1993: etnische conflicten tussen Hutu’s en Tutsi’s
In de noordelijke provincie van het toenmalige Zaïre, Kivu, is het onrustig. Steeds laaien er etnische conflicten op tussen de verschillende volken, waaronder de Hutu’s en Tutsi’s. Ondanks waarschuwingen van nationale en internationale NGO’s dat de conflicten de veiligheid in het Grote Meren-gebied ernstig bedreigen, houdt de internationale gemeenschap zich afzijdig.
1994: genocide in Rwanda
In Rwanda vindt een genocide plaats, waarbij Hutu’s Tutsi’s uitmoorden. De Tutsi’s komen in opstand en veroorzaken op hun beurt een slachting onder de Hutu’s en gematigde Tutsi’s. Honderdduizenden Hutu’s vluchten de grens over, naar Zaïre. Tussen de vluchtelingen zitten ook leden van het verslagen Hutu-leger en van milities die zich aan de moord op zo’n 800.000 Rwandezen schuldig hebben gemaakt. Hun aanwezigheid wordt door de Zaïrese Tutsi’s als een bedreiging ervaren, temeer daar de internationale gemeenschap zich niet inzet om de daders van de genocide op te sporen en te berechten. De Tutsi’s organiseren zich op hun beurt in gewapende milities. Ook de Hutu’s grijpen weer naar de wapenen.
1996: hergroeperingen van gewapende Hutu- en Tutsi-milities
Door Tutsi’s aangevoerde milities vallen de Hutu-vluchtelingenkampen aan. Dit heeft een massale vluchtelingenstroom naar twee kanten tot gevolg. Honderdduizenden Rwandesen keren naar Rwanda terug, en honderdduizenden andere vluchtelingen, waaronder Hutu- opstandelingen, trekken verder Zaïre in. De Hutu-opstandelingen sluiten zich aan bij de rebellenbeweging van Laurent Kabila, de Alliance des Forces Democratique pour la Liberation du Congo-Zaire (AFDL). Ook dissidenten (tegenstanders van het Mobutu- regime) voegen zich bij deze groep.
1997: de eerste rebellenoorlog, Laurent Kabila aan de macht
De opstand van de AFDL-rebellenbeweging – gesteund door Rwanda, Burundi, en Oeganda – heeft succes. De hoofdstad van Zaïre, Kinshasa wordt ingenomen. Mobutu is inmiddels naar het buitenland gevlucht. Laurent Kabila geeft het land een nieuwe naam, de Democratische Republiek van Kongo (DRC). Maar hij maakt geen ernst met het democratiseringsproces. Alleen zijn eigen partij, de AFDL, krijgt het voor het zeggen.
Ook tegen Kabila groeit oppositie. Er zijn groeperingen die zijn leiderschap niet accepteren, zoals de rebellenbeweging Rassemblement Congolaise pour la Democratie (RCD). Deze beweging is voornamelijk in het oosten actief. De Verenigde Staten en een aantal Europese landen geven Kabila het voordeel van de twijfel en ondersteunen zijn regime.
1998 -1999: de tweede rebellenoorlog
Laurent Kabila ontwikkelt zich steeds meer tot een dictator. Er breekt een nationale rebellie uit. Acht landen raken erbij betrokken: Oeganda en Rwanda kiezen openlijk de kant ven de rebellen. Zimbabwe, Angola en Tsjaad, Soedan en Namibië kiezen de kant van Laurent Kabila. Zo krijgt het conflict een internationale dimensie en wordt er van een Derde Wereldoorlog gesproken. Er worden onderhandelingspogingen gedaan, die echter allemaal op niets uitlopen.
1999: de Lusaka Akkoorden
Na veel geharrewar tekenen Kabila en de grootste rebellengroepen de Lusaka Akkoorden. In hoofdlijnen zijn de afspraken:
- een wapenstilstand
- ontwapening en herintegratie van rebellen in de burgermaatschappij
- terugtrekking van de buitenlandse troepen
- het op gang brengen van een democratiseringsproces
- een nationaal debat over verzoening en herstel (de Inter-Kongolese Dialoog)
- omringende landen accepteren de soevereiniteit van Kongo
De VN installeren een veiligheidsmissie, de MONUC, die er onder andere op toe moet zien dat de afspraken nagekomen worden. Het blijkt een onmogelijke taak: zowel de regering als de rebellen distantiëren zich al gauw van de Lusaka Akkoorden. Ze voeren allemaal hun eigen redenen aan.
2000: patstelling
De ene keer is het regeringsleger van Kabila aan de winnende hand, de andere keer weten de rebellen de regeringstroepen te verslaan. Ook vechten de rebellengroeperingen tegen elkaar. De voortdurende gevechten jagen de mensen massaal op de vlucht. Er wordt geplunderd en gemoord. De Wereldvoedselorganisatie schat dat er zo’n twee miljoen mensen ontheemd is. Er is tekort aan voedsel en schoon water.

16 januari 2001: moord op Kabila
Kabila heeft – tegen de Lusaka Akkoorden in – op eigen houtje hervormingen aangebracht in zijn regering. Niemand is dan ook verbaasd wanneer hij door een van zijn eigen lijfwachten wordt neergeschoten. Zijn zoon Joseph Kabila neemt de macht over. Hij zegt zich te willen houden aan de Lusaka Akkoorden en maakt een begin met de Inter-Kongolese Dialoog.
Augustus 2001: hoop op de vrede
De Inter-Kongolese Dialoog vordert gestaag, alle partijen spreken zich uit om de eenheid van Kongo te herstellen. Maar er rijst ook weer twijfel. De rebellen in het Oosten hebben wellicht een geheime agenda achter de hand, de Kongolezen in ballingschap voelen zich niet voldoende vertegenwoordigd, de rebellengroepen zijn niet voldoende geconsulteerd en de Kongolese Mai-Mai zijn beledigd omdat ze niet met het dialoog mee mochten doen. Zowel Rwanda als Oeganda staan een federale staatsvorming van Kongo voor, geheel tegen de voorstellen van de Lusaka Akkoorden in.
2002: gevechten gaan door
Het vlot niet met het vredesproces: ondanks de beloftes om terug te trekken, hebben Rwanda en Oeganda nog steeds troepenmachten in Kongo. Wel gelden de Lusaka Akkoorden nog steeds als leidraad voor de vrede. In het oostelijke gedeelte van Kongo duren de gevechten voort.
In juli 2002 tekenen Kongo en Rwanda in Pretoria een vredesovereenkomst. President Kabila belooft de Hutu-rebellen te ontwapenen, als tegenprestatie zal President Kagame zijn troepenmacht uit Kongo terugtrekken.
In december 2002 bereiken de rebellen en de regering een akkoord over een te vormen overgangsregering. Deze regering zal bestaan uit vertegenwoordigers van de twee belangrijkste rebellengroeperingen, de ongewapende oppositie en getrouwen van President Joseph Kabila.
2003: een wankele vrede
President Museveni van Oeganda begint in begin 2003 met de terugtrekking van zijn troepen. Na hun vertrek verhevigen de gevechten tussen milities van de de plaatselijke Hema- en Lendu-bevolkingen. Er wordt melding gemaakt van kannibalisme. MONUC is niet bij machte het geweld te keren. In juni arriveert de VN-interventiemacht ARTEMIS, bestaande uit circa 1400 -voornamelijk Franse- militairen. Ze zijn gemachtigd de strijdende partijen met militaire middelen uit elkaar te houden. Ze zijn gestationeerd in Bunia, de hoofdstad van het Ituri-district.
Juli 2003. De overgangsregering wordt geïnstalleerd. Ze bestaat uit een president, Joseph Kabila, en vier vice-presidenten, Jean Pierre Bemba van de MLC, Azarias Ruberwa van de RDC, voormalig minister van Buitenlandse Zaken Abdoulaye Yerodia Ndombasi en Arthur Z’ahidi Ngoma, vertegenwoordiger van de politieke oppositie. In 2004 moeten er verkiezingen plaatsvinden.
Monuc’s troepenmacht wordt uitgebreid en krijgt een mandaat om het vredesproces ook met militair ingrijpen te ondersteunen.
In het Ituri-district blijven Hema en Lendu milities actief, er vallen weer duizenden slachtoffers.
Er wordt geschat dat de oorlog tot nu 3,5 miljoen slachtoffers heeft geëist.
2004
 Op 28 maart proberen soldaten van voormalig president Mobutu een staatsgreep te plegen tegen de regering van Kabila. Er worden granaten afgevuurd op het huis van de president, maar hij blijft ongedeerd. Wel komen er enkele regeringssoldaten om. Het is voor het eerst in drie jaar dat de hoofdstad Kinshasha door politiek geweld wordt getroffen.
Twee uur voor zonsopgang zijn er gelijktijdig aanvallen uitgevoerd op twee legerbases, een militair vliegveld, een marinebasis, twee radio- en tv-stations en zoals gezegd het huis van de president. De aanvallers in burgerkledij kwamen uit Brazzaville, de hoofdstad van het buurland dat aan de andere kant van de rivier de Congo ligt. De aanvallers zouden hulp hebben gehad van handlangers in Kinshasha.
Het regeringsleger heeft de situatie binnen vier uur weer onder controle. Mbemba, minister van Binnenlandse Zaken, zei dat vredesproces door zou gaan en dat de overgangsregering “niet zal destabiliseren”.
|