Bron: veiligheid

Altijd loert er gevaar als je op reis bent, voor jezelf en voor andere mensen.

Soms komt het door het weer. Denk maar aan dichte mist, harde windstoten, grote takken en hele bomen op de weg na een storm, ijzel en sneeuw. Als het hard regent, raakt het wegdek bedekt met een laag water. Daardoor kunnen voertuigen gemakkelijk gaan slippen. Verraderlijk zijn vooral mistbanken. Je zit er in voor je er erg in hebt en ziet het overige verkeer nauwelijks meer.

Ongelukken op de weg gebeuren ook door mankementen aan het voertuig zoals afgesleten banden en remmen die het niet goed meer doen. Wil je veilig reizen, dan moet het voertuig in ieder geval in orde zijn.

Het grootste gevaar komt echter van de bestuurders zelf. Om te beginnen rijden bestuurders vaak sneller dan is toegestaan. Hoe sneller je rijdt, hoe minder tijd je hebt om te reageren op onverwachte gebeurtenissen op de weg vóór je. Dat kan een dier zijn dat onverwachts de weg op komt, een voetganger, een kind dat achter een bal aan holt of een ander voertuig dat plotseling hard afremt. Mensen kruipen achter het stuur nadat ze (veel) gedronken hebben of drugs gebruikt hebben. Daardoor kunnen ze minder snel reageren op onverwachtse gebeurtenissen op de weg. Ook houdt niet iedereen zich aan de verkeersregels, bijvoorbeeld door geen voorrang te verlenen aan andere weggebruikers waar dat moet.

Verder rijden mensen soms te lang achter elkaar waardoor ze vermoeid raken. Daardoor kunnen ze eveneens niet meer zo snel reageren op iets dat onverwachts gebeurt. Ten slotte doet niet iedere autobestuurder zijn veiligheidsgordel om en niet iedere motorrijder en bromfietser een helm op. Als ze dan een ongeluk krijgen, lopen ze meer kans om gewond te raken of zelfs de dood te vinden. 

(c) cmo - 2010