Els is geboren in 1924. Bij het uitbreken van de oorlog is zij 16 jaar. Haar ouders waren overtuigde NSB'ers. Volgens haar vader stond die partij voor fatsoen, werk, en orde. Bovendien was hij zeer gelovig en fel tegenstander van het communisme. "Er werd bij ons altijd in de Bijbel gelezen en we gingen trouw naar de kerk. Dat gold voor veel NSB-gezinnen. We hebben ook nooit een ouderling aan huis gehad om mijn vader met de Schrift op tafel op het verkeerde van zijn inzichten te wijzen."
Pas toen de maatregelen tegen de joden werden afgekondigd, kreeg Els het moeilijk met het NSB-lidmaatschap van haar vader. "Mijn vader had diep in zijn hart ook moeite met de jodenvervolging. Ik liep eens met hem door de polder waar hij gras voor zijn konijnen ging snijden. Dan kwam je langs een boerderij waar ze joodse mensen hadden. Door de stalraampjes stonden ze naar buiten te kijken. 'Die mensen zijn toch ook net opgejaagd wild', zei mijn vader dan. 'Breek dan met de NSB als je er moeite mee hebt', zei ik."
Maar dat durfde haar vader niet. Hij was bang dat hij door de andere NSB-leden in zijn familie zou worden gepest en genegeerd.
In 1942 maakte Els kennis met een Duitse jongen die werkte voor de Arbeidsdienst. Volgens haar was hij een "serieuze, gelovige jongen, allerminst een Hitlervriend." Hij stierf in 1944 bij een bombardement op het schip waarmee hij op weg was naar huis.
Kort na de bevrijding kwam de BS haar ophalen. "Ik stond af te wassen toe ze mij kwamen halen. Het was na etenstijd, dinsdag de achtste mei. Ik stond een psalm te zingen en toen keek iemand door het keukenraam. Een man de BS met een geweer in de aanslag. Aan de voorkant van het raam stonden ze ook, met een stengun op het raam gericht. Ik moest mee omdat ik met een Duitser was gegaan. Omdat ik zei dat prinses Juliana dat ook had gedaan, werd ik door een van de mannen verschrikkelijk getrapt."
'Moffenmeiden' op een open kar.
Niet Els.
Els werd met een groot aantal vrouwen in een open kar vervoerd naar een kazerne. De menigte zong hen toe: "Een kale kop, een kale kop met een hakenkruis d'r bovenop." In de kazerne onderzocht de schoolarts haar of ze geen geslachtsziekte had, in de woorden van Els: "omdat ik verkering had gehad met een Duitser. Volkomen naakt moest ik op een tafel gaan liggen. Eerst werd ik betast door een verpleegster en toen kon die arts zijn hart ophalen." De arts verkrachtte haar meermaals en de verpleegster mishandelde haar.
"Toen die man eindelijk klaar was, moest ik op een stoel gaan zitten om mijn haar af te laten scheren. Op mijn geschoren haar werd met oranje menie een hakenkruis gezet. Tot mijn broer mij kwam halen. Die heeft een hoop stennis moeten maken om mij mee te krijgen. Ik vergeet nooit de ontzetting van mijn moeder toen ze mij zag. Zij is de klap nooit meer te boven gekomen."