Hoofdrolspelers terug



Israël

De regering van Israël
Voordat Ariël Sharon de premier van Israël wordt, heeft de regering van Israël onderhandeld in het conflict met de Palestijnen vanuit het beginsel van ‘land voor vrede’.
Nadat Sharon op 7 maart 2001 premier is geworden, stelt de nieuwe regering veiligheid voor alles. Zolang het Palestijnse geweld voortduurt, weigert de regering-Sharon met de Palestijnen te onderhandelen. De regering moet voortdurend een compromis zien te vinden tussen de belangen van hardliners of haviken die willen dat Israël een harde lijn volgt in het conflict met de Palestijnen en de veiligheid van Israël voorop stellen en gematigden of duiven die een verzoenende houding tegenover de Palestijnen innemen. De haviken zijn vooral te vinden bij de centrumrechtse Likud-partij, joodse kolonisten die een krachtige lobbygroep hebben en kleine rechtse partijen die vaak een godsdienstige grondslag hebben. Ook onder geestelijken zijn uitgesproken haviken te vinden.
De duiven zitten vooral in de centrumlinkse Arbeiderspartij en linkse kleine partijen.
De regering steunt vaak op een broze coalitie van vele partijen waarvan de Likud of de Arbeiderspartij de kern vormt. Dan weer hebben de haviken de overhand in het beleid van de regering, dan weer de duiven.

Ariël Sharon
Hij wordt in 1928 geboren in Palestina, dat dan een Brits mandaatgebied is. Hij sluit zich aan bij de joodse militaire Haganah die vecht voor de oprichting van een eigen staat voor de joden. Na de uitroeping van de staat Israël breekt de oorlog tussen de nieuwe staat en Egypte, Syrië en Jordanië uit. Sharon vecht daarin mee als soldaat.
Na de oorlog blijft hij in het leger. Hij doet mee aan strafexpedities van het Israëlische leger in de Arabische buurlanden. Hij klimt in rang op tot luitenant-generaal. Tijdens de Zesdaagse Oorlog voert hij het bevel over een legerdivisie.
Na de oorlog speelt hij een grote rol bij het strenge regime dat aan de Palestijnen in de door Israël bezette gebieden wordt opgelegd.

In 1973 begint hij aan zijn politieke loopbaan als lid van de Knesset, het Israëlische parlement. Van 1975 tot 1977 is hij veiligheidsadviseur van premier Yitzak Rabin. Daarna wordt hij vier jaar lang minister van Landbouw en van 1981 tot 1983 is hij minister van Defensie. In juni en juli 1982 organiseert hij zonder premier Menachem Begin daarover duidelijk in te lichten een militaire invasie in Libanon om af te rekenen met de PLO. Hiermee wil hij een eind maken aan de aanslagen die de PLO van daaruit pleegt op Israël.
In september van dat jaar slachten leden van de Falange, een Libanese christelijke en pro-Israëlische milities honderden Palestijnen af in de vluchtelingenkampen Sabra en Sjatila. Een tribunaal in Israël onderzoekt de rol van Sharon in de invasie en het bloedbad en stelt hem verantwoordelijk voor het bloedbad. Het tribunaal ontneemt hem zijn portefeuille.
Daarmee is zijn politieke loopbaan niet definitief afgelopen. In 1990 wordt hij minister van Bouw en Huisvesting . Dan laat hij in hoog tempo nieuwe Israëlische nederzettingen bouwen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook. Later wordt hij minister van Nationale Infrastructuur, dan minister van Buitenlandse Zaken, leider van de Likud-partij en ten slotte premier.

In 2000, als Ehud Barak premier is en de Likud-partij in de oppositie zit, doet hij als leider van die partij van zich spreken. Hij beschuldigt Barak ervan Jeruzalem te willen verkwanselen omwille van de vrede met de Palestijnen.
Op 28 september 2000 brengt hij een bezoek aan de Tempelberg in Jeruzalem, de heuvel waar de Westelijke Tempelmuur en de el-Aksa-moskee staan. Dat ligt in Oost-Jeruzalem, het Palestijnse gedeelte van de stad. Hij hoopt daarmee onder de Israëli’s een anti-stemming te kweken tegen de regering van Barak. Het bezoek vormt de aanzet tot de tweede intifadah (= opstand van de Palestijnen).
Gedurende zijn loopbaan als militair en politicus heeft de nationale veiligheid van Israël altijd bovenaan gestaan in zijn agenda. Ook schuwt hij weinig middelen om de veiligheid te waarborgen en te vergroten.

Joodse kolonisten
Kolonisten zijn joden die nederzettingen hebben gesticht in gebieden die Israël tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 heeft veroverd, dat wil zeggen: de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever en de Golan Hoogvlakte (die inmiddels deels ontruimd is). De meeste kolonisten zijn aanhangers van de Groot-Israël-gedachte en weigeren hun nederzetting op te geven.
Nederzettingen beginnen vaak met enkele huizen en groeien soms uit tot complete steden met duizenden inwoners, eigen scholen en andere openbare voorzieningen en bedrijfsterreinen. Sommige nederzettingen zijn legaal en worden door de regering beschermd, andere zijn illegaal.
Begin jaren ’90 worden er onder auspiciën van Sharon, dan minister van Bouw en Huisvesting, in korte tijd veel nieuwe nederzettingen gebouwd. De kolonisten vormen een machtige lobby bij de regering in Jeruzalem. Dat blijkt met name als de regering in 2002 begint met de bouw van het veiligheidshek tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever. Volgens de eerste plannen zou de afscheiding min of meer de Groene Lijn vormen, maar dan zouden verscheidene nederzettingen aan de Palestijnse kant komen te liggen. Daar komen kolonisten (en haviken in de regering) fel tegen in verzet.
In januari 2003 komt er een nieuwe, rechtse regering en die verlegt, vaak in samenspraak met kolonisten, de afscheiding naar het oosten opdat kolonies aan de Israëlische zijde komen te liggen.



De Palestijnen

De Palestijnse Nationale Autoriteit of PNA
Op 13 september 1993 tekenen Israël en de PLO het Gaza-Jericho-akkoord. Volgens het akkoord krijgen de Palestijnen beperkt zelfbestuur in delen van de Gazastrook en in de stad Jericho. Het bestuur van die gebieden komt in handen van de PNA onder leiding van Arafat. In de Oslo-akkoorden van 1994 is vastgelegd dat dit bestuursorgaan moet worden opgericht. De PNA krijgt zelfbestuur over onderwijs, gezondheidszorg, belastingen, toerisme en welzijn. Israël blijft zeggenschap houden over zaken als het land, de grenzen, de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen, watervoorziening (van het grootste belang voor de landbouw), Israëlische nederzettingen en Jeruzalem. Ook mag de PNA geen eigen leger hebben.
Daarna komen nog tien steden en dorpen op de Westelijke Jordaanoever onder gezag van de PNA. Één van die steden is Ramallah, waar Arafat zijn hoofdkantoor inricht. Vanaf maart 2002 wordt dit hoofdkantoor belegerd door Israëlische troepen.
De Israëlische regering wil dat de PNA optreedt tegen Palestijnse groepen die aanslagen op Israëli’s plegen, met name Hamas en de Islamitische Jihad. Eerst gaat dat via Arafat, maar omdat de aanslagen elkaar in hoog tempo blijven opvolgen, beschuldigt Israël Arafat en de PNA van laksheid bij het optreden tegen deze bewegingen. Uiteindelijk zet Israël Arafat op een zijspoor door zijn kantoor te belegeren zodat hij daar niet meer wegkan. Vervolgens vraagt Israël zich tot premier Abbas en daarna tot diens opvolger Qurei om harder op te treden tegen Palestijnse groepen die aanslagen op Israëli’s plegen. Ook andere landen vragen de PNA om dat te doen. Op 7 juli 2004 bijvoorbeeld roepen de VS, Rusland, de Europese Unie en de Verenigde Naties de PNA hiertoe op.

Palestijnse Bevrijdingsbeweging of PLO
Op 29 mei 1964 wordt in Jeruzalem de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie opgericht. Het is een samenbundeling van allerlei Palestijnse groepen die willen dat Palestina weer helemaal van de Palestijnen wordt. De Arabische Liga steunt de nieuwe organisatie. De PLO wil recht op zelfbeschikking van de Palestijnen en de opheffing van de staat Israël. Daarvoor in de plaats moet een democratische staat komen waar joden, moslims en christenen dezelfde rechten hebben. Daarbij wordt het gebruik van geweld niet geschuwd.

Op 31 december 1964 pleegt de PLO zijn eerste, mislukte aanslag op het netwerk van kanalen en leidingen dat landbouwgebieden in Israël van water voorziet. Daarna volgen er méér aanslagen. Na de Zesdaagse Oorlog wil de PLO de wereld laten zien dat de Palestijnse kwestie alleen kan worden opgelost als de Palestijnen recht op zelfbeschikking krijgen. Binnen de PLO wordt al Fatah de belangrijkste organisatie, vooral als Arafat in 1969 voorzitter wordt van het Uitvoerende Comité van de PLO.
Door aanslagen te plegen op Israëlische doelen probeert de PLO Palestina te bevrijden. De PLO groeit uit tot een aparte staat in Jordanië met een eigen leger. Koning Hussein van Jordanië vindt dat maar niets en bovendien is hij niet ingenomen met de middelen die de PLO in de strijd werpt om zijn doelen te bereiken. In september 1970 jaagt hij de PLO het land uit en verhuist de organisatie naar Libanon.
Dan ontstaat er in de PLO een splintergroep met de naam ‘Zwarte September’. Die wordt vooral bekend door zijn bloedige gijzeling van Israëlische sporters tijdens de Olympische Spelen van 1972 in München.
In 1982 wordt de PLO opnieuw verjaagd, ditmaal door het Israëlische leger. In 1988 houdt Arafat namens de PLO een toespraak tijdens een speciale bijeenkomst van de Verenigde Naties in Genève. Hierin erkent hij Israël als staat, zweert hij geweld af en zegt hij akkoord te willen gaan met Palestijns gezag over een deel van Palestina. Op 15 november van dat jaar roept de organisatie de Palestijnse staat uit; die heeft Oost-Jeruzalem als hoofdstad en bestaat uit de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Ook zweert de organisatie het gebruik van geweld af. Vanaf 1991 onderhandelt de PLO met Israël over vrede.

De PLO kent verschillende facties die een eigen naam hebben. De bekendste zijn het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina of PFLP, het Democratisch Volksfront voor de Bevrijding van Palestina of DFLP en al Fatah. In 2002 is een nieuwe splintergroep actief geworden die verbonden is aan al Fatah, de el Akse Martelarenbrigade. Net als Hamas en de Islamitische Jihad pleegt die aanslagen op Israëli’s.

Yasser Arafat
Mohammed Abdel Raouf Arafat as Qudwa al Husseini wordt op 24 augustus 1929 geboren. Zelf zegt hij dat Jeruzalem de geboorteplaats is, anderen beweren dat hij in Caïro geboren is. Eerst woont hij daar ook. Als hij vijf jaar oud is, sterft zijn moeder en wordt hij bij een oom in Jeruzalem ondergebracht. Vier jaar later keert hij terug naar Caïro. Al op jonge leeftijd wordt hij actief in de politiek en leert ook bommen maken en demonteren. Ook smokkelt hij wapens naar Palestina zodat opstandelingen daar ze kunnen gebruiken in hun strijd tegen de Britten die het gebied besturen en de joden die zich daar in steeds groter getale vestigen. Ook vecht hij tegen Israël tijdens de oorlog van 1948-’49.

Hij heeft een ideaal voor ogen, een eigen staat voor de Palestijnen. In 1952 richt hij een studentenvereniging voor Palestijnen op aan de universiteit van Cairo. Daarna verhuist hij naar Koeweit om als ingenieur te werken. Hij richt drie bedrijven op en wordt rijk. In 1958 richt hij al Fatah op, de Nationale Beweging voor Bevrijding van Palestina. Deze beweging gaat later op in de PLO.
Tegen het einde van 1964 verhuist hij naar Jordanië. Ook richt hij daar de PLO op. Op 1 januari 1965 pleegt deze groep de eerste aanslag in Israël. Daarna volgen er meer aanslagen, steeds uitgevoerd vanuit Jordanië.
In september 1970 wijkt Arafat met de PLO uit naar Libanon. Van daaruit pleegt de PLO aanslagen in Israël en op Israëli’s buiten Israël. Nadat hij in februari 1969 voorzitter is geworden van het Uitvoerend Comité van de PLO, ijvert hij bij de VN voor erkenning van de Palestijnen als volk en van de PLO en diens streven naar zelfbeschikking van de Palestijnen. Dat heeft succes. Op 10 december 1969 erkennen de VN de Palestijnen als volk en op 22 november 1974 krijgt de PLO de status van waarnemer bij de VN.
In 1982 wordt hij uit Libanon verdreven als Israëlische troepen onder leiding van Sharon daar binnenvallen om af te rekenen met de PLO. Hij en andere topmedewerkers van de PLO vestigen zich in Tunis, de hoofdstad van Tunesië. Nadat hij in 1988 gebruik van geweld heeft afgezworen en de staat Israël heeft erkend, vertegenwoordigt hij als voorzitter van het Uitvoerende Comité de PLO tijdens vredesonderhandelingen met Israël. Voor deze rol krijgt hij in 1994 samen met Shimon Peres en Yitzak Rabin de Nobelprijs voor de Vrede. Op 1 juli 1994 keert Arafat terug naar Palestina en wordt hij in Jericho feestelijk onthaald. Dan krijgt hij de leiding over de PNA. In 1996 wordt hij gekozen tot president van het autonoom Palestijns bestuur en wordt Mahmoud Abbas voorzitter van het Uitvoerend Comité van de PLO.

Als voorman van de PLO en van de PNA voert hij een autoritair bewind. Voor alles wat zijn medewerkers willen doen wil hij eerst zijn toestemming geven. Ook duldt hij geen groeperingen die het gezag van de PLO proberen ondermijden. Dat ondervindt bijvoorbeeld Hamas in 1996 (zie verderop).

Mahmoud Abbas
Mahmoud Abbas wordt in 1935 geboren in Safed, een stad dat nu in Israël ligt. Als in 1948 de staat Israël wordt uitgeroepen, vlucht hij met zijn familie naar Syrië. Daar werkt hij als leerkracht van een lagere school en studeert hij rechten. Later verhuist hij naar Moskou om daar geschiedenis te studeren. Al vanaf de oprichting van al Fatah in 1959 werkt hij samen met Arafat. In 1996 wordt hij voorzitter van het Uitvoerende Comité van de PLO en feitelijk de plaatsvervanger van Arafat. Hij zet zich in om fondsen te verwerven voor de PLO. Vaak gebruikt hij de schuilnaam Abu Mazen.

Al in de jaren ’70 houdt hij zich bezig met het zoeken naar vreedzame manieren om het conflict tussen Israël en de Palestijnen op te lossen. Niet alleen pleit hij voor overleg en verzoening, maar begint hij besprekingen met joodse en pacifistische groepen. In januari 1977 geeft hij een verklaring uit over vrede op basis van de stichting van een Palestijnse staat naast die van de Israëli’s. Later speelt hij een belangrijke rol bij de onderhandelingen tijdens de Conferentie van Madrid en bij de onderhandelingen die leiden tot het sluiten van de Oslo-akkoorden en het Gaza-Jericho-akkoord. In 2000 is hij prominent aanwezig als Israël, de PLO en president Clinton in Camp David onderhandelen over de laatste fase van de uitvoering van de Oslo-akkoorden. In 2002, als de tweede intifadah aan de gang is, roept hij weer op tot vredesonderhandelingen met Israël.

Hij krijgt een nieuwe kans om aan vrede te werken als hij de premier van de PNA wordt. Hij wil een einde maken aan de intifadah en de aanslagen van Palestijnen op Israël. Ook wil hij een zelfstandige Palestijnse staat met Jeruzalem als hoofdstad en democratische verkiezingen. Ten slotte wil hij dat Israël de Palestijnse gebieden ontruimt. Terwijl Israël wel met Abbas over vrede wil praten, wijzen Hamas en de Islamitische Jihad vredesonderhandelingen af en willen die de gewapende strijd tegen Israël voortzetten. Abbas raakt verwikkeld in een machtsstrijd met Arafat. In september 2000 legt hij zijn functie neer. Hij wordt opgevolgd door Ahmed Qurei.

Ahmed Qurei
Ahmed Qurei staat ook wel bekend als Abu Ala. Hij wordt in 1937 in Jeruzalem geboren. Tegen het einde van de jaren ’50 sluit hij zich aan bij al Fatah, dat dan al deel uitmaakt van de PLO. Daarna krijgt hij het beheer over bedrijven in Libanon die eigendom zijn van de PLO en wordt hij een invloedrijke zakenman in Libanon. In 1982 wijkt hij samen met Arafat en andere vooraanstaande medewerkers uit naar Tunis. Daar klimt hij binnen de hiërarchie van de organisatie op mede omdat sommige medewerkers sterven of bij aanslagen door Israëlische geheime agenten worden gedood. In 1989 wordt hij verkozen tot lid van het Centrale Comité van al Fatah. Daarna speelt hij een steeds belangrijkere rol bij vredesonderhandelingen tussen Israël en de PLO. Zo levert hij een belangrijke bijdrage aan de totstandkoming van de Oslo-akkoorden. Ook speelt hij een sleutelrol bij het maken van plannen voor de economische ontwikkeling van de gebieden die onder Palestijns bestuur komen. Hij helpt bijvoorbeeld bij de oprichting van de Palestijnse Economische Raad voor Ontwikkeling en Wederopbouw of PECDAR. Deze organisatie verdeelt geld dat door buitenlandse donors aan de Palestijnse staat in wording wordt verstrekt. Vervolgens wordt hij lid van de Palestijnse Wetgevende Raad en in september 2003 wordt hij premier.

In de Palestijnse gebieden en daarbuiten staat Quari bekend om zijn charisma waarmee hij andere mensen voor zich weet te winnen en om zijn tolerantie. Hij is na Arafat de belangrijkste bestuurder binnen de Palestijnse Nationale Autoriteit, maar hij geniet weinig steun binnen de PLO.

Hamas
Hamas is een Palestijnse beweging met een politieke en een militante vleugel. De naam is eeen afkorting van Harakat el-Muqawamah el-Islamiyya (= Islamitische Weerstandsbeweging). De organisatie verzet zich tegen de Oslo-akkoorden en wil een groot Palestina stichten waar geen plaats is voor joden. Daartoe moet de staat Israël helemaal verdwijnen. Om te beginnen wil de beweging dat Israël zich geheel en al terugtrekt uit de Gazastrook en van de Westelijke Jordaanoever.
De beweging ontstaat in 1967. Ze houdt zich bezig met humanitaire hulp en is ook een politieke beweging. Ze krijgt steun van diverse Arabische landen.

Halverwege de jaren ’80 krijgt een militante afdeling binnen de beweging onder leiding van Sjeik Achmed Yassin steeds meer invloed. Kort na het begin van de eerste intifadah in 1987 begint de groep geweld te gebruiken om zijn doelen te verwezenlijken. Eerst zijn Palestijnen het doelwit die samenwerken met de Israélische geheime dienst, daarna Israëlische militairen en ten slotte Israëlische burgers.
Het hoofdkwartier is in Amman, de hoofdstad van Jordanië. Het is vooral bekend geworden omdat zijn militante vleugel aanslagen pleegt op Israëli’s in Israëll, in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever.
Dat gebeurt bijvoorbeeld in 1996 en 1997 en tijdens de tweede intifadah. Tijdens de tweede intifadah voeren strijders van Hamas vanuit de Gazastook ook beschietingen uit op Israëlische steden in de Negev-woestijn. Hierbij gebruiken ze Qassam-2-raketten. De politieke vleugel houdt zich bezig met de bouw van scholen en ziekenhuizen in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever.

Hamas is een grote rivaal van de PNA. Arafat, de leider van de PNA wil dat Hamas de PNA als het nationale bestuur van de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever erkent. Dat weigert de leiding van de beweging te doen, want de PNA is in het leven geroepen door het sluiten van de Oslo-akkoorden. Leiders van de beweging (en van andere radicale Palestijnse groepen) zijn bang dat die akkoorden uiteindelijk bedoeld zijn om de beweging helemaal op een zijspoor te zetten en uit te schakelen.
Arafat treedt in 1996 hard op tegen Hamas, ondermeer door honderden radicale aanhangers op te sluiten. Maar omdat hij bang is om in de ogen van veel Palestijnen een loopjongen te worden die vuile klussen voor Israël opknapt, probeert hij de beweging niet geheel en al uit te schakelen.
Eerst opereert Hamas vanuit Jordanië. Daar geniet de beweging steun van Palestijnen die daar wonen (de helft van de Jordanse bevolking is Palestijn) en van koning Hussein. Diens opvolger Abdullah laat echter het hoofdkwartier sluiten en belangrijke leiders het land uitzetten. Die vestigen zich in Qatar.
Op 22 maart 2004 wordt Yassin gedood bij een raketaanval door Israël op de Gazastrook. Hij wordt als leider opgevolgd door Abdel Aziz el-Rantassi, maar op 17 april van dat jaar wordt ook die bij een Israëlische aanval gedood. Hamas kiest in het geheim een nieuwe leider. Waarnemers geloven dat het Mahmoud A-Zahar is geworden.

De slagzin van de HAMAS is te lezen in artikel 8 van haar Handvest: “Allah is haar doel, de Profeet haar voorbeeld, de Koran haar grondwet, jihad haar pad en sterven voor de zaak van Allah haar meest verheven overtuiging.” (Bron: http://www.hasbara.nl/Hamas.htm)

Palestijnse Islamitische Jihad
Het woord jihad in de naam van deze Palestijnse beweging wordt gewoonlijk vertaald als ‘heilige oorlog’, maar het betekent buitengewone inspanning. Dat kan het voeren of meedoen aan een oorlog omwille van het islamitische geloof zijn, maar ook iets anders dat in naam van Allah wordt verricht.
In 1979 richten Palestijnse studenten in Egypte deze beweging op. Zij streeft naar de vernietiging van de staat Israël en de stichting van een Palestijnse, islamitische staat. Eerst opereert de beweging vanuit Egypte, maar na de moord op president Anwar Sadat in 1981 wordt die het land uitgezet omdat die banden zou hebben met een radicale islamitische beweging die de moord heeft gepleegd.
Daarna opereert de Islamitische Jihad vanuit de Gazastrook. De beweging zet Palestijnen in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever aan tot verzet tegen de Israëlische autoriteiten. Ook plegen aanhangers van de beweging aanslagen op Israëli’s in Israël, in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever. Dat gebeurt vooral in de periode 1995-’97 en tijdens de tweede intifadah.
In 1988 worden leiders onder wie de twee oprichters Shaqaqi en Odah het gebied uitgezet. Sindsdien staat het hoofdkwartier in Damascus, de hoofdstad van Syrië. De beweging werkt samen met Hezbollah, een radicale islamitische beweging die in Libanon opereert, en krijgt steun van Iran en Syrië.



Bemiddelaars

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Deze raad is door de VN in het leven geroepen om te bemiddelen in gewapende conflicten. Het embleem van de raad toont een bom met een lont waarvan het smeulende uiteinde is afgesneden. De raad heeft vijf permanente leden: de Verenigde Staten, Rusland (tot 1991 de Sovjet-Unie), China, Frankrijk en Groot-Brittannië. Deze leden hebben het vetorecht, dat wil zeggen dat als één of meer van die landen tegen een resolutie stemt, de resolutie van tafel is. Daarnaast heeft de raad tien roulerende leden. Elk bij de VN aangesloten land krijgt bij toerbeurt twee jaar lang een zetel in de Veiligheidsraad. Deze leden hebben géén vetorecht, maar als bijvoorbeeld acht van de tien tijdelijke leden tegen een resolutie stemmen en de overige leden vóór stemmen, is daarmee de resolutie verworpen. Hoewel de Veiligheidsraad enkele belangrijke resoluties inzake het conflict tussen Israël en de Palestijnen heeft aangenomen (zie de tekst over resoluties), kan de raad geen drastische maatregelen nemen tegen Israël, ook al zouden sommige lidstaten van de VN dat willen. Dat komt omdat Israël resoluties van de Veiligheidsraad (en van de Algemene Vergadering) vaak weigert uit te voeren. Ook plegen de VS met hun vetorecht resoluties tegen te houden waarin Israël huns inziens te zwaar wordt veroordeeld of bestraft of ze stemmen voor noch tegen een dergelijke resolutie. Bij Algemene Vergadering gaat deze tactiek niet op; daar hebben alle leden precies één stem en heeft geen enkel lid het vetorecht. Daardoor wordt een resolutie altijd aangenomen als een meerderheid (de helft plus één) vóór stemt.

Het Internationaal Gerechtshof in den Haag
Dit gerechtshof maakt deel uit van de organisatie van de Verenigde Naties. Het is in 1946 opgericht en het is gehuisvest in het Vredespaleis in Den Haag. Het hof bestaat uit vijftien rechters die worden aangesteld door de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad. Het moet geschillen tussen landen helpen oplossen. De Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad kunnen het hof om een ‘adviserende opinie’ vragen. Als het hof een uitspraak doet over een geschil tussen landen, moeten alle betrokken partijen zich daaraan houden. Zie ook hier.

Het Israëlische Hooggerechtshof
Palestijnse bewoners spanden een proces aan tegen de staat Israël, omdat zij zich op allerlei manieren gedupeerd voelden door de bouw van de afscheiding. Het Israelische Hooggerechtshof bepaalt in juni 2004 dat de route van de afscheiding gedeeltelijk moet worden herzien omdat er geen evenwicht bestaat tussen de Israëlische veiligheidsbelangen en de schade die de Palestijnse bevolking ondervindt. Zie verder hier.

De Verenigde Staten
De VS spelen een tweeslachtige rol in het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Enerzijds houden de VS met hun vetorecht resoluties tegen in de VN-Veiligheidsraad die naar de zin van de regering Israël te sterk veroordelen of ze stemmen niet.
Anderzijds leveren de Amerikaanse president en andere politici vaak een belangrijke bijdrage aan vredesbesprekingen tussen Israël en de PLO en later de Palestijnse Nationale Autoriteit. De regering probeert bij dit alles de omvangrijke joodse gemeenschap in de VS te vriend te houden, vooral als de presidentsverkiezingen voor de deur staan. Deze gemeenschap heeft in Washington een machtige lobbygroep. Deze lobby ziet erop toe dat de regering vriendschappelijke betrekkingen onderhoudt met Israël en zich onthoudt van al te scherpe kritiek op het beleid van de Israëlische regering. Op http://www.jewishvirtuallibrary.org/jsource/UN/usvetoes.html is een overzicht van alle resoluties over Israël tussen 1972 en 2004 waar de VS hun veto tegen hebben uitgesproken.

George W. Bush
George Walker Bush, sinds 2000 de president van de Verenigde Staten, komt uit een familie met een bestuurlijke traditie; veel leden van zijn familie werken bij de overheid, en zijn vader was van 1988 tot 1992 ook president van de VS. De Bushfamilie heeft ook belangen in de olie-industrie in Texas. Bush wordt daar in 1994 als gouverneur gekozen, een post die hij tot aan zijn verkiezing tot president in 2000 bekleedt.
Na de aanslagen van 11 september 2001 op het World Trade Centre in New York en het Pentagon in Washington gaat hij zich intensief met het Midden-Ooaten bemoeien en ook met het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Hij roept de ‘oorlog tegen terrorisme’ uit. Hij voert oorlog tegen het bewind in Afghanistan en in Irak omdat die terroristen zouden steunen. Hij wil dat ook de Arabische landen aan deze oorlog meedoen. Om ze achter zich te krijgen, komt hij met een vredesplan om het conflict tussen Israël en de Palestijnen op te lossen. Hij noemt dit plan de ‘Routekaart naar de vrede’.
Van de uitvoering ervan is nog weinig terechtgekomen. Ondertussen houdt Bush de vinger aan de pols bij de bouw van het veiligheidshek. Hij heeft kritiek op het project en vindt het een obstakel voor het bereiken van duurzame vrede tussen Israël en de Palestijnen, maar hij vindt wél dat Israël maatregelen mag nemen om zijn nationale veiligheid te waarborgen en te vergroten. Ook vindt hij dat de PNA méér werk moet maken bij het bestrijden van radicale Palestijnse groepen die aanslagen plegen op Israëli’s.


naar boven