gebruik nooit woorden die je niet kent. Als je moeilijke woorden tegenkomt, vraag dan aan je ouders of op school wat deze woorden betekenen, of zoek ze op in een woordenboek.
- Laat ruimte voor de plaatjes die je in jouw werkstuk wilt plakken.
- Schrijf niet alles achter elkaar. Als je iets over een nieuw onderwerp gaat schrijven, laat dan een regel open of verzin een kopje dat je erboven kunt zetten.
- Gebruik voorbeelden en vergelijkingen om iets duidelijk te maken.
- Zorg dat je werkstuk er verzorgd uitziet
Als je klaar bent met schrijven, en alle afbeeldingen hebt ingeplakt, maak je een voorkant bij je werkstuk. Op de voorkant moet in ieder geval de titel van je werkstuk staan
en je naam. Probeer de voorkant zo leuk mogelijk te maken, door er foto's of tekeningen op te plakken, of door met kleuren te werken. Zorg er verder voor dat alle bladzijden goed aan elkaar vastzitten met een nietje of een touwtje.
- Eerst uitschrijven
Schrijf op wat je in je spreekbeurt aan de orde wilt stellen. Je kunt de hele tekst uitschrijven, maar dan moet je oppassen dat je spreekbeurt geen voorleesbeurt wordt. Je kunt ook alleen de belangrijkste woorden en begrippen opschrijven, die als geheugensteuntje tijdens je spreekbeurt dienen.
- Oefenen
Om te oefenen vertel je je verhaal hardop aan jezelf. Je kunt dit voor een spiegel doen. Ook kun je je verhaal aan je huisgenoten vertellen. Aan hun reactie kun je zien of je spreekbeurt goed is of niet en kun je je verhaal aanpassen.
- Plaatjes
Verlevendig je spreekbeurt met het laten zien van plaatjes in de klas. Hang ze eventueel op het bord op.
|