Kiezen in Europa - eu-feiten


Op 12 maart 1958 richtten de landen van de Europese Economische Gemeenschap, de EEG (voorloper van de Europese Unie) de Europese Parlementaire Assemblee op. De assemblee had 142 leden. Die waren allemaal lid van de nationale parlementen van de landen van de EEG. De leden werden benoemd, niet gekozen.

In 1962 werd de assemblee herdoopt tot Europees Parlement. Het parlement mocht alleen advies geven aan de Europese Raad, toen het bestuur van de EEG. Bovendien mocht die raad adviezen van het parlement naast zich neerleggen.

In december 1974 besloot het bestuur van wat inmiddels de Europese Gemeenschap of EG was geworden dat de leden van het Europees Parlement voortaan gekozen moeten worden. Alle burgers in de EG die stemrecht hadden, mochten aan deze verkiezingen meedoen. Ook mochten ze zich kandidaat stellen voor een zetel in het Europees Parlement. Ieder land van de EG mocht leden leveren aan het parlement. En je mocht stemmen op mensen die namens je land in het parlement wilden zitten.

In 1979 vonden de eerste verkiezingen voor het Europees Parlement plaats.

Het Europees Parlement kreeg steeds meer inspraak bij het bestuur van de EG en later de Europese Unie. Met name mochten leden van het parlement steeds meer helpen bij het maken van regels en wetten voor de Europese Unie. Daardoor ging het steeds meer lijken op het parlement van een democratisch land.

Naarmate meer landen lid werden van de EG en later de Europese Unie, kreeg Europees Parlement er steeds meer leden. Want elke land dat erbij kwam, mocht voortaan eigen leden aan het parlement leveren.  Nu telt het parlement 705 leden uit 27 landen (Nederland heeft 29 europarlementariërs). Dat had tot gevolg dat er in het Europees Parlement steeds meer verschillende talen werden gesproken. Bij de oprichting ervan waren het er vier. Nu zijn het er 24.

tolkinepEen tolk aan het werk in het Europees Parlement

 

verwante lessen

Login Form