Marleen is geboren in 1924. Bij het uitbreken van de oorlog is zij 16 jaar.
Ze is geboren in een arbeidersgezin met tien kinderen in Rotterdam en heeft alleen de lagere school gevolgd. Ze werkte eerst voor de nonnen, later als dienstmeisje en vanaf 1941 werkte ze bij een cafetaria.
Tegenover het cafetaria was een veldpost, daar kwamen de Duitse militairen hun post ophalen en dan gingen ze in het cafetaria koffie drinken. Haar cheffin zei over de Duitse jongens tegen de meisjes van het cafetaria: "Kom eens kijken, allemaal 'snoepgoed'."
De meisjes gingen veel samen uit en zeiden tegen Marleen: "'Joh, ga toch gezellig mee, dadelijk valt er een bom op je kop, heb je nooit wat te leven gehad.' En ik dacht: ja dat is eigenlijk zo. En toen ben ik meegegaan. het was gezellig in die cafés, heel veel meisjes en dat was allemaal zingen en gezellig, je merkte eigenlijk niets van de oorlog."
Bij het uitgaan ontmoette ze ook een Duitse jongen. De meisjes waarschuwden haar wel: "Je kan beter niet met een en dezelfde meegaan, want dan willen ze verkering met je. Dat moet je niet doen!" Ze ging daarom niet naar haar afspraak, maar kwam hem later op de avond toch weer tegen. Hij zei tegen haar: "Waar was je nou?". Marleen: "En zo ben ik toch met hem blijven gaan."
Ze hield haar afspraken wel geheim. Als zij een afspraak met haar vriend wilde maken, ging dat via een slager in Vlaardingen. "Hij was matroos en werkte als kok en dan belde ik de slager of hij er was en dan zei die slager ja of nee en dan ging ik erheen. Daar kende me niemand me. Dan gingen we wandelen en naar het café en dan bleven we daar tot ik weer naar huis ging."
Haar familie raakte alles kwijt bij verschillende achtereenvolgende bombardementen. Haar ouders hadden sterke anti-Duitse gevoelens, maar dat gold niet voor haarzelf. Zij stond er nooit bij stil dat haar Duitse vriend behoorde tot de krijgsmacht die haar ouderlijk huis in Rotterdam weggebombardeerd had. "Dat heb ik nooit zo gevoeld. Ik bedoel we zijn één keer door de Duitsers en twee keer door de Engelsen gebombardeerd. In '41 en in '42 allebei door de Engelsen. Dan kan je die toch niet gaan haten? Je wilde een beetje gezelligheid. Zaten we te deinen op de muziek en je dacht dadelijk valt er een bom en dan ben ik er geweest. Dan ben je toch dood."
Haar Duitse vriend betaalde haar drankjes en bracht altijd wel iets voor haar mee. "Hij was een keer naar Denemarken geweest en toen heeft hij handschoenen voor mij meegebracht. Van die zijden handschoenen had ik nog nooit gehad natuurlijk. En een horloge, dat had ik ook nog nooit gehad en nog een kettinkje. Dat hangertje heb ik nog steeds. Die twee jaar met Karl-Heinz waren de mooiste van mijn leven. Ik denk nog altijd aan hem."