Residential schools werden opgericht, toe er in 1867 een wet van kracht met de titel Indian Act. In die wet staat dat de natives in Canada zich moesten aanpassen aan de Europese en christelijke cultuur. Toen al vormden mensen van Europese komaf een meerderheid in Canada. Daarom ook werden ouders van kinderen op een residential school niet bepaald aangemoedigd om contact te onderhouden met hun kinderen.
Aanvankelijk was het stichten en beheren van residential schools het werk van de regering. Vooral vanaf de jaren ’20 van de 20e eeuw werkten ook kerken hieraan mee. Die zorgden er met name voor dat kinderen van Inuit en andere natives het christendom werd bijgebracht. Onder meer de Anglicaanse Kerk, de Rooms-Katholieke Kerk en de United Church of Canada stichtten en beheerden residential schools.
Tussen 1867 en 1996, toen de laatste residential school in Canada dichtging, zijn ongeveer 150.000 kinderen uit native gezinnen op een residential school geplaatst.
Tegen het einde van de 20e eeuw keerden kerken in Canada zich steeds meer tegen het idee om native kinderen op hun residential schools om te vormen tot model-Canadezen. Ook de Canadese regering keerde zich tegen deze praktijk. Hoe sterk die afkeer was geworden bij de regering, bleek toen het massagraf bij Kamloops was ontdekt.
Nieuw schoolgebouw van de Kamloops Indian Residential School in Kamloops omstreeks 1950
Premier JustinTrudeau sprak toen van “een pijnlijke herinnering aan een donker en beschamend hoofdstuk in de geschiedenis van ons land.”