Sabine is geboren in 1923. Bij het uitbreken van de oorlog is zij 17 jaar.
Haar vader was een zetbaas bij een bloembollenbedrijf. Alle kinderen moesten meehelpen, overdag in het veld en 's avonds in de schuur bollen pellen.
In 1943 ontmoette ze een Duitse vriend. Voor de eigenaar van een plaatselijk café verrichtte ze verstelwerk bij hem in de kroeg en dan zeiden ze wel eens tegen haar: "'Blijf nog een poosje'. En zo heb ik die Duitse jongens leren kennen. Dan ging je een wandeling maken, lopen en praten met elkaar. In de wintertijd kwam hij haast iedere avond bij ons thuis, want na achten mocht je niet meer op straat. Bij ons in het dorp hadden die jongens ieder hun eigen huissie, waar ze 's avonds kwamen om koffie te drinken en een kaartje te leggen. In de wintertijd schaatsten ze ook bij ons op de Zandvaart en iedereen schaatste mee."
Ten onrechte werd gedacht dat veel meisjes alleen
met een Duitser omgingen omwille van de mooie cadeaus
Bij de bevrijding is Sabine drie maanden zwanger. "Ze kwamen me in mei 1945 ophalen in een motorzijspan. Ik moest mee naar het gemeentehuis om ondervraagd te worden. Toen vroeg hij of ik het wel eens had gedaan met die Duitse jongen. Dat heb ik beaamd. Dat ik in verwachting was, heb ik tegen die vent niet gezegd. Toen zei hij: 'Waarom dan niet met Nederlandse jongens, die waren er toch ook?'"
Ze werd in een interneringskamp opgesloten. Na drie maanden werd ze plotseling op vrije voeten gesteld. "Wanneer je vrijkwam, wist je niet. Je hoorde het altijd onverwachts zonder verhoord te zijn en dan kon je meteen vertrekken. Je kon je spullen pakken. Je kon gaan en je moest maar zien hoe je thuiskwam. Ik werd gelijk ontslagen met twee meisjes uit Haarlem die helemaal kaal waren. Ik geloof dat we er drie uur over hebben gelopen en als je iemand tegenkwam, begonnen ze te schelden en te dreigen dat ze je in elkaar zouden slaan."