Oorzaken van honger

Armoede
De belangrijkste oorzaak van honger is armoede.
Miljoenen mensen op de wereld moeten rondkomen van minder dan een euro per dag. Dat is bijna altijd te weinig om er voldoende voedsel voor te kunnen kopen. Vooral op het platteland komt nog veel armoede voor, maar ook in de steden is er voor veel mensen weinig te verdienen.
Hele families leven van wat ze zelf verbouwen, maar hun maaltijd is daardoor wel eenzijdig (elke dag bonen of elke dag maïspap). En als er een keer een oogst mislukt, is er vaak geen geld voor nieuwe zaden.
      Meer over armoede kun je lezen op de speciale webstek voor het VMBO-sectorwerkstuk over armoede.



Droogte
Zonder water geen voedsel. Het meeste voedsel wordt op boerderijen gemaakt. Gewassen en boerderijdieren (koeien, varkens, enz.) hebben water nodig om te groeien en om gezond te blijven.



Van al het zoete water dat mensen wereldwijd gebruiken, wordt 70% in de landbouw gebruikt. Als het lange tijd te weinig of niet regent, besproeien boeren hun gewassen, anders verdorren ze.

In gebieden waar het zelden of nooit regent, kunnen maar weinig planten groeien. Van bovenaf zien deze gebieden er bruin uit omdat er weinig plantengroei is. Ook komen er maar weinig dieren voor. Er is maar weinig water om te drinken en er is voor planteneters weinig te eten omdat er nauwelijks planten zijn. Daar kunnen alleen gewassen worden geteeld en boerderijdieren worden gehouden als er een rivier of meer in de buurt is of waar bronnen te vinden zijn. Boeren halen daar water uit om er hun akkers mee te bevloeien en hun dieren te laten drinken. Waar niet al te diep in de grond water te vinden is, slaan boeren putten om daar water voor hun akkers of voor hun dieren uit te halen.

Die putten worden gevoed door regen en grondwater. Als het lange tijd niet regent, kunnen ze droog komen te staan. Een dergelijk periode van droogte kan jaren duren. Dan verdorren oogsten zodat akkers niets meer opleveren. Ook verdrogen en verdwijnen er grasvlaktes zodat er voor het vee steeds minder te grazen valt. Dieren sterven of boeren slachten hun beesten om aan voedsel te komen. Dat gebeurt bijvoorbeeld in 1974, in 1984 en in 1999 in landen die aan de zuidelijke rand van de Sahara liggen, de Sahellanden.

Niet iedere droogte leidt tot hongersnood. Het zuidoosten van Australië bijvoorbeeld wordt in de eerste maanden van 2003 getroffen door grote droogte waardoor de oogst voor een groot deel mislukt. In de zomer van 2003 heerst er in Frankrijk, Duitsland, Nederland en andere landen in Europa droogte. Toch is er in Australië en Europa geen hongersnood geweest. Hongersnoden worden niet alleen veroorzaakt door droogte.
Zelfs zonder dat er sprake is van droogte, kan er hongersnood ontstaan. Andere oorzaken van honger en chronische ondervoeding kunnen zijn:

Natuurrampen
Dat kunnen overstromingen zijn door zware regenval of een wervelstorm, vulkaanuitbarstingen of andere rampen. In 1815 bijvoorbeeld komt de vulkaan Tambora in wat nu Indonesië heet, tot uitbarsting. Daarbij wordt de oogst in een groot gebied rond de vulkaan vernield. Duizenden mensen sterven meteen, maar in de weken na de uitbarsting sterven nog eens tienduizenden mensen van de honger.

Natuurrampen zijn niet te voorkomen of tegen te houden. Wel kan ná de ramp voedsel naar het getroffen gebied worden gebracht. Soms moet dat met vliegtuigen die voedsel kunnen afwerpen omdat het gebied over land slecht te bereiken is. Dat is vaak het geval na een natuurramp omdat wegen, havens, spoorlijnen en dergelijke door de ramp vernield zijn.

Ongedierte
Op 22 juni 1999 waarschuwt het Wereld Voedsel Programma van de Verenigde Naties dat er in de Hoorn van Afrika zo weinig regen valt dat dit grote gevolgen heeft voor de komende oogst. In 1999 zullen er daarom miljoenen mensen honger lijden. En alsof dit nog niet genoeg is, wordt het graan aangetast door een parasiet. Hordes rupsen vreten het graan aan, worden poppen, vlinders, leggen larven, worden rupsen. De engelse naam voor deze rups is Armyworm, vrij vertaalt legerrups. Waarschijnlijk is deze naam gekozen vanwege zijn legergroene kleur of omdat hij nooit alleen is, altijd met andere rupsen, een leger van rupsen. Ze gedijen het best in een warm klimaat, als het kan een beetje vochtig. Zoals na de regens in april. Er is een type Armyworm dat je kunt aantreffen van half april tot halverwege juni en er is ook een herfst-variant, die leeft vanaf oktober tot de temperatuur afneemt. De rupsen kunnen een hele oogst aanvreten.

Oorlog
In een gebied waar oorlog heerst, kunnen boeren niet het land bewerken en voedsel maken omdat het te gevaarlijk is. Er liggen mijnen op hun akkers of niet-ontplofte bommen en granaten. In andere gevallen vechten boeren als soldaat mee en kunnen daardoor geen voedsel verbouwen.
Verder komt het voor dat een partij in een oorlog de andere probeert uit te hongeren. Dat gebeurt door oogsten te vernielen in het gebied van de tegenpartij of door te voorkomen dat er voedsel naar dat gebied wordt gebracht.
In een gebied waar een oorlog aan de gang is, kunnen mensen die voedsel willen uitdelen vaak moeilijk of niet komen. Het is te gevaarlijk door landmijnen of gevechten, het bestuur van het gebied laat ze niet toe of het gebied is moeilijk te bereiken omdat wegen, spoorlijnen en dergelijke vernield zijn. Voedselhulp komt vaak pas op gang als de oorlog is afgelopen.

Bevolkingsgroei
Als in een gebied de bevolking harder groeit dan de voedselproductie (oogsten, visvangst, jacht), heeft op den duur niet iedereen in dat gebied voldoende te eten. Om dat te voorkomen, kan men meer voedsel naar het gebied brengen. Ook kan de productie nog meer worden verhoogd, bijvoorbeeld door meer grond te gebruiken voor landbouw.

Verdeling
Soms is voldoende voedsel in een land, maar kan het niet van het ene naar een ander gebied gebracht worden, bijvoorbeeld omdat de wegen in het gebied slecht zijn of omdat bruggen vernield zijn. Het gebied kan beter bereikbaar gemaakt worden, maar dat kost veel geld.


Slecht bestuur
Een aantal regeringen heeft te weinig aandacht voor de gewone bevolking. Ze zorgen niet voor goede wegen, transportmiddelen en voedselopslagplaatsen. In plaats daarvan besteden ze het geld aan verkeerde dingen, zoals wapens, munitie, vliegtuigen, en paleizen. Ook geven ze grote buitenlandse bedrijven de gelegenheid om goedkoop van grondstoffen en arbeiders gebruik te maken. De winst van die bedrijven verdwijnt voor een groot deel naar het buitenland. De gewone bevolking ziet weinig van de winst terug. Vaak wordt door oliewinning en mijnbouw het milieu ernstig verstoord.
Er zijn ook grote buitenlandse landbouwbedrijven die uitsluitend voor de export produceren. Die buitenlandse bedrijven hebben meestal de beste landbouwgrond ingenomen.Ook bij deze bedrijven gaat de meeste winst naar het buitenland. De boeren en de bevolking worden hierdoor benadeeld; er had op die grond voedsel voor binnenlands gebruik verbouwd kunnen worden. Sommige regeringen behandelen de bevolkingsgroepen ongelijk. Het voedsel dat er nog is, gaat naar mensen die het eens met de regering zijn.

In Zimbabwe is het voedseltekort ontstaan door een andere vorm van slecht bestuur. De grote landbouwbedrijven van de rijke blanke boeren zijn onteigend. De bedoeling was om deze aan de oorspronkelijke bevolking te geven. In de praktijk is dit helemaal mislukt. De vrienden van de president kregen de bedrijven in bezit. Omdat die geen landbouwervaring hebben, mislukken de oogsten.



De houding van de rijke landen tegenover de Derde Wereld
Veel derdewereldlanden hebben in het verleden veel geld geleend van de rijke landen. Nog steeds hebben die landen een grote schuld. Het geld dat zij aan rente en aflossing betalen, kan beter besteed worden aan wegen, onderwijs, gezondheidszorg, watervoorziening, voedselopslag, landbouwmachines en zaaigoed.
De rijke landen betalen te weinig voor grondstoffen en landbouwproducten uit de Derde Wereld. Terwijl de prijzen van eindproducten (die vooral in het Westen gemaakt worden) blijven stijgen, blijven de prijzen voor grondstoffen en landbouwproducten uit de Derde Wereld vaak gelijk of dalen ze zelfs. Met de inkomsten uit de verkoop van grondstoffen en landbouwproducten kunnen derdewereldlanden steeds minder kopen.
Ook beschermt het westen de eigen landbouw en industrie. Op een product uit de Derde Wereld worden vaak zoveel importheffingen gelegd dat het product niet kan concurreren met producten uit het Westen.
Volgens sommige deskundigen is de droogte in sommige derdewereldlanden het gevolg van klimaatverandering. Die wordt mede veroorzaakt door de luchtvervuiling van de rijke landen.


Meestal ontstaan hongersnoden en chronische ondervoeding door meer dingen tegelijk. Zo kan voedsel een gebied waar de oogst door droogte is mislukt, moeilijk bereiken als de wegen daar door een oorlog of natuurramp zijn vernield.