Waar draait het om?
In het kort gezegd draait het conflict in Kongo om een strijd tussen rivaliserende bevolkingsgroepen die elkaar betwisten om politieke macht, zeggenschap over de rijke voorraad grondstoffen en levensruimte. Omdat de buurlanden militair bij het conflict betrokken zijn, bestaat er grote zorg voor de algemene veiligheid in het Grote Meren-gebied.
Zie voor een verkorte weergave ‘Chronologie van het conflict‘
Zie ook: ‘Hoofdrolspelers‘
De politieke macht
In 1997 neemt rebellenleider Laurent Kabila de macht van president en dictator Mobuto Sese Seko over. Hij hernoemt het land de Democratische Republiek van Kongo (DRC), een naam die hoop schept op een betere toekomst. De buurlanden Oeganda en Rwanda hebben zijn rebellie militair gesteund, volgens hun zeggen omdat ze het Kongolese volk een betere regering toewensten. Maar ze hebben ook een oogje op de grondstoffen van de nieuwe republiek. Het land is rijk aan goud, coltan, diamanten en tropisch hardhout. Al gauw blijkt dat Kabila de democratisering van zijn land niet serieus neemt. Hij verbiedt alle politieke activiteiten behalve die van zijn eigen partij. Oeganda en Rwanda keren zich van hem af. Ook ontstaat er een binnenlandse oppositie voor democratie. Deze oppositie vormt echter geen hecht front: ze organiseren zich in gewapende rebellenbewegingen, verschillen onderling van menig en bevechten achtereenvolgens de Kabila-regering en elkaar. De buurlanden doen ook nog een duit in het zakje. Oeganda en Rwanda geven militaire steun aan elkaar rivaliserende rebellenbewegingen. Dit leidt weer tot onenigheid tussen Rwanda en Oeganda, die er niet voor terugdeinzen hun geschil op Kongolese grond uit te vechten. Om zijn positie te verstevigen verzekert Laurent Kabila zich van de militaire steun van Angola, Zimbabwe, Namibië en de Centraal Afrikaanse Republiek. Zo ontstaat een oorlog waarbij acht landen betrokken zijn.
In 1999 tekenen alle partijen de zogenaamde Lusaka Akkoorden. Hierin wordt afgesproken dat de buitenlandse troepen zich terug zullen trekken en dat iedereen zal meewerken aan een proces van vrede en verzoening. De VN veiligheidsraad stelt de MONUC in (United Nations Organisation Mission in the Democratic Republic of Congo), die op het staakt-het-vuren moet toezien. Al spoedig blijkt dat geen van de partijen zich aan de afspraken houdt. De gevechten gaan door. Inmiddels zijn honderdduizenden burgers op de vlucht voor het geweld. Mensenrechten worden op grote schaal en door alle partijen geschonden. De mensen sterven aan uitputting, ziektes en ondervoeding. Meisjes en vrouwen worden bruut verkracht. Hulporganisaties maken melding van miljoenen burgerslachtoffers, doden, gewonden en ontheemden.

Wanneer President Laurent Kabila in 2001 wordt vermoord, volgt zijn zoon Joseph Kabila hem op. Deze probeert een greep op de chaotische situatie te krijgen door middel van gesprekken met de regeringsleiders van de betrokken landen en besprekingen met de VN. Zijn voornaamste eisen zijn dat Oeganda, Rwanda en Burundi hun troepen uit Kongo terugtrekken, en dat ze met de plundering van grondstoffen stoppen. Rwanda en Oeganda, en ook Angola en Burundi, zeggen toe hun troepen terug te zullen trekken, maar alleen als veiligheid in het grensgebied geen gevaar meer loopt. Ze gebruiken dit steeds als een excuus om in Kongo te blijven.
In december 2002 komen de strijdende partijen overeen dat er een interim-regering, bestaande uit President Kabila en vier vice-presidenten (waaronder twee rebellenleiders), zal worden gevormd. Oeganda en Rwanda hebben zich inmiddels onder zich onder zware internationale druk teruggetrokken. Er zijn aanwijzingen dat ze achter de schermen milities van de Hema en Lendu ondersteunen.
Volkerenstrijd en genocide
Naast de strijd om macht en grondstoffen wordt het conflict gekenmerkt door etnische strijd. In het oosten van Kongo, grenzend aan Oeganda, Rwanda en Burundi, wonen Hutu’s, Tutsi’s en mensen van andere etnische herkomst, de Hunde, Lende, Hema en een aantal pygmeeënvolken. Die samenleving verloopt niet zonder conflicten, er werd en wordt geregeld gevochten over bezit van land en grondstoffen. In 1994 vond in Rwanda een genocide plaats: Hutu’s vermoordden honderdduizenden Tutsi’s. De Tutsi’s kwamen in opstand en namen de macht over. De Hutu’s sloegen massaal (zo’n 1.2 miljoen) op de vlucht naar het buurland Kongo. Onder hen bevonden zich ook de daders van de genocide. De mensen werden opgevangen in vluchtelingenkampen. Hun komst verhevigde de conflicten tussen de verschillende stammen in Kongo.
In 1996 slaat de vlam in de pan, en ontwikkeld het conflict in het oosten zich in een nationale rebellie, bedoelt om de regering van Mobutu omver te werpen. Alle burgers raken bij het conflict betrokken. Kongolese en Rwandese Tutsi-milities vallen de Hutu-vluchtelingen kampen binnen. Weer slaan honderdduizenden mensen op de vlucht. Een stroom vluchtelingen trekt dieper Zaïre binnen. Een aantal van hen sluit zich aan bij de rebellengroep van Laurent Kabila. Een tweede stroom vluchtelingen gaat terug naar Rwanda, in de hoop daar de draad van het gewone leven weer op te kunnen pakken. Maar ook in Rwanda en Burundi laaien regelmatig conflicten op tussen de verschillende stammen.
Ook anno 2003 is de situatie niet verbeterd. Alhoewel de meeste buitenlandse troepen zich inderdaad hebben teruggetrokken, vinden er nog hevige gevechten plaats tussen de milities van de Hema en Lindu, twee rivaliserende stammen in oostelijk Kongo. De pygmeeën hebben hevig te lijden onder de oorlog, er vinden gevallen van kannibalisme plaats. Hulporganisaties waarschuwen voor nog een genocide.
Pygmeeën
De strijd om de grondstoffen
In een wereld waar de strijd om grondstoffen en levensruimte intensiveert, lokken de minerale en andere natuurlijke rijkdommen van Kongo. Steeds meer lijkt het in Kongo om een grondstoffenstrijd te gaan, waarbij het maar de vraag is of de betrokken partijen wel vrede willen. De VN geeft in 2001 een onderzoekteam de opdracht om te analyseren in hoeverre de exploitatie van grondstoffen bijdraagt aan het voortduren van de oorlog. Het team stelt in hun rapport vast dat Oegandese, Rwandese en Burundese militairen op grote schaal betrokken zijn bij de illegale exploitatie in Oost-Kongo van onder andere coltan, goud, diamant, hout, koffie en ivoor. Bovendien zijn er duidelijke aanwijzingen dat westerse mogendheden en multinationale bedrijven de crisis in stand houden om zo te profiteren van de minerale rijkdom van het door oorlog verscheurde land. Het rapport zegt letterlijk:
“We are surprised at the huge extent of the wheeling and dealing we found. All those involved in the Congo conflict were benefiting greatly. The only ones suffering were the Congolese people.”
Vrijwel alles en iedereen is bij de plundering van de natuurlijke rijkdommen betrokken: Hoge regeringsfunctionarissen, rebellengroepen, buitenlandse regeringen, olie-maatschappijen, en individuele schatzoekers. De betrokkenheid varieert van het financieren en trainen van gewapende milities, en radicale islamitische organisaties als Hezbollah en Al Kaida tot het sluiten van exclusieve handelscontracten voor de exploitatie van goud en diamanten, coltan en olie. De bedragen die in het illegale circuit omgaan zijn gigantisch: alleen al de illegale diamanthandel wordt geschat op $ 400 miljoen jaarlijks. In Rwanda worden geen diamanten gevonden, toch is het land nu een belangrijke exporteur van diamanten… Tachtig procent van alle coltan komt uit het oostelijke gedeelte van Kongo. In de hoogtijdagen van de communicatietechnologie brengt een kilo coltan $600,– per kilo op. En er zijn genoeg gretige afnemers van de buit.
Ook de kinderen worden bij de plundering betrokken. Soms moeten ze wel, al was het alleen maar om te overleven. Door de oorlog zijn hun ouders of omgekomen, of niet meer in staat voedsel te verbouwen. Om toch wat geld te verdienen worden de kinderen verhuurd als arbeiders om goud te zoeken.
Ook voor de natuur en de dieren heeft deze ongecontroleerde exploitatie van grondstoffen gevolgen. De grond wordt omgeploegd en bomen gekapt. Dit veroorzaakt grondverschuivingen en erosie. Het zoeken naar diamanten, coltan en goud vervuilt de rivieren. De mensen gaan ook de nationale parken in om daar naar grondstoffen te zoeken. Ze kappen bomen voor hutten en vuur, en stropen dieren voor het vlees. In het oostelijk deel van Kongo ligt het park Kahuzi Biega, een van de laatste plekken waar de bedreigde Laagland Gorilla woont. Er wordt geschat dat 80% van de Gorilla’s zijn omgekomen. Milieubeschermingorganisaties roepen internationale bedrijven geen grondstoffen in hun producten te verwerken die uit de illegale handel komen.
Bemiddeling
Internationaal
De internationale bemiddeling komt laat op gang, iets wat de internationale gemeenschap onder andere door sommige (inter)nationale NGO’s en later ook de president van Kongo Joseph Kabila voor de voeten geworpen wordt. Er wordt gesteld dat er voortekenen waren van de op handen zijnde genocide, maar de internationale gemeenschap zich bewust afzijdig hield. De VN komen pas echt in actie na de genocide in 1994, waarbij het accent ligt op hulpprogramma’s voor de honderdduizenden vluchtelingen in de kampen langs de grensgebieden. Er vinden enkele bemiddelingspogingen plaats, maar die leiden niet tot de gewenste resultaten. Pas in 1999 tekenen Laurent Kabila en een aantal rebellengroepen de Lusaka Akkoorden, die tot stand komen onder supervisie van de veiligheidsraad van de VN.
Inzet van een VN vredesmissie
Een VN-vredesmissie, de MONUC, moet erop toezien dat de Lusaka Akkoorden worden nageleefd. Het blijkt een onmogelijke taak. Geen van de partijen houdt zich aan de afspraken. Bemiddelingspogingen worden keer op keer gefrustreerd, niet in de laatste plaats omdat sommige rebellengroeperingen uitgesloten zijn van de besprekingen. Kabila weigert met hen in onderhandeling te treden. Pas in 2002, wanneer de zoon van de inmiddels vermoorde Laurent Kabila, Joseph Kabila, de macht heeft overgenomen, worden er gesprekken gehouden met alle rebellengroeperingen, en komt de Inter-Kongolese Dialoog op gang. Heel geleidelijk aan stabiliseert de situatie en wordt er een begin gemakt met de terugtrekking van buitenlandse troepenmachten.
Het Internationaal Strafhof
Het Internationale Gerechtshof heeft uitspraak gedaan in het geding om voorlopige voorzieningen dat Kongo tegen Oeganda heeft aangespannen. Beide partijen moeten zich houden aan resolutie 1304 van 16 juni 2003 waarin bepaald wordt dat Oeganda en Rwanda zich onmiddellijk uit Kongo moeten terugtrekken. Verder merkt het Hof op dat de gevechten tussen Oeganda en Rwanda op Kongolees grondgebied een groot aantal burgerslachtoffers heeft gemaakt en substantiële schade heeft toegebracht aan bezittingen.
Internationaal Tribunaal
De Kongolese regering heeft bij de VN een officieel verzoek ingediend voor een Internationaal Tribunaal, ondermeer om de activiteiten van Rwanda en Oeganda aan de kaak te stellen en oorlogsmisdadigers te berechten.
De vertegenwoordiger van de pygmeeën, Sinifaso Makelo, dringt er bij de Internationale gemeenschap op aan een tribunaal op te richten om de rebellen en de regeringssoldaten in Kongo te vervolgen die pygmeeën hebben gedood en opgegeten.
“Er zou een markt zijn voor Pygmee-vlees. Het vlees geeft volgens sommige rebellen bijzondere krachten. VN-medewerkers bevestigden eerder dit jaar dat twaalf Pygmeeën zijn gekookt en opgegeten.
Bron: Trouw, mei 2003: VN-Tribunaal voor kannibalisme bepleit.
Nationaal
Gedurende het conflict en de algehele desoriëntatie is de kerk de enige organisatie met een min of meer intact netwerk. Lokale NGO’s maken van dit netwerk gebruik om vredesprogramma’s op te zetten. Door middel van een Nationale Campagne voor Blijvende Vrede spreken ze zich uit voor vrede, terugtrekking van de buitenlandse troepen en voor democratie. Ook drukken ze de burgerbevolking op het hart zich niet te laten ophitsen door volksleiders die oproepen tot etnische haat.
“
Etnische conflicten: oproep tot haat via de radio
In 1998 tijdens het conflict tussen de Tutsi’s en de Hutu’s roept de door Hutu’s gecontroleerde radio in Bunia openlijk op tot het afslachten van Tutsi’s, die ‘lange, tengere mensen met lange neuzen, die ons willen overheersen’.
It should be stressed that people must bring a machete, a spear, an arrow, a hoe, spades, rakes, nails barbed wire, stones and the like, in order, dear listeners, to kill the Rwandan Tutsi’s, who are currently in Ituri district. So what should they do against Rwandan Tutsi’s? They must attack them. Whenever you see a Rwandan Tutsi, regard him as your enemy. We shall do everything possible to free ourselves from the grip of the Tutsi’s. Open your eyes wide. Those of you who live along the road, jump on the people with long noses, who are tall and slim and want to dominate us.”
Bron: Wereldomroep, Radio Nederland
Stellingname tegen de oorlog is niet zonder gevaar: Kabila zowel als de rebellengroepen verdragen geen vrije mening. Niet zelden worden leden van NGO’s opgepakt, gevangen gezet en gemarteld. Er is een NGO die zich niet de politieke mond laat snoeren, de ASADHO (de African Association for the Defense of Human Rights in Congo/Kinshasha). Deze organisatie dringt er bij de VN op aan om druk op de regering uit te oefenen. Dit gebeurt: in juni 2001 tekent en ratificeert de Kongolese regering een amendement van de VN-Conventie over de Rechten van het Kind dat oproept tot stopzetting van het gebruik van kindsoldaten.
Vooruitzichten
De situatie lijkt zich iets te stabiliseren. De meeste betrokken landen hebben hun troepen teruggetrokken en Rwanda en Oeganda hebben aangegeven hun betrekkingen met Kongo te willen normaliseren. MONUC heeft versterking gekregen en heeft het mandaat om met militaire middelen het vredesproces te ondersteunen. In juli 2003 is er een overgangsregering geïnstalleerd, bestaande uit een president en vier vice-presidenten. Ook de Mai Mai en de UPC hebben toegezegd deze overgangsregering accepteren.
Maar er zitten wel dikke adders onder het gras: in hoeverre is het Joseph Kabila ernst met het democratiseringsproces? Tot nu toe is er nauwelijks sprake van vrijheid van meningsuiting en politieke oppositiegroepen worden nauwelijks getolereerd.
Ook aan Rwanda’s goede intenties wordt getwijfeld. Er gaan geruchten dat President Kagame oostelijk Kongo in wil lijven in een nieuw te stichten republiek, de Republiek van de Grote Meren van de Vulkaan. Ondertussen zijn de oostelijke provincies Kivu en Ituri in Kongo het toneel van gevechten tussen de Hema en Lendu, waarbij zeggenschap over de hulpbronnen de grootste drijfveer lijkt te zijn. Hun milities terroriseren de burgerbevolking.
Voor het vredesproces is voortzetting van de Inter-Kongolese dialoog -op het lokale en nationale niveau- cruciaal. Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, heeft de internationale gemeenschap opgeroepen te helpen met de wederopbouw. De MONUC wordt versterkt met een VN-interventiemacht, die de militaire middelen heeft om geweld tussen de strijdende partijen te voorkomen en de bevolking te beschermen.
Op internationaal niveau is het van groot belang dat een definitieve oplossing voor het Kongolese conflict gezocht wordt in betere betrekkingen tussen de landen (en de verschillende etnische groeperingen) in het Grote Meren-gebied. De landen van de internationale gemeenschap moeten zich bezinnen op hun rol die zij spelen bij het gevecht om de grondstoffen.
|